ECLI:NL:RBOVE:2016:1522

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
08/770171-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van aanranding in Zwolle

Op 28 april 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van aanranding van een 11-jarig meisje in het Weezenlandenpark in Zwolle op 24 juli 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettig en overtuigend bewijs. Tijdens de zitting op 14 april 2016 heeft de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.B. Beerentsen, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft de verklaringen van de 11-jarige slachtoffer en haar 9-jarige zusje in overweging genomen, die stelden dat de verdachte hen had vastgepakt en aan de voet en teen had gelikt. Echter, de rechtbank concludeerde dat de beschrijvingen van de dader niet overeenkwamen met de verdachte, met name wat betreft de tatoeages en de kleding. Bovendien was er geen fotobewijsconfrontatie met de meisjes geweest, wat de bewijsvoering verder ondermijnde.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren die als belastend voor de verdachte konden worden geïnterpreteerd, deze niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen fiets aan de verdachte moest worden teruggegeven, terwijl het mes werd onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer (P): 08/770171-15
Datum vonnis: 28 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. M.B. Beerentsen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2015 te Zwolle,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds vastpakken en/of vasthouden van
het been van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handelingen, te weten het likken aan de voet en/of te(e)n(en)
van die [slachtoffer] en/of (daarbij) het in zijn, verdachtes, mond nemen van de
grote teen van die [slachtoffer] en/of (daarbij) zuigen en/of likken aan voornoemde
grote teen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 168 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, behandeling door Trajectum en begeleiding door Kompas en daarbij te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de getuigenverklaringen van de twee meisjes. De officier van justitie acht deze verklaringen betrouwbaar. .
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Het dossier bevat verklaringen van de 11-jarige [slachtoffer] en haar 9-jarige zusje [naam] , die vertellen dat [slachtoffer] op 24 juli 2015 in de middag in het Weezenlandenpark in Zwolle is vastgepakt door een man die meerdere keren haar voet en teen heeft gelikt. De meisjes hebben een signalement van de dader gegeven, waarna een aantal uren later, in de avond, een man in het Weezenlandenpark is aangehouden die aan het signalement zou voldoen.
Verdachte ontkent ten stelligste dat hij op 24 juli 2015 ’s middags rond het tijdstip waarover de meisjes hebben verklaard in het Weezenlandenpark te Zwolle was en dat hij de persoon is die de tenlastegelegde handelingen heeft verricht.
Ten aanzien van het door de meisjes gegeven signalement van de dader overweegt de rechtbank dat dat niet geheel overeen komt met dat van verdachte. Zo hebben de meisjes onder meer verklaard dat de dader een tatoeage in zijn nek had in de vorm van een dier en dat de tatoeage onder het shirt door ging. De rechtbank stelt vast dat op een foto van de verdachte die is gemaakt na zijn aanhouding, en onderdeel uit maakt van het dossier, te zien is dat de verdachte niet op die manier is getatoeëerd. Er is wel een figuur in de hals/nek te zien dat bestaat uit boogjes, maar deze tatoeage eindigt niet onder het shirt. Ook zijn in de hals van verdachte twee getatoeëerde sterren te zien die onder het shirt eindigen, maar deze hebben geen boogjes en lijken niet op een dier.
Daarnaast zou de dader een donkerrood shirt met zwart en witte kleuren hebben gedragen, terwijl op de foto van na de aanhouding verdachte te zien is in een grotendeels wit shirt , met daarop gekleurde figuren.
Verder hebben de meisjes eenduidig verklaard dat de dader gebruik maakte van een witte damesfiets met op de bovenste stang schuine zwarte strepen.. Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van een witte damesfiets, maar op de foto van de fiets die onder de verdachte in beslag is genomen is te zien dat enkel op de onderste stang grote zwarte rechte letters in een woord geplaatst zijn en dat de bovenste stang volledig wit is, dus zonder schuine zwarte strepen.
Tot slot blijkt uit het dossier dat verdachte geruime tijd na het voorval, te weten ongeveer drie uur later, in het Weezenlandenpark door de politie is aangetroffen en aangehouden. De rechtbank stelt vast dat door de betreffende verbalisant niet is gerelateerd aan welke specifieke kenmerken van het opgegeven signalement verdachte is herkend. De rechtbank stelt verder vast dat er geen fotobewijsconfrontatie met de meisjes heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het strafdossier weliswaar aanwijzingen bevat die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, maar die aanwijzingen leiden niet tot het vereiste wettige en overtuigende bewijs dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft gepleegd. Ook de politiemutatie die in dit verband door de officier van justitie is overgelegd, waarin is gemuteerd dat verdachte grensoverschrijdend gedrag jegens een familielid en andere personen zou hebben getoond, leidt niet tot een andere bewijswaardering. De verdachte zal daarom van het ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.De inbeslaggenomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder de verdachte in beslaggenomen fiets teruggegeven wordt aan verdachte en dat het mes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de in beslag genomen fiets teruggegeven worden aan de verdachte. Het mes zal de rechtbank onttrekken aan het verkeer, omdat verdachte dit mes heeft gedragen, wat in strijd is met artikel 27 van de Wet Wapens en Munitie. .

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • gelast de teruggave van het inbeslaggenomen goed aan de verdachte, te weten: een fiets;
  • gelast de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten: een mes;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2016.
Mr. Orriëns-Schipper, mr. Taalman en mr. Hangx zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.