ECLI:NL:RBOVE:2016:1424

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
ak_15_1043 ak_16_288 ak_16_289 ak_16_290 ak_16_291 ak_16_292 ak_16_293 ak_16_294
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen handhavingsverzoeken inzake particuliere bewoning van bedrijfswoningen in Deventer

In deze zaak heeft Mayhill Vastgoed B.V. beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van Deventer op haar handhavingsverzoeken. Deze verzoeken betroffen de particuliere bewoning van bedrijfswoningen aan verschillende adressen in Deventer. De rechtbank Overijssel heeft op 22 april 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, Mayhill Vastgoed B.V., niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit is gebaseerd op het zicht- en afstandscriterium, waaruit blijkt dat de afstand tussen de panden van eiseres en de bedrijfswoningen meer dan 300 meter bedraagt en er geen zicht is op deze woningen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als vastgoedbeheerder wel degelijk belanghebbende is, maar de rechtbank oordeelt dat de eigenaren van de bedrijfswoningen geen concurrerende vastgoedbedrijven zijn, waardoor eiseres niet in de hoedanigheid van concurrent kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de verzoeken om handhaving niet kunnen worden aangemerkt als aanvragen om een besluit te nemen, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: Awb 15/1043 en 16/288 tot en met 16/294

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

Mayhill Vastgoed B.V., te Deventer, eiseres,

gemachtigde: H.R. Meibergen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer,

verweerder.

Procesverloop

Op 18 mei 2015 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar handhavingsverzoek van 27 mei 2014, dat betrekking heeft op de adressen [adres 1] , [adres 2] [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] , alle te Deventer, en haar handhavingsverzoek van 2 juni 2014, dat betrekking heeft op de adressen [adres 6] en [adres 7] , eveneens te Deventer.
De rechtbank heeft het beroepschrift gericht geacht tegen het niet tijdig nemen van besluiten op acht afzonderlijke handhavingsverzoeken ten aanzien van de voornoemde adressen en heeft daarom acht dossiers aangelegd met bovenvermelde zaaknummers.
Verweerder heeft in alle beroepen een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2016. De beroepen zijn daar gevoegd behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.I. Duivenvoorde en mr. A.M.M. Hutten, medewerkers van de gemeente Deventer.

Overwegingen

1.1
Eiseres heeft verweerder op 27 mei 2014, respectievelijk op 2 juni 2014, verzocht om handhavend op te treden tegen de particuliere bewoning van de bedrijfswoningen aan de [adres 1] , [adres 2] [adres 3] , [adres 6] , [adres 4] , [adres 5] en [adres 7] te Deventer (verder te noemen: de bedrijfswoningen), hetgeen, naar zij stelt, in strijd is met het bestemmingsplan “Bergweide, Kloosterlanden-Hanzepark, Veenoord”. Ten aanzien van [adres 4] heeft eiseres ook verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand als kantoorruimte.
1.2
Op 13 november 2014 heeft verweerder eiseres bericht dat zij, gelet op het zicht- en afstandscriterium, niet rechtstreeks in haar belangen wordt geraakt bij het al dan niet in strijd met het bestemmingplan gebruiken van de bedrijfswoningen. Eiseres is daarom volgens verweerder geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuurs-recht (Awb). Verweerder beschouwt de brieven van eiseres van 27 mei 2014 en
2 juni 2014 om die reden niet als verzoeken om handhaving en zal deze daarom niet verder in behandeling nemen.
1.3
Eiseres heeft hierop bij brief van 28 december 2014 aangegeven dat zij naar haar mening wel als belanghebbende is aan te merken omdat zij beheerder van vastgoed is en als een professionele verhuurder heeft te gelden. In deze brief heeft eiseres verweerder tevens in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar handhavingsverzoeken.
1.4
Verweerder heeft eiseres op 12 januari 2015, onder verwijzing naar de brief van
13 november 2014, nogmaals laten weten dat eiseres niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is aan te merken. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het enkele feit dat eiseres onroerend goed beheert hieraan niets verandert.
1.5
Op 18 mei 2015 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het door verweerder niet tijdig beslissen op haar handhavingsverzoeken.
2. De rechtbank dient, alvorens zij een oordeel kan geven over de vraag of eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoeken tot handhaving, allereerst de vraag te beantwoorden of eiseres als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb is aan te merken. Eerst dan zijn haar handhavingsverzoeken aanvragen als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb en is verweerder gehouden daarop een besluit te nemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
3.2
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.3
Ingevolgde artikel 1:2, derde lid, van de Awb, worden ten aanzien van een rechtspersoon als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
3.4
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3.5
Ingevolge artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder aanvraag verstaan een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
3.6
Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3.7
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4.1
Eiseres bezit panden aan de [adres 8] te Deventer. Niet in geschil is dat de afstanden tussen de panden van eiseres en elk van de bedrijfswoningen meer dan 300 meter bedraagt en dat vanuit de panden van eiseres redelijkerwijs geen zicht bestaat op de bedrijfswoningen. Op grond van het zicht- en afstandscriterium kan eiseres daarom niet als belanghebbende worden aangemerkt. Evenmin is gebleken dat de ruimtelijke uitstraling van de door eiseres gestelde situatie ter plaatse van de bedrijfswoningen zodanig is dat eiseres daardoor belanghebbende is.
4.2
Eiseres kan ook als belanghebbende worden aangemerkt als zij als een concurrent kan worden beschouwd, die actief is binnen hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied. Naar het oordeel van de rechtbank moet in dat geval de belanghebbendheid gestoeld zijn op de exploitatie van een bedrijf. De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de eigenaren van de bedrijfswoningen geen concurrerende (vastgoed)bedrijven van eiseres zijn. Dat betekent dat eiseres niet in de hoedanigheid van concurrent als belanghebbende kan worden aangemerkt.
4.3
In de stelling van eiseres dat zowel zij als de eigenaar van de bedrijfswoningen vastgoed verhuren en dat zij negatieve gevolgen ondervindt voor de waarde van haar onroerend goed indien niet wordt opgetreden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de bedrijfswoningen, ziet de rechtbank geen grond haar niettemin als belanghebbende aan te merken. Als het enkel gaat om de vermeende aantasting van een eigendomspositie moet de belanghebbendheid worden ontleend aan het nabijheidscriterium, hetgeen eiseres, zoals reeds overwogen, in dit geval geen belanghebbende maakt.
5. Nu eiseres niet is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb, kunnen haar verzoeken om handhaving van 27 mei 2014 en 2 juni 2014 dan ook niet worden aangemerkt als aanvragen om een besluit te nemen. Verweerder is dus evenmin in gebreke een besluit te nemen, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
G. Kootstra als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.