ECLI:NL:RBOVE:2016:1533

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
08.760010-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vuurwapen en munitie in Deventer

Op 2 mei 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man, die op 9 januari 2016 in Deventer met een vuurwapen heeft geschoten op twee mannen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte heeft op relatief korte afstand met een revolver op de slachtoffers geschoten, waarbij hij hen heeft bedreigd met de woorden: "Ik schiet je dood, jullie allemaal, jullie gaan er aan allemaal". De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers, maar dat er geen voorbedachte raad kon worden bewezen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij spijt heeft van zijn handelen, maar de rechtbank vond de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaarwegend genoeg voor een substantiële gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen tot een bedrag van € 2.500,-- per slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760010-16 (P)
Datum vonnis: 2 mei 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
verblijvende in de PI Leeuwarden te Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Reah en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 9 januari 2016 te Deventer heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te vermoorden, dan wel te doden of zwaar te verwonden door met een vuurwapen op deze [slachtoffer 1] te schieten;
Op 9 januari 2016 te Deventer heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te vermoorden, dan wel te doden of zwaar te verwonden door met een vuurwapen op deze [slachtoffer 2] te schieten;
Op 9 januari 2016 te Deventer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Op 9 januari 2016 te Deventer een vuurwapen en/of munitie heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2016 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
[slachtoffer 1] van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een revolver, althans een vuurwapen, op (zeer) korte afstand (gericht) heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair ter zake dat
hij op of omstreeks 09 januari 2016 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal met een revolver, althans een vuurwapen, op (zeer) korte afstand (gericht) heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 09 januari 2016 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
[slachtoffer 2] van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een revolver, althans een vuurwapen, op (zeer) korte afstand (gericht) heeft geschoten in de richting van die[slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 09 januari 2016 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal met een revolver, althans een vuurwapen, op (zeer) korte afstand (gericht) heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 09 januari 2016 te Deventer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood, jullie allemaal, jullie gaan er aan allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 09 januari 2016 te Deventer een vuurwapen van categorie III, onder I, te weten een Amadeo Rossi 274, kaliber .38 special, en/of een of meer munitie(s), te weten kogelpatro(o)n(en), merk Geco, kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting - overeenkomstig de inhoud van het door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijk requisitoir - gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken voor het onder 3 ten laste gelegde, de bedreiging van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] .
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 primair in de tweede plaats en onder 2 primair in de tweede plaats ten laste gelegde – de poging doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] - en voor het onder 4 ten laste gelegde – het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie - tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van het voorarrest.
Kortgezegd heeft de officier van justitie hiertoe ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte op 9 januari 2016 meermalen heeft geschoten met een vuurwapen. Verdachte heeft dit ook bekend. Uit de bewijsmiddelen kan tevens worden afgeleid dat met scherp is geschoten. Verdachte heeft verklaard dat hij niet de bedoeling had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden, maar door op korte afstand in de richting van
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te schieten heeft verdachte volgens de officier van justitie voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehad. Volgens de officier van justitie is geen sprake geweest van voorbedachte raad, zodat verdachte van dit onderdeel van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft tot slot ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich - overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van alle vier de ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen.
Hiertoe heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte geen vooropgezet plan had om op 9 januari 2016 iemand neer te schieten en dat het geheel zich binnen 15 seconden heeft afgespeeld, zodat geen sprake is geweest van een vooropgezet plan dat na kalm beraad is uitgevoerd. De voorbedachte raad kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft voorts betoogd dat bij verdachte geen sprake is geweest van opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook heeft verdachte door het schieten met een vuurwapen niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Op basis van het dossier kan immers niet worden vastgesteld of kogels zijn afgevuurd en zo ja, waar de kogels terecht zijn gekomen, wat de precieze afstand was tussen verdachte en het vermeende doel en onder welke hoek het wapen is afgevuurd. Daarbij had verdachte de intentie om bewust naast het doel te richten.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een poging, nu verdachte vrijwillig is teruggetreden.
De raadsman van verdachte heeft voorts betoogd dat vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde moet volgen, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Tot slot heeft de raadsman ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet in de tenlastelegging is opgenomen dat het bezit van een wapen en/of munitie zonder verlof of in strijd met de wet heeft plaatsgehad.
De raadsman heeft zich ten aanzien van een eventuele strafoplegging primair op het standpunt gesteld dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kan worden gelijk aan het voorarrest, al dan niet met een voorwaardelijk strafdeel en subsidiair oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarnaast een geheel of deels voorwaardelijke taakstraf.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Inleiding
Op zaterdag 9 januari 2016 omstreeks 09.28 uur heeft de politie een melding ontvangen dat er zou zijn geschoten op de locatie [adres 2] te Deventer. De schutter zou zijn weggereden in een witte vrachtwagen. De politie is met meerdere eenheden ter plaatse gegaan.
Daar heeft de politie gesproken met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Op datzelfde moment is de witte vrachtwagen weer teruggekomen en is de bestuurder – te weten verdachte – door de politie aangehouden.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 januari 2016 met een vuurwapen meermalen heeft geschoten. Tijdens het verhoor op 11 januari 2016 heeft verdachte verklaard dat hij het wapen na het schietincident had verstopt onder een blauwe container op het woonwagencentrum aan de [adres 3] te Deventer.
Op 11 januari 2016 heeft de politie op de door verdachte aangewezen plek een vuurwapen aangetroffen.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op
9 januari 2016 te Deventer met een vuurwapen meermalen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten.
Dit bewijs kan voornamelijk worden gevonden in de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] en de eigen verklaring van verdachte. De rechtbank overweegt voorts dat deze verklaringen deels worden ondersteund door camerabeelden die van de schietpartij zijn gemaakt en waarvan processen-verbaal zijn opgemaakt. Deze camerabeelden zijn tevens ter terechtzitting bekeken.
Uit voornoemde bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte op 9 januari 2016 met zijn witte autoambulance naar de ingang van [bedrijf slachtoffers] is gereden en is uitgestapt op het moment dat [slachtoffer 1] naar zijn auto is gelopen. Op dat moment is ook [slachtoffer 2] in de richting van de ingang gelopen. Uit de eigen verklaring van verdachte en uit de getuigenverklaringen is gebleken dat verdachte op dat moment een vuurwapen in zijn rechterhand had en daarmee meermalen heeft geschoten.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op zware mishandeling van aangevers had. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het vuurwapen dat is aangetroffen aan de [adres 3] te Deventer hetzelfde vuurwapen is waarmee verdachte op 9 januari 2016 heeft geschoten en zo ja, of verdachte met een vuurwapen met daarin scherpe munitie heeft geschoten. De rechtbank beantwoordt deze vragen bevestigend.
Naar aanleiding van de aanwijzingen van verdachte zelf over de plaats waar hij het vuurwapen kort na de schietpartij had verstopt - te weten onder een blauwe container aan de [adres 3] -, hebben verbalisanten daar inderdaad een vuurwapen aangetroffen. Dit aangetroffen vuurwapen past in de omschrijving die beide aangevers [slachtoffers] van het vuurwapen hebben gegeven, namelijk een zilverkleurig wapen. Daarnaast is ook een vuurwapen zichtbaar op de camerabeelden die ter zitting zijn getoond dat zilver van kleur is. De rechtbank is gelet hierop - in tegenstelling tot de verdediging - van oordeel dat het op 11 januari 2016 aangetroffen vuurwapen onder de container aan de [adres 3] hetzelfde vuurwapen is als waarmee verdachte op 9 januari 2016 heeft geschoten.
Voorts is uit het politieonderzoek naar dat wapen en de daarin aangetroffen munitie gebleken dat sprake is geweest van kogelpatronen - zijnde scherpe munitie - en dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij wist dat het een vuurwapen was met daarin scherpe patronen.
De tweede vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte met het vuurwapen met scherpe munitie gericht op aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten. De rechtbank beantwoordt ook deze vraag bevestigend.
Op de camerabeelden zoals deze ter zitting zijn getoond, is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk zichtbaar dat verdachte op 9 januari 2016 eerst met zijn vuurwapen heeft gericht op [slachtoffer 1] die in het verlengde van de gestrekte arm van verdachte met daarin het vuurwapen stond en toen tweemaal heeft geschoten. Daarna is op de camerabeelden zichtbaar dat verdachte zijn arm met daarin het vuurwapen naar links heeft bewogen en heeft gericht op [slachtoffer 2] die in het verlengde van de arm van verdachte met daarin het vuurwapen stond en toen eenmaal heeft geschoten. Daarbij is uit de camerabeelden en de getuigenverklaringen gebleken dat verdachte op dat moment op relatief korte afstand stond van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Aangever [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat verdachte op een afstand van 3 tot 5 meter van hem af stond toen verdachte schoot en de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat de afstand tussen verdachte en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] 4 tot 5 meter was.
Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte op 9 januari 2016 daadwerkelijk – met scherpe munitie – van relatief korte afstand tweemaal gericht op [slachtoffer 1] heeft geschoten en eenmaal gericht op [slachtoffer 2] heeft geschoten.
Door met een vuurwapen met scherpe munitie meermalen gericht te schieten op personen bestaat, naar algemene ervaringsregels, een aanmerkelijke kans dat de personen geraakt zouden kunnen worden door de door de schutter afgevuurde kogels en daarbij letsel zouden kunnen oplopen waarvan de dood het gevolg kan zijn. De voornoemde gedragingen van verdachte kunnen in dit geval naar hun uiterlijke verschijningsvorm genomen dan ook worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van een levensgevaarlijke verwonding aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg daarvan, de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bewust moet hebben aanvaard.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte de intentie had om bewust naast het doel te schieten. De rechtbank overweegt dat de intentie van verdachte om zijdelings langs aangevers te schieten, alleen van invloed is op de aanmerkelijke kans als aannemelijk is dat de schutter die intentie ook kan waarmaken. Dat kan het geval zijn als de schutter een zodanig goede schutter is dat hij trefzeker kan bepalen waar zijn schot zal raken. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het vuurwapen met daarin de scherpe munitie drie jaar geleden had gevonden in een sloopauto en het vuurwapen in zijn garagebox had gelegd en nooit had gebruikt tot 9 januari 2016. Gelet op het tijdsverloop en de verklaring van verdachte dat hij tot de dag van 9 januari 2016 niet had geschoten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeker niet als een geoefend schutter is aan te merken. Ten aanzien van de afstand van verdachte tot aangevers heeft de rechtbank hiervoor reeds overwogen dat deze relatief gering was. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat er geschoten is in de richting van personen op een zodanige afstand dat een onervaren schutter weliswaar beoogd kan hebben langs iemand te schieten maar dat daardoor juist de aanmerkelijke kans is ontstaan dat aangevers dodelijk zouden worden getroffen. De aanmerkelijke kans dat het schieten de dood tot gevolg heeft, is voor wat betreft [slachtoffer 1] tevens vergroot doordat verdachte niet één- maar meermalen heeft geschoten.
Op grond van deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, oordeelt de rechtbank dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet op de dood van aangevers heeft gehad.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank dan ook van oordeel dat het onder
1 primair in de tweede plaats ten laste gelegde en het onder 2 primair in de tweede plaats ten laste gelegde - te weten poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] -, wettig en overtuigend is bewezen.
Voorbedachte raad
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op
9 januari 2016 heeft gehandeld met voorbedachte raad, zodat verdachte van dit onderdeel vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde - de bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] - dient te worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op
9 januari 2016 in het bezit is geweest van een vuurwapen met daarin munitie.
Verdachte heeft immers verklaard dat hij in het bezit was van een vuurwapen met daarin scherpe munitie en dat hij dit vuurwapen op 9 januari 2016 heeft meegenomen naar [bedrijf slachtoffers] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen, het proces-verbaal van onderzoek wapen en het aanvullend proces-verbaal is voorts gebleken dat het vuurwapen van verdachte een revolver is van het merk Amadeo Rossi en valt onder categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie en dat ook de in de revolver aangetroffen kogelpatronen vallen onder categorie III van de Wet wapens en munitie.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat in de tenlastelegging niet is opgenomen dat het bezit van het wapen en/of munitie zonder verlof of in strijd met de wet heeft plaatsgehad.
Het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen en munitie is strafbaar gesteld in artikel 26, eerste lid Wet wapens en munitie. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is op personen die houder zijn van een verlof- of jachtakte. Naar het oordeel van de rechtbank is het hebben van een verlofakte een omstandigheid die de strafbaarheid van de houder uitsluit maar is dat geen bestanddeel dat in de tenlastelegging dient te worden opgenomen, zodat het verweer van de verdediging dient te worden verworpen.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting niet komen vast te staan dat verdachte houder was van een dergelijke verlofakte. Daarmee is de uitzonderingsbepaling van artikel 26, tweede lid van de Wet wapens en munitie op verdachte niet van toepassing.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte op 9 januari 2016 het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad, zoals onder 4 is tenlastegelegd.
4.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair in de tweede plaats, 2 primair in de tweede plaats en
4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 09 januari 2016 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, meermalen, met een revolver, althans een vuurwapen, op (zeer) korte afstand (gericht) heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 09 januari 2016 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven eenmaal, met een revolver, althans een vuurwapen, op (zeer) korte afstand (gericht) heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 09 januari 2016 te Deventer een vuurwapen van categorie III, onder I, te weten een Amadeo Rossi 274, kaliber .38 special, en munitie, te weten kogelpatro(o)n(en), merk Geco, kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en bij de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2 primair:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 4:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III,en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Vrijwillige terugtred

De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten betoogd dat geen sprake is geweest van een strafrechtelijke poging, omdat bij verdachte sprake zou zijn van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Het als beoogd veronderstelde misdrijf is niet voltooid als gevolg van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn geen concrete feiten en omstandigheden gebleken waaruit de door de verdediging gestelde vrijwillige terugtred volgt. Verdachte is immers op 9 januari 2016 met een vuurwapen met daarin scherpe munitie naar [bedrijf slachtoffers] gegaan en heeft daar daadwerkelijk driemaal met scherpe munitie geschoten maar beide aangevers daarbij niet geraakt. Mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen aangaande het bij verdachte aanwezig veronderstelde voorwaardelijk opzet op de dood, kan dit niet als vrijwillige terugtred worden aangemerkt.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] én op [slachtoffer 2] door met een vuurwapen met daarin scherpe munitie op relatief korte afstand gericht op beide heren te schieten.
Een poging tot doodslag is een zeer ernstig strafbaar feit. Verdachte, een ongeoefend schutter, heeft op klaarlichte dag met een vuurwapen geschoten in de richting van beide aangevers. Verdachte heeft impulsief en zeer lichtvaardig gehandeld en totaal niet nagedacht over de gevolgen van zijn actie. Verdachte heeft met zijn gedrag een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor aangevers in het leven geroepen. Dat aangevers het hebben overleefd is geenszins te danken aan het handelen van verdachte. Voorts was het ook voor andere personen levensgevaarlijk. Diverse mensen waren op het bedrijventerrein aanwezig en hebben de schoten gehoord en gezien. Sommigen bevonden zich zelfs in de richting van de loop van het vuurwapen. Schieten in de openbaarheid leidt ook tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Het schietincident heeft een grote impact op aangevers gehad, zoals onder meer is gebleken uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is gevaarlijk en kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen, zoals in dit geval ook gebleken is. De samenleving moet worden beschermd tegen het ongecontroleerd en illegaal bezit van wapens onder burgers. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 17 februari 2016, opgemaakt door A. Geertsma en
  • het uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 21 maart 2016.
Uit voornoemd reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte en zijn familie al generaties zijn gebrouilleerd met de familie [slachtoffers] . Beide families hebben van de gemeente Deventer een sloopbedrijf toegewezen gekregen met een gezamenlijke oprit. Dit geeft al jaren veel spanningen over en weer.
Op 9 januari 2016 was verdachte dusdanig boos en angstig dat hij zich heeft laten meeslepen door zijn emoties. Verdachte heeft aangegeven spijt te hebben van zijn handelen.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen zonder meer een gevangenisstraf van een substantiële omvang. Nu deze gevangenisstraf meer dan vier jaar zal bedragen, zal de rechtbank gelet op artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht niet een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een gevangenisstraf van zes jaar passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats slachtoffer 1] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.000,-- (drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- immateriële schade van € 3.000,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de hoogte van de vordering moet worden gematigd, omdat geen sprake is geweest van een poging tot doodslag, maar hooguit van een bedreiging met een vuurwapen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Gelet op de aard van het bewezen verklaarde misdrijf en de door de benadeelde partij beschreven gevolgen bestaande uit slecht slapen en de psychische belasting acht de rechtbank causaal verband tussen die klachten en de poging tot doodslag door verdachte evident en voldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de genoemde extra psychische belasting vanwege de omzetdaling niet voldoende is onderbouwd.
De rechtbank acht gelet hierop de vordering tot schadevergoeding in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats slachtoffer 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.500,-- (drieduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- immateriële schade van € 3.500,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt toegewezen tot een bedrag van € 3.500,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de hoogte van de vordering moet worden gematigd, omdat geen sprake is geweest van een poging tot doodslag, maar hooguit van een bedreiging met een vuurwapen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Gelet op de aard van het bewezen verklaarde misdrijf en de door de benadeelde partij beschreven gevolgen bestaande uit slecht slapen en de psychische belasting acht de rechtbank causaal verband tussen die klachten en de poging tot doodslag door verdachte evident en voldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij de hoogte van de vordering die aan [slachtoffer 1] wordt toegewezen. De rechtbank acht gelet hierop de vordering tot schadevergoeding in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair in de tweede plaats, 2 primair in de tweede plaats en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 4: het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2016.
Buiten staat
Mrs. Versteeg en Van der Maden zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Nederland, Eenheid Oost, District IJsselland Zuid, recherche Deventer met nummer 2016069820 z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 9 januari 2016 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(..) Ik ben zelfstandig ondernemer en eigenaar van [bedrijf slachtoffers] te Deventer,
gevestigd op het adres [adres 2] . Ik handel met mijn zoon [slachtoffer 2] in oud
ijzer en sloopauto’s.(..) Ik was vanmorgen, zaterdag 9 januari 2016 omstreeks 6.30 uur bij mijn bedrijfsterrein aangekomen aan de [adres 2] in Deventer.(..) Ik zag vanuit de richting van de doorgaande weg, de witte oprij auto van [verdachte] aan komen rijden. Ik stond ca. 8 meter van mijn toegangshek af. De witte oprijauto (Mercedes 711 dacht ik) van [verdachte] reed richting zijn bedrijf op nummer [nummer] , maar stopte pal voor mijn hoofdingang. Ik zag dat [verdachte] achter het stuur van die oprijauto zat en dat zijn zoon [zoon verdachte] daarnaast op de passagiersplaats, rechts voorin zat. Ik schat dat het ongeveer 09.30 uur was, maar de tijd staat wel op de beveiligingsbeelden. Ik zag dat [verdachte] vanachter het stuur links uit zijn oprijauto stapte. Ik liep op hem toe, omdat ik dacht dat hij iets wilde vragen. Ik zag dat dat [verdachte] een stoffen korte jas aan had. Een lichtgrijs, bruinige jas. Ik zag dat hij toen zijn rechterhand in zijn rechter jaszak deed en die er weer uit trok.
Ik zag dat hij toen een nikkelen pistool een Colt met een rond ding, volgens mij in zijn rechterhand hield. Ik zag de koperkleurige kogels in dat ronde ding zitten. Het was een chroomkleurige en ongeveer 20 a 25 cm groot pistool. Ik zag dat bij dat pistool op mij richtte. Ik schrok me de rot tering. Ik dacht hij schiet me dood. Ik hoorde hem roepen : “Ik schiet je dood, jullie allemaal, jullie gaan er aan allemaal.” Op dat moment stond ik ter hoogte van mijn geparkeerde auto en [verdachte] stond ongeveer op een afstand van 3-5 meter. Ik dook direct in een reactie weg draaide me om en zag toen dat mijn zoon [slachtoffer 2] en die Turkse jongen [getuige 3] , rechts kort achter mij stonden op dat moment. Op het moment dat ik schrok en hij dat wapen richtte, hoorde ik een harde knal. Hij schoot direct. Ik dook naar achter weg en begon weg te rennen richting onze loods. Ik hoorde daar nog twee knallen, toen we met z’n drieën naar de loods renden. Het kan ook zijn dat bij 4 keer heeft geschoten. Ik was erg bang dat hij ons dood zou schieten. Ik vreesde voor mijn leven. Ik snap nog niet dat hij ons gemist heeft, want ik keek op die afstand gewoon recht in de loop van dat wapen.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 9 januari 2016 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
(..) Plaats delict : [adres 2] te Deventer
Pleegdatum/tijd : Op zaterdag 09 januari 2016 rond 09.23 uur (..)
Wij zagen vanuit de kantine de witte ambulance auto van [verdachte] om de hoek komen aanrijden. Hij reed hard. Mijn vader ging daarop gelijk naar buiten. Ik ging met hem mee. Daarop zagen wij dat [verdachte] stopte voor de ingang van ons bedrijf en uitstapte. Daarna riep hij nog iets. (..) Hij maakte een erg gejaagde en boze indruk. Mijn vader en ik liepen naar hem toe omdat we dit wilden uit vechten. Mijn vader stond op dat moment naast de achterkant van zijn auto. En toen ging het snel, toen pakte [verdachte] uit zijn rechterjaszak een verchroomd zilverachtige revolver. Ik hoorde later dat het een Colt was omdat het zo’n ronde rol had. En toen schoot hij in 1 keer en ik dacht echt. .. .we gaan er aan. [verdachte] stond ook echt heel dichtbij mijn vader ik denk dat de afstand ongeveer anderhalve tot drie meter was. [zoon verdachte] zat naast [verdachte] in de auto. (..) [verdachte] schoot in eerste instantie richting mijn vader. Mijn vader draaide zich om en het leek alsof hij naar zijn buik greep. Daardoor dacht ik ook dat hij geraakt was. Daarna ben ik omgedraaid en ben ik gaan rennen. Ik heb later op de beelden gezien dat [verdachte] ook van richting veranderde tijdens het schieten. Hij schoot ook in mijn richting. Ik rende weg en [getuige 3] , dat is een maat van mij, liep volgens mij achter mij aan. (..) De kogels vlogen het terrein op het is een wonder dat niemand geraakt werd. (..) Ik ben vervolgens richting de schuur gerend en daar heb ik de politie gebeld. Dit was dus ongeveer om 09.38 uur.
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] d.d. 10 januari 2016 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 5] :
(..) Een keertje draaien de stoppen door. Dat was gisteren. Mijn vader stapte uit de vrachtwagen en schoot. Ik weet niet waarom. We werden gebeld dat [slachtoffer 1] weer lastig was geweest. We kwamen daar en toen schoot mijn vader op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . (..) Mijn oom [naam 2] belde dat ze weer ruzie aan het maken waren. Mijn oom was alleen en [slachtoffer 1] kwam met een man of 5 a 6. Mijn vader zei toen dat hij een pistool ging nemen. (..) Ik heb gezien dat hij dat wapen in zijn jaszak had. (..) Ik zag [slachtoffer 1] aan komen rennen samen met [slachtoffer 2] en toen stapte mijn vader uit en schoot. (..) Eerst kwam [slachtoffer 1] aanlopen en gaat naar zijn BMW en [slachtoffer 2] komt dan ook. (..) In die tussentijd schoot mijn vader. Ik zag en hoorde dat.
(V: Hoe vaak schoot je vader?)Twee keer maar.(..)
(V: Kleur van het wapen?)
Zilverkleurig of zoiets.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 januari 2016 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(..) (V: Wil je nu vertellen wat er gisteren echt heeft plaatsgevonden.)
Ik was het wel. Ik heb 2 x geschoten geloof ik. U moet mij niet vragen wat voor wapen het was. Ik heb dat ding een keer in een oude auto gevonden. (..) Ik heb er helemaal geen verstand van. U vraagt aan mij hoe ik de munitie erin heb gedaan? Dat zat erin. Het ding was 15 of 17 centimeter lang. (..) De kleur is duidelijk. Dat kun je duidelijk op de getoonde foto zien. Wat is dat? Zilver of...(..)Ik had er niet eerder meer geschoten.(..)
Op een gegeven moment belt je zwager op, dat er weer gedoe was met [slachtoffer 1] . Dan slaan je de stoppen door. Ik had dat ding in de garagebox thuis liggen. Daar lag dat ding al een jaar of 3. Ik heb spijt van datgene, wat ik gisteren deed. Het is niet terug te draaien. (..)
Toen mijn zwager belde heb ik dat ding uit de schuur gehaald. [zoon verdachte] was toen niet bij mij. Later zat hij bij mij in de vrachtauto. Later heeft [zoon verdachte] het waarschijnlijk wel gezien, dat ik schoot.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 januari 2016 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(..) (V: Jij bent alleen een poosje na de schietpartij weggeweest. Waar heb je toen het wapen naartoe gebracht?)
Naar het woonwagenkamp aan de [adres 3] in [plaats] .
(0: Samen met [verdachte] keek ik in de computer naar ‘Google Maps’ naar het betreffende
woonwagenkamp. Hij wees mij daar de precieze locatie aan. Samen met [verdachte] heb ik een
pijl geplaatst(bijlage 1), waar het wapen zou liggen. Die Google uitdraai is al een aantal jaren oud, althans de foto is een paar jaar oud. Op de plek van de pijl staat volgens [verdachte] een blauwe ARN container met een lengte van ongeveer 6 tot 8 meter. Die container zou daar nooit worden verplaatst. Het is volgens [verdachte] meer een opslagplaats. De container kan wel verplaatst worden, maar dat gebeurt daar niet. Onder de container zitten 2 sleuven. Door middel van deze sleuven kan de container op een vrachtauto worden geschoven. Hij vertelde verder dat je rechts langs de container moeten lopen om vervolgens aan de achterkant van de container onder de container moet kijken. Onder de container zit dus ruimte. Daaronder zou het wapen liggen. Volgens [verdachte] is het wel een vuurwapen met scherpe patronen erin. Hij denkt dat hij 2 kogels heeft verschoten en dat er nog een aantal in zit. Het is volgens [verdachte] een revolver. Hij vertelde mij ook dat hij het wapen alleen heeft weggebracht naar het kampje aan de [adres 3] )(..)
(0: Daarna, toen [verdachte] weer naar zijn cel was gegaan om wat te eten, bracht ik collega [verbalisant] van dit verhaal op de hoogte. Tegen 13.05 uur belde [verbalisant] mij en vertelde mij dat er daar op die plek inderdaad een vuurwapen/revolver was gevonden. Er zaten 3 lege hulzen in en verder nog 2 scherpe patronen.) (..)
(V: [verdachte] het vuurwapen is gevonden. Volgens mij is er bij jou sprake van opluchting, dat je het hebt verteld, of niet?)
Ja, echt wel.
(V: Hoe ben je nu aan dat vuurwapen gekomen?)
Ik heb toen 3 jaar geleden dat ding gevonden. Dat heb ik reeds verklaard.
(V: Hoe kwam je aan die munitie?)
Dat zat er in.(..)
(V: Hoeveel patronen kunnen erin?)
Ik dacht van 5.(..)
(V: Welke kleur?)
Zilverkleurig.(..)
(V: De collega gaf door dat het wapen 3 lege hulzen had en nog 2 scherpe patronen. Heb je dan 3 x geschoten?)
Ja, dat kan. Het was 2 of 3 keer, ik weet het niet meer man.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 9 januari 2016 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 1] :
(..) Vanmorgen om ongeveer 09.30 uur was ik aan het werk op het sloopterrein van [bedrijf slachtoffers] aan de [adres 2] in Deventer. Ik liep over het terrein en kwam een hoek om lopen waarna ik zicht kreeg op de ingang van het terrein. Ik hoorde daar wat geschreeuw en toen ik keek zag ik dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , samen met [getuige 3] op de inrit van het terrein stonden, net buiten het toegangshek. Ik zag dat even verder, op het voorterrein, een vrachtauto stond, dat was een auto ambulance. (..) Ik zag dat voor deze auto [zoon verdachte] stond en dat zijn vader net vanaf de bestuurdersplaats was uitgestapt. Die vader betreft [verdachte] en ik hoorde dat hij hard schreeuwde in de richting van de [slachtoffers] en dat hij in zijn hand een vuurwapen vasthield. Hij schreeuwde “wat willen jullie dan, wat willen jullie dan’ en ik hoorde en zag dat het vuurwapen 2 of 3 keer werd afgevuurd. Ik hoorde “bam, bam’. Ik zag dat de [slachtoffers] en [getuige 3] wegdoken.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 9 januari 2016 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 2] :
(..) Vanmorgen, dus op zaterdag 9 januari 2016 ben ik in mijn personenauto van het merk
Mercedes, grijs van kleur naar de sloperij van [bedrijf slachtoffers] gereden.(..)
Amper buiten gekomen zag ik dat er een witte vrachtwagen, merk mij onbekend, wit van kleur met hoge snelheid aan kwam rijden. Ik herkende gelijk de bestuurder. Ik zag namelijk dat dit [verdachte] was. (..) Ik zag dat [verdachte] behoorlijk opgewonden was. Ik zag dat [verdachte] de vrachtwagen voor de ingang van de sloperij van [bedrijf slachtoffers] stopte.(..) Ik zag dat het raam van de bestuurdersportier open was. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar [verdachte] toeliep kennelijk om met [verdachte] te praten.(..) Even later zag ik dat [verdachte] uit de vrachtwagen stapte. Ik hoorde hem kwaad roepen: Wat moeten jullie nou? “. Tevens zag ik dat hij een wapen in zijn rechterhand had.(..) Kort na het uitstappen zag ik dat hij het wapen op [slachtoffer 1] richtte en gelijk schoot. Ik hoorde namelijk een harde knal. Ik zag dat [slachtoffer 1] zich omdraaide en wegliep. Daarna zag ik dat [verdachte] nog twee keer schoot. Ik hoorde namelijk nog twee schoten. Ik zag ook dat hij dus nog twee keer schoot. Ik zag dat hij nog een keer op [slachtoffer 1] richtte en nog een keer op zijn zoon [slachtoffer 2] . (..) [verdachte] heeft niet echt op mij gericht doch ik stond op het moment van schieten wel in de vuurlijn. Ik stond namelijk vlak achter [slachtoffer 1] . (..)
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 11 januari 2016 [8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 3] :
(..) (V: Waar was je op zaterdag 9 januari 2016 tussen omstreeks 9.00 uur en 10.00 uur?)
Ik was bij sloperij [bedrijf slachtoffers] aan de [adres 2] te Deventer.(..) Ik zag dat de auto naar de sloop ging. Ik zag dat het een oprijwagen betrof. Een autoambulance in de kleur wit. Door
degene die uit de autokwam en in de richting van de sloperij liep werd er geschoten.(..)
Deze persoon ken is als eigenaar van de andere sloop [verdachte] als het goed is.(..)
Die persoon schoot richting [slachtoffer 1] en niet richting mij denk ik. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] stond naast de auto. Hij stond naast zijn eigen auto een BMW. Deze
auto stond niet tegen het hek aan maar tegen de bosjes aan. Die auto stond helemaal rechts. [slachtoffer 2] die stond dan helemaal links tegen het hek aan. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] stonden op dit moment voor de ingang. Ik denk dat zij op 2 a 3 meter afstand van de ingang stond [slachtoffer 2] , en [slachtoffer 1] op ongeveer 3 a 4 meter afstand van de ingang. Ik stond op ongeveer 4 a 5 meter op het terrein. (..) De persoon die schoot die stond naast zijn auto voor de ingang van de sloperij. Ik denk dat die op ongeveer 4 a 5 meter afstand van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stond.(..) Ik denk 3 a 4 keer.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 14 januari 2016 [9] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 4] :
(..) De overige dagen loop ik stage op het sloopbedrijf van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . (..)
Ongeveer na 5 minuten hoorde ik in de loods het motorgeluid van de oprijwagen van
[verdachte] aankomen. (..) Ineens hoorde ik een harde knal en dacht dat dat van vuurwerk was. Ik liep toen de loods uit naar buiten en keek in de richting van de hoofdingang. Toen hoorde ik direct nog een knal en ongeveer 2 seconde later de derde knal.(..) Ik
zag toen dat [verdachte] van de sloperij [bedrijf verdachte] bij zijn oprijwagen stond en op de oprit naar de hoofdingang van onze sloperij stond. (..) Ik zag dat [verdachte] een wapen in zijn rechterhand hield.(..) Tussen mij en [verdachte] zag ik dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [getuige 2] en [getuige 3] bij elkaar stonden, hun onderlinge afstand schat ik op ca. 0,5 meter.(..)
(V: Wat zag je toen je de 2e knal hoorde?)
Ik keek op dat moment naar [verdachte] en zag dat hij met een gestrekte rechterarm en met dat wapen in zijn rechter hand in de richting van de wegrennende [slachtoffer 1] wees en ik zag dat hij tijdens de derde knal met zijn gestrekte arm en dat wapen in de richting van de ook wegrennende [slachtoffer 2] wees.
(V: Toen je genoemd viertal bij elkaar zag toen je uit de loods buiten kwam, stonden ze toen stil?)
Nee, toen renden ze allemaal weg, maar [slachtoffer 1] liep wat voor de anderen uit, dus was dichter bij [verdachte] dan de andere drie. [slachtoffer 1] stond toen ter hoogte van zijn
geparkeerde eigen auto. Ik schat dat toen ik buiten kwam en het 2e schot afging, dat de afstand tussen [verdachte] en de 4 wegrennende mannen, ongeveer 5 meter was.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2016 [10] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant of één van hunner:
Op zaterdag 9 januari 2016 werden door aangever [slachtoffer 1] camerabeelden ter beschikking van de politie IJsselland gesteld. Het betreffen hier beelden van het schietincident op de [adres 2] op zaterdag 9 januari 2016.(..)
Van enkele beelden, waarop dit te zien is, zijn “printjes” gemaakt. Deze zijn hieronder nader omschreven en bij dit pv gevoegd.
Print 1: datum/tijd: 9-1-2016 om 9.44.19 uur:
Verdachte is uit de auto gestapt en richt met wapen richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Print 2: datum/tijd: 9-1-2016 om 09.44.21 uur:
Links onderin de foto zijn de benen van een vluchtende persoon te zien. De verdachte richt zijn wapen in de richting van de vluchtende persoon.
Print 3: datum/tijd: 9-1-2016 om 09.44.24 uur:
De verdachte houdt zijn wapen nog steeds op dezelfde wijze vast. Een tweede persoon is inmiddels uit de vrachtwagen gekomen en staat vlak achter de schutter. (..)
Door getuigen is verklaard dat er is geschoten door de verdachte [verdachte] (..).
(opmerking verbalisant: (..) In werkelijkheid is het ongeveer 18 minuten vroeger dan op de foto’s staat vermeld.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2016 [11] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Op zaterdag 09 januari 2016 rond 09.30 uur vindt een schietpartij plaats aan de [adres 2] te Deventer.(..) De schietpartij die plaatsvind op 09 januari 2016 is door camera’s van [bedrijf slachtoffers] vastgelegd. Na de schietpartij zijn de beelden vrijwillig afgegeven door [slachtoffer 1] . De tijdstippen op de beelden kloppen niet. De tijd die is aangeven op de camera’s loopt 18 minuten voor bij de werkelijke tijd.(..)
Camera Ch05
(..) Op deze beelden zie je de ingang van [bedrijf slachtoffers] . (..) Om 09.44.11 uur komt [slachtoffer 1] vanaf zijn sloopterrein richting zijn auto lopen.(..)
Om 09.44.15 uur komt dan tevens [slachtoffer 2] in beeld lopen.(..)
Beide [slachtoffers] zie je met stevige pas aflopen op de doodlopende weg. [slachtoffer 1] stopt naast de achterkant van zijn auto. Je kan zien dat beide [slachtoffers] kijken naar iets wat op de doodlopende weg aan de gang is. Om 09.44.19 uur zie je vervolgens aan de rechterzijde van het beeld een hand verschijnen met daarin een vuurwapen. Dit vuurwapen wordt dan afgevuurd in de richting van [slachtoffer 1] die op dat moment wegdraait richting zijn auto.
Om 09.44.20 uur zie je de persoon die schiet volledig in beeld komen. Deze persoon herken ik als zijnde [verdachte] .(..) Direct nadat [verdachte] in beeld is, vuurt hij nogmaals zijn wapen af in de richting van [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft het wapen vast in zijn rechterhand.
Daarna om 09.44.21 uur zie je [verdachte] nog een keer zijn wapen afvuren. Dit was in de richting van [slachtoffer 2] . Beide [slachtoffers] zie je vanaf 09.44.19 rennend terug gaan het terrein op van [bedrijf slachtoffers] .(..)
Camera CH07
Deze camera is vanaf het terrein gericht op de ingang van [bedrijf slachtoffers] . Deze camera is wat hoger bevestigd daardoor zie je tevens een stuk van de doodlopende weg.
Om 09.44.07 uur stopt er voor de ingang van [bedrijf slachtoffers] een witte autoambulance. De deur van de bestuurder wordt geopend, maar er stapt nog niemand uit. Om 9.44.13 uur zie je [slachtoffer 1] vanaf het terrein naar de achterkant van zijn auto lopen.
Om 09.44.17 uur komt ook [slachtoffer 2] in beeld. Om 09.44.18 uur stapt [verdachte] uit. Hij begint eigenlijk onmiddellijk te vuren. De beelden komen verder overeen met de beelden van camera CHo5.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2016 [12] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Naar aanleiding van het verhoor van de verdachte [verdachte] op maandag 11 januari 2016, verklaarde de verdachte dat het door hem gebruikte vuurwapen onder een blauwe container aan de [adres 3] te [plaats] had geplaatst. Het zou een blauwe container betreffen achter de woning van de [adres 3] te [plaats] . Op de container zou de opdruk ARN staan. Op een plattegrond, verkregen via Google maps, (..) had de verdachte [verdachte] middels een pijl aangegeven waar het wapen ongeveer zou liggen. (..)
Op maandag 11 januari 2016 omstreeks 13.03 uur reden wij, verbalisanten, de oprit naar de [adres 3] op. (..) Wij, verbalisanten, zagen dat dit de betreffende container was die de verdachte had omschreven. (..) Ik verbalisant, (..) keek onder de container. Ik zag omstreeks 13.05 uur, na het schijnen met mijn zaklamp, een zilverkleurig vuurwapen onder de container liggen.(..) Ik, verbalisant, heb het vuurwapen onder de container weggehaald en veiliggesteld.(..) Ik, verbalisant, ben vuurwapen rechercheur. (..) Ik, verbalisant, zag dat het een revolver betrof. Ik zag dat het een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. (..) Wij, verbalisanten, zagen dat er twee scherpe patronen en drie hulzen in het vuurwapen zaten.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde;
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 januari 2016 [13] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(..) (V: Jij bent alleen een poosje na de schietpartij weggeweest. Waar heb je toen het wapen naartoe gebracht?)
Naar het woonwagenkamp aan de [adres 3] in [plaats] .
(0: Samen met [verdachte] keek ik in de computer naar ‘Google Maps’ naar het betreffende
woonwagenkamp. Hij wees mij daar de precieze locatie aan. Samen met [verdachte] heb ik een
pijl geplaatst(bijlage 1), waar het wapen zou liggen. Die Google uitdraai is al een aantal jaren oud, althans de foto is een paar jaar oud. Op de plek van de pijl staat volgens [verdachte] een blauwe ARN container met een lengte van ongeveer 6 tot 8 meter. Die container zou daar nooit worden verplaatst. Het is volgens [verdachte] meer een opslagplaats. De container kan wel verplaatst worden, maar dat gebeurt daar niet. Onder de container zitten 2 sleuven. Door middel van deze sleuven kan de container op een vrachtauto worden geschoven. Hij vertelde verder dat je rechts langs de container moeten lopen om vervolgens aan de achterkant van de container onder de container moet kijken. Onder de container zit dus ruimte. Daaronder zou het wapen liggen. Volgens [verdachte] is het wel een vuurwapen met scherpe patronen erin. Hij denkt dat hij 2 kogels heeft verschoten en dat er nog een aantal in zit. Het is volgens [verdachte] een revolver. Hij vertelde mij ook dat hij het wapen alleen heeft weggebracht naar het kampje aan de [adres 3] )(..)
(0: Daarna, toen [verdachte] weer naar zijn cel was gegaan om wat te eten, bracht ik collega [verbalisant] van dit verhaal op de hoogte. Tegen 13.05 uur belde [verbalisant] mij en vertelde mij dat er daar op die plek inderdaad een vuurwapen/revolver was gevonden. Er zaten 3 lege hulzen in en verder nog 2 scherpe patronen.) (..)
(V: [verdachte] het vuurwapen is gevonden. Volgens mij is er bij jou sprake van opluchting, dat je het hebt verteld, of niet?)
Ja, echt wel.
(V: Hoe ben je nu aan dat vuurwapen gekomen?)
Ik heb toen 3 jaar geleden dat ding gevonden. Dat heb ik reeds verklaard.
(V: Hoe kwam je aan die munitie?)
Dat zat er in.(..)
(V: Hoeveel patronen kunnen erin?)
Ik dacht van 5.(..)
(V: Welke kleur?)
Zilverkleurig.(..)
(V: De collega gaf door dat het wapen 3 lege hulzen had en nog 2 scherpe patronen. Heb je dan 3 x geschoten?)
Ja, dat kan. Het was 2 of 3 keer, ik weet het niet meer man.
Een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 11 januari 2016 [14] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Op maandag 11 januari 2016 te 13.05 uur zijn bij [verdachte] goederen in beslaggenomen: Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Wapenomschrijving 1: (..)
Object: Vuurwapen (Revolver) (..)
Merk/type: Amadeo Rossi 274
Kleur: Zilverkleurig (..)
Kaliber: .38 special(..)
Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.(..)
Wapenbeschrijving 2: (..)
Goednummer: [goednummer] (..)
Object: Munitie
Aantal/eenheid: 5 st
Merk/type: Geco Kogelpatroon (..)
Kaliber: .38 special
Inhoud: 3 hulzen 2 patronen.
Een aanvullend proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 16 februari 2016 [15] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Onder goednummer [goednummer] werden in dit proces 5 munitiedelen in beslag genomen. Respectievelijk betreft het hier 3 hulzen en 2 kogelpatronen. (..)
Gezien de aangetroffen kaliberaanduiding .38 special, op de hulsbodem van de in de revolver aangetroffen hulzen, in combinatie met de rechte hulsrand van die betreffende hulzen, in vergelijking tot die van de benoemde en beschreven knalpatronen, concludeer ik, verbalisant, dat de hulzen uit de revolver afkomstig zijn van kogelpatronen, soortgelijk aan die, die werden aangetroffen in de revolver.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 9 januari 2016, pag. 101 t/m 103.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 9 januari 2016, pag. 109 en 110.
3.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] d.d. 10 januari 2016, pag. 71.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 januari 2016, pag. 36 en 37.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 januari 2016, pag. 44 en 45.
6.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 9 januari 2016, pag. 198.
7.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 9 januari 2016, pag. 200 en 201.
8.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 11 januari 2016, pag. 205 en 206.
9.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 14 januari 2016, pag. 213 en 214.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2016, pag. 123 t/m 126.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2016, pag. 142 t/m 144.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2016, pag. 127.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 januari 2016, pag. 44 en 45.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2016, pag. 162 en 163.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2016, losbladig.