ECLI:NL:RBOVE:2016:1339

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
08/770059-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 19 april 2016, stond de verdachte terecht op beschuldiging van verkrachting van een vrouw, aangeduid als [slachtoffer]. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld en bedreiging, waarbij de verdachte de vrouw zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 april 2016 uitgevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, en de raadsman van de verdachte, mr. U. Ural, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden onvoorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, [slachtoffer], beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet consistent en onvoldoende onderbouwd waren. Er was geen sluitend bewijs dat de verdachte de verkrachting had gepleegd, ondanks eerdere mishandelingen en bedreigingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden en heeft de verdachte vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde feit was vrijgesproken. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat de benadeelde partij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kan indienen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770059-15
Datum vonnis: 19 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een vrouw genaamd [slachtoffer] heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2014 tot 3 januari 2015
in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal,
- zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer]
geduwd/gedrukt/gebracht/gehouden en/of
- een of meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gedrukt/gebracht/gehouden
en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen,
althans éénmaal:
- is doorgegaan met het plegen van voormelde handeling(en) ondanks dat die
[slachtoffer] één of herhaalde ma(a)1(en) had aangegeven te willen stoppen en/of
- die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] tegen haar wil in zijn woning en/of nabijheid beeft gehouden,
terwijl hem duidelijk was dat zij de woning wilde verlaten en/of weg wilde
gaan en/of
- [slachtoffer] de volgende (dreigende) woorden heeft toegevoegd:
- “ dat zij een kankerhoer was” en/of
- “ dat zij niet mocht werken en bij hem moest blijven, zich ziek moest
melden” (omdat zij (na inspectie door hem verdachte) onder de blauwe
plekken zat) en/of
- “ als je gaat dan ga je naar de politie, als je dat doet dan raak je
alles kwijt wat je lief is en zal ik zorgen dat jij je dochter kwijt
raakt” en/of
- “ je haalt het bloed onder mijn nagels vandaan, als je daar niet mee
ophoudt dan maak ik je hele leven kapot” en/of
- “ jij hebt niets te willen, ik bepaal wat er hier gebeurt en jij niet”
en/of
- “ als ik jou betrap met een telefoon dan weet je wat er kan gebeuren”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of zijn fysieke overwicht en/of heeft aangedrongen op seksuele
handelingen, waartegen die [slachtoffer] zich niet meer kon of durfde te verzetten
gelet op het wederrechtelijk beroven of het beroofd houden in de woning van die
[slachtoffer] door hem, verdachte, en/of het reeds plaats gehad hebbende fysiek en
psychisch geweld jegens die [slachtoffer] en/of seksuele onderdrukking van die
[slachtoffer] , door hem, verdachte,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en subsidiair toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met schatting van het smartengeld op ten minste €2500,-.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de diverse verklaringen van aangeefster [slachtoffer] uitgebreid zijn, gedetailleerd en consistent, als ook dat [slachtoffer] direct na het moment van vrijlating verbalisant [verbalisant] over de gedwongen seks heeft verteld. De officier van justitie acht de aangifte van het zedendelict betrouwbaar en geloofwaardig. Volgens de officier van justitie wist [slachtoffer] door de mishandeling in de nacht van maandag op dinsdag dat verdachte niet schroomde fysiek geweld jegens haar te gebruiken. Dit en de diverse bedreigingen, de aanhoudende druk, het onvoorspelbare gedrag van verdachte en zijn overwicht in de dagen erna maakten dat [slachtoffer] nog meer werd geïntimideerd. De officier van justitie acht bewezen dat [slachtoffer] onder deze omstandigheden werd gedwongen de ten laste gelegde seksuele handelingen te verrichten dan wel te ondergaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster op onderdelen ongeloofwaardig is, als ook dat in het dossier onvoldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van [slachtoffer] .
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Hoewel verdachte en [slachtoffer] in de periode van 30 december 2014 tot 3 januari 2015 samen in de woning van verdachte zijn verbleven en verdachte in deze periode, zo volgt uit een vonnis van de rechtbank Overijssel van 1 mei 2015, [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en heeft mishandeld, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer worden aangenomen dat verdachte in deze periode [slachtoffer] heeft verkracht. De verklaring van [slachtoffer] is onduidelijk over het moment waarop de vermeende verkrachting moet hebben plaatsgevonden. Voorts blijkt onvoldoende dat [slachtoffer] is gedwongen tot seks. De mededeling van [slachtoffer] aan verbalisant [verbalisant] dat er sprake is geweest van gedwongen seks, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen ter onderbouwing van de verklaring van [slachtoffer] ten aanzien van de verkrachting. Tegen de getuige [getuige 1] heeft [slachtoffer] enkel gezegd dat zij seks heeft gehad met de verdachte. Tegen de getuige [getuige 2] heeft zij verklaard dat ze vrijwillig seks heeft gehad met de verdachte. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat zich in het dossier geen sluitend bewijs bevindt dat tot de conclusie leidt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. De rechtbank komt aldus niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en zal verdachte hiervan vrijspreken.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De schade van benadeelde

[slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1971, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 4.488,08 (vierduizendvierhonderdachtentachtig euro en acht eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten € 20,98;
  • medische kosten € 135,44;
  • medische kosten € 56,66;
  • immateriële schade € 4.275,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
vordering benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1971, in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Koppes en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016.
Mr. Van Bruggen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.