ECLI:NL:RBOVE:2016:1340

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
08/770192-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door grootvader met minderjarige kleinkinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een grootvader die zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige kleinkinderen. De verdachte, geboren in 1946, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn kleindochters, die op dat moment 11 jaar oud waren. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder de verklaringen van de slachtoffers, en kwam tot de conclusie dat de verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar waren. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de meisjes onbetrouwbaar waren en beïnvloed waren door hun ouders. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van de meisjes voldoende steun vonden in ander bewijs. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, de moeders van de slachtoffers, voor de geleden schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van de machtspositie van de grootvader over zijn kleinkinderen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770192-15
Datum vonnis: 19 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1946 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. C.N. Noordzee, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte gedurende ruim twee jaren met twee aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige kleindochters ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot 9 maart 2015 te Noord
Deuningen, gemeente Denekamp en/of Oldenzaal en/of Wierden
(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kleindochter(s), en/of
de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n),
te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2005 en/of [slachtoffer 2] ;
geboren op [geboortedag] 2005,
bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal:
- een of meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft geduwd/gedrukt/gebracht/gehouden en/of
- de borsten en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft bevoeld en/of betast en/of aangeraakt en/of
- zijn penis door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft laten vastpakken
en/of vasthouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan zijn
penis heeft laten trekken en/of
- ( al dan niet) bloot op die (al dan niet blote) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is
gaan liggen, waarbij zijn penis contact heeft gemaakt met de vagina, althans
schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) bewegingen
heeft gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft (getong)zoend en/of
- ten overstaan van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , zijn (al dan niet stijve)
penis uit zijn broek heeft gehaald, in de hand heeft genomen en trekkende
en/of slaande bewegingen heeft gemaakt.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (minus bij [slachtoffer 2] de - ook reeds bij [slachtoffer 1] gevorderde - kosten voor een geannuleerde reis). De officier van justitie heeft voor beide voornoemde vorderingen oplegging gevorderd van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaringen van verdachtes kleindochters, de tweeling [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , nu deze verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs en hun verklaringen zijn ingebed in een concrete context, het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn, omdat zij tegenstrijdigheden en onjuistheden bevatten en niet eensluidend zijn over hetgeen verdachte zou hebben gedaan. De raadsvrouw heeft betoogd dat tegenover de onsamenhangende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de stellige ontkenning van verdachte staat, die wordt versterkt door medische feiten. Voorts is naar de mening van de raadsvrouw sprake van beïnvloeding van de meisjes door hun ouders, nu - nadat de meisjes het verhaal over opa hebben verteld - er geen weg meer terug is. De raadsvrouw heeft gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Wettelijk kader
Artikel 249 Sr bevat de strafbaarstelling van het plegen van ontucht met een minderjarig kind/stiefkind/pleegkind/pupil of een aan zijn zorg/opleiding/waakzaamheid toevertrouwde minderjarige. Bij het begrip ontucht in dit kader gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank neemt in aanmerking dat bij het hanteren van verklaringen van zeer jonge minderjarigen, zoals in deze zaak het geval is, voor het bewijs in strafzaken behoedzaamheid is vereist. De rechtbank heeft zowel acht geslagen op de wijze van verhoren, zoals de aard en inhoud van de gestelde vragen, als op de wijze waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] deze vragen hebben beantwoord. Naar het oordeel van de rechtbank hebben beide meisjes zich onbevangen kunnen uiten over hetgeen zij zich herinnerden.
Over het door de verdediging gevoerde verweer, dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door hun moeder zijn beïnvloed, als ook dat de verklaringen tegenstrijdigheden bevatten, waardoor de door de meisjes afgelegde verklaringen ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
Het moment waarop voor het eerst door de meisjes is gesproken over de ontucht door opa, was in een gesprek tussen enkele kinderen onderling. De informatie werd naar het oordeel van de rechtbank spontaan door de meisjes zelf gegeven, zonder enige aanleiding of aansturing door een ander.
Anders dan de verdediging heeft betoogd is naar het oordeel van de rechtbank van enige sturing door de ouders niet gebleken. In tegendeel, uit het dossier blijkt geenszins van een reden voor de ouders om verdachte in diskrediet te brengen. De dochter en voormalig schoonzoon van verdachte spraken juist lovend over hun relatie met verdachte. De verhouding tussen het gezin en verdachte was dermate goed dat de grootvader (verdachte) en zijn vrouw zelfs zorgtaken in de vorm van oppas uitoefenden. Zelfs als binnen het gezin over een en ander zou zijn gesproken, dan leidt dat gegeven naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk tot de conclusie dat de kinderen zijn beïnvloed om hun opa als verdachte aan te wijzen. De situatie waarin en de spontane wijze waarop [slachtoffer 1] voor het eerst over hetgeen opa zou hebben gedaan heeft gesproken, versterkt de authenticiteit van de verklaring, te meer omdat deze verklaring op dat moment direct werd ondersteund door [slachtoffer 2] . Deze eerste verklaring van [slachtoffer 1] vindt tevens op essentiële punten steun in zowel de door de moeder hierover afgelegde verklaring als in de, op professionele wijze in een studioverhoor afgenomen, verklaringen van beide meisjes. Dat de meisjes in hun verklaringen niet voortdurend geheel gelijkluidend zijn geweest, doet naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de leeftijd van de meisjes, aan de authenticiteit van de verklaringen niet af. Temeer nu de verklaringen van de meisjes gedetailleerd zijn, elkaar grotendeels overlappen en elkaar op essentiële punten ondersteunen. Voor de rechtbank zijn er geen redenen om aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] te twijfelen. Evenmin beschouwt de rechtbank de verklaringen als onsamenhangend, zoals door de raadsvrouw is betoogd.
Anders dan de verdediging is de rechtbank, op basis van hetgeen hiervoor is uiteengezet, van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geloofwaardig en betrouwbaar zijn en aldus als bewijsmiddel kunnen worden gehanteerd. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Overige bewijsoverwegingen
Verklaring van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat het is begonnen toen zij acht jaar waren [2] en dat de handelingen plaatsvonden in het vakantiehuisje van opa. [3] Volgens [slachtoffer 1] heeft opa haar borsten en haar flip (de rechtbank leest: vagina) aangeraakt, er overheen gewreven en een beetje erin. [4] Opa heeft met zijn blote onderlichaam op haar gelegen. [5] heeft verklaard dat zij op de bank was en dat opa een deken over hen heen trok en haar betastte. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat opa heel blij was en met zijn neus snoof en hard en snel zuchtte en dat hij dat alleen deed als hij bezig was bij haar flip. [6] Opa heeft [slachtoffer 1] getongzoend waarna zij, zo verklaart [slachtoffer 1] , op enig moment haar tanden op elkaar hield zodat de tong van opa niet verder in haar mond kon. [7] heeft verklaard dat zij opa’s piemel moest vasthouden en heen- en weer moest doen. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat opa in bed lag en met de piemel ging zwaaien en dat er wit spul uit kwam en dat zij dit ook bij opa moest doen. [8]
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat opa in haar slaapkamer thuis kwam toen zij in bed lag en haar toen een zoen met de tong in de mond heeft gegeven. [9]
[slachtoffer 1] heeft gezien dat opa bij [slachtoffer 2] aan de flip en aan de borst heeft gevoeld en dat dit één of twee keer op de bank was. [10]
Verklaring [slachtoffer 2]
heeft verklaard dat het is begonnen toen de hond van opa is overleden. [11]
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat opa haar heeft aangeraakt aan haar borsten en haar flip, als ook dat opa met zijn vinger in de spleet van haar flip heeft gezeten. [12] Tevens heeft [slachtoffer 2] verklaard dat ze zag dat opa zijn piemel uit de pyjamabroek haalde en dat opa onder de pyjamabroek nooit een onderbroek droeg. [13] Volgens [slachtoffer 2] heeft opa haar hand bij zijn piemel gehouden en moest zij aan de piemel voelen. Opa pakte de hand van [slachtoffer 2] en bewoog haar hand op zijn piemel. Door de verbalisant is hierbij gerelateerd dat [slachtoffer 2] haar rechterhand bovenop haar linkerhand legt en haar hand heen en weer beweegt. [14]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat opa boven haar ging liggen op handen en knieën en dat hij toen de piemel uit zijn broek had. [15] Ook heeft [slachtoffer 2] verklaard dat opa met zijn piemel op haar armen en benen sloeg en dat hij daarbij op zijn zij ging liggen, de piemel vastpakte en “zo deed”. Door de verbalisant is opgemerkt dat [slachtoffer 2] hierbij een heen- en weergaande beweging maakte met haar rechterhand. [16]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat opa op handen en knieën boven [slachtoffer 1] was en dat opa sloeg met de piemel en dat opa [slachtoffer 1] heeft getongzoend. [17]
Volgens [slachtoffer 2] heeft opa haar wel eens met de tong in de mond gezoend toen zij thuis was en in haar bed lag. [18]
Verklaring verdachte
Volgens verdachte is zijn hond overleden op 24 juni 2013. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de woning van zijn dochter wel eens naar boven ging om de tweeling welterusten te wensen.
Verdachte heeft tevens verklaard dat hij de meisjes wel eens vroeg om bij hem in bed te komen liggen wanneer zijn vrouw naar het werk ging, omdat het zijn gewoonte was om op dergelijke momenten nog weer terug in bed te gaan. Volgens verdachte lagen de meisjes dicht tegen hem aan en hield hij de meisjes vast zodat ze niet uit het bed zouden vallen.
Ook heeft verdachte verklaard dat hij wel eens met de meisjes op de bank lag en dat ze het prettig vonden als hij de deken over hen heen trok. [20]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij onder zijn [21] pyjamabroek nooit een onderbroek draagt.
Bewijsminimum ingevolge artikel 342 Wetboek van Strafvordering (hierna Sv)
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank is op basis van hetgeen hierboven reeds is uiteengezet van oordeel dat de gedetailleerde verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in voldoende mate en op wezenlijke onderdelen steun vinden in elkaar als ook op punten worden ondersteund door de verklaring van verdachte. De ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben kort na de eerste opening van zaken door de meisjes van hen gehoord welke seksuele handelingen verdachte met hen had gedaan. Ook hebben de ouders gezien dat de meisjes overstuur en emotioneel waren.
De verklaring van verdachte dat hij als gevolg van een medisch probleem geen erectie meer kan krijgen, acht de rechtbank niet geloofwaardig nu deze verklaring door de gebezigde bewijsmiddelen wordt weerlegd. Ten overvloede voegt de rechtbank daaraan toe dat de overgelegde medische verklaringen over door verdachte gestelde erectieproblemen evenmin impliceren dat het optreden van erecties onmogelijk is. Hetzelfde geldt voor het niet kunnen hebben van een zaadlozing, zoals door verdachte is verklaard.
Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2013 tot 9 maart 2015 te Noord Deurningen, gemeente Denekamp of Oldenzaal of Wierden telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kleindochters en de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarigen,
te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2005 en [slachtoffer 2] geboren op [geboortedag] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte meermalen, althans eenmaal:
- een of meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geduwd en
- de borsten en vagina van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aangeraakt en
- zijn penis door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft laten vastpakken of vasthouden en vervolgens die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan zijn penis heeft laten trekken en
- ( al dan niet) bloot op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is
gaan liggen, waarbij zijn penis contact heeft gemaakt met de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getongzoend en
- ten overstaan van die [slachtoffer 2] , zijn (al dan niet stijve) penis uit zijn broek heeft gehaald, in de hand heeft genomen en trekkende of slaande bewegingen heeft gemaakt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

De strafmaatoverwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode van ruim twee jaren meermalen schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige kleinkinderen, de dochters van zijn eigen dochter, die gedurende deze periode mede aan zijn zorg waren toevertrouwd. Verdachte heeft op bijzonder ingrijpende wijze misbruik gemaakt van de machtspositie die hij als opa over deze jonge meisjes had en hij heeft het vertrouwen dat de meisjes in hem mochten hebben ernstig beschaamd. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn kleinkinderen en heeft hij de meisjes het recht ontnomen om zich in een veilige huiselijke omgeving en in hun eigen tempo lichamelijk en geestelijk te ontwikkelen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt en acht een andere strafmodaliteit gelet hierbij ook op de kwetsbaarheid van de jonge slachtoffers en de lange periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden niet aan de orde.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Voorts houdt de rechtbank rekening met de door de reclassering opgemaakte rapportage betreffende verdachte.
Al het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft de gevangenneming van verdachte gevorderd bij einduitspraak. De rechtbank is van oordeel dat er geen gronden aanwezig zijn om de gevangenneming te bevelen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Vordering [slachtoffer 1]
[moeder slachtoffers] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 2005), heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.383,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten € 111,54;
  • parkeerkosten € 18,50;
  • annuleren reis Londen € 653,73;
  • immateriële schade € 1.600,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn betwist maar voldoende onderbouwd en aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.383,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
Vordering [slachtoffer 2]
[moeder slachtoffers] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 2005), heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.383,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten € 92,95;
  • parkeerkosten € 18,50;
  • annuleren reis Londen € 653,73;
  • immateriële schade € 1.600,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn betwist maar voldoende onderbouwd en aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, met dien verstande dat de post ‘annuleren reis’ van € 653,73 niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu dezelfde post reeds is toegewezen in de vordering van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.711,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [slachtoffer 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij: [moeder slachtoffers] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 2005) voor een deel van € 653,73 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [moeder slachtoffers] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 2005) van een bedrag van
€ 1.711,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 maart 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [moeder slachtoffers] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 2005) van een bedrag van
€ 2.383,77, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 maart 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016.
Mr. van Bruggen is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015121191 van 22 juli 2015.Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 40.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 42.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 45.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 40.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 44 - 45.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 41.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 40, 43.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 42.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 51.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 58.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 70.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 62.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 64.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 58.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 65.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 65 – 66.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] t.a.v. studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 65.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 juli 2015, pagina 87.
20.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 april 2016, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
21.De processen-verbaal van verhoor verdachte van resp. 7 juli 2016, pagina 84 en van 8 juli 2015, pagina 92.