In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 19 april 2016, stond de verdachte terecht op beschuldiging van verkrachting van een vrouw, aangeduid als [slachtoffer]. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld en bedreiging, waarbij de verdachte de vrouw zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 april 2016 uitgevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, en de raadsman van de verdachte, mr. U. Ural, aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden onvoorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, [slachtoffer], beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet consistent en onvoldoende onderbouwd waren. Er was geen sluitend bewijs dat de verdachte de verkrachting had gepleegd, ondanks eerdere mishandelingen en bedreigingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden en heeft de verdachte vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde feit was vrijgesproken. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat de benadeelde partij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kan indienen.