ECLI:NL:RBOVE:2016:1485

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
08.730486-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van bedrijfsinbraken te Staphorst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die werd verdacht van het plegen van drie bedrijfsinbraken in Staphorst tussen 28 februari en 2 maart 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tijdens de openbare terechtzittingen op 10 november 2015 en 12 april 2016 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. W. Pustjens, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.W.G.J. IJsseldijk, gehoord.

De tenlastelegging omvatte het wegnemen van goederen uit (bouw)containers en kantoorunits, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben gehandeld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken. De rechtbank concludeerde dat de enkele huur van een bus, waarin gestolen goederen werden aangetroffen, niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De verdediging had een alternatief scenario geschetst waarin meerdere anderen betrokken waren.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, [bedrijf 1], niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten die tot de schade hadden geleid. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. S.M.M. Bordenga als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 26 april 2016.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730486-15 (P)
Datum vonnis: 26 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Tsjechoslowakije) ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 november 2015 en 12 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Pustjens en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met (een) ander(en) heeft schuldig gemaakt aan een drietal bedrijfsinbraken in het tijdvak van 28 februari 2015 tot en met 2 maart 2015 te Staphorst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 01 maart 2015, althans in of omstreeks het tijdvak van 28 februari 2015 tot en met 02 maart 2015, in de gemeente Staphorst, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer (bouw)container(s) aan of nabij de [straatnaam] aldaar heeft weggenomen zeven, althans een aantal, dakkoepels en/of zeven, althans een aantal, zonneweringen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (pkn. 08.730486.15)
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2015, althans in of omstreeks het tijdvak van 28 februari 2015 tot en met 02 maart 2015, in de gemeente Staphorst, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoorunit en/of twee, althans een of meer, (materiaal)container(s) aan of nabij de [straatnaam] aldaar heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap en/of kleding en/of kabels en/of haspels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (pkn. 08.730486.15)
3.
hij op of omstreeks 02 maart 2015, althans in of omstreeks het tijdvak van 28 februari 2015 tot en met 02 maart 2015, in de gemeente Staphorst, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een (bedrijfs)terrein aan of nabij de [straatnaam] aldaar heeft weggenomen (ongeveer) 300, althans een aantal, steigerbuizen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan verhuurbedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (pkn. 08.730486.15).

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1, 2,en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de benadeelde partij [bedrijf 1] niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en
overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is voor betrokkenheid van betrokkene bij de tenlastegelegde feiten. De enkele omstandigheid dat verdachte de bus heeft gehuurd waarin de bij de bedrijfsinbraken buitgemaakte goederen zijn aangetroffen is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte rechtstreeks bij de tenlastegelegde feiten betrokken is geweest. Weliswaar kan verdachte in verband worden gebracht met de bus waarin de gestolen goederen zijn aangetroffen maar daaruit blijkt niet ondubbelzinnig van betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten, temeer nu de verdediging een niet onaannemelijk alternatief scenario heeft geschetst waarbij meerdere anderen betrokken zijn die ook in het onderzoek van de politie naar voren zijn gekomen.
Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken.

6.De vordering van de benadeelde partij

De rechtbank zal de benadeelde partij [bedrijf 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte van het feit ten gevolge waarvan die benadeelde partij schade zou hebben geleden, wordt vrijgesproken.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [bedrijf 1] , niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016.