ECLI:NL:RBOVE:2016:1290

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
08/770220-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gewapende overvallen en drugshandel

Op 14 april 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere gewapende overvallen en drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een mededader een tankstation in Apeldoorn had overvallen, waarbij zij het aanwezige personeel en een klant met een vuurwapen bedreigden. Tijdens de overval namen zij een geldbedrag, sigaretten en een portemonnee mee. De verdachte was ook betrokken bij een overval op een Primera-winkel, waarbij eveneens een vuurwapen werd gebruikt. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode cocaïne had verhandeld. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte de initiator was van de overvallen en dat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De rechtbank achtte de gepleegde feiten zeer ernstig, gezien de impact op de slachtoffers en de samenleving. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal met geweld, bedreiging, afpersing, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook het handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer (P): 08/770220-15
Datum vonnis: 14 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Overijssel, HvB Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 januari 2016 en 31 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Brunsveld, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, schuldig heeft gemaakt aan afpersing dan wel diefstal met geweld (feiten 1 en 3), al dan niet tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel bedreiging (feit 2), het dealen en voorhanden hebben van cocaïne (feit 4) en het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie (feit 5).
Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van
enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation]
en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig
en/of bedreigend:
- naar [tankstation] op/aan de [adres 1] is/zijn gegaan en/of
(vervolgens)- dat Tankstation met bivakmutsen, althans gezichtsbedekkende kleding, op het
hoofd en/of met donkere kleding en/of met een vuurwapen, althans op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand heeft/hebben betreden en/of
(vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gehouden/gericht naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of
- die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de hand achter de toonbank heeft/hebben gedirigeerd en/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld,
heel snel nu!" en/of "Is er nog meer, is er nog meer!";
en/of
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te Apeldoorn (in/uit een tankstation
op/aan de [adres 1] ) tezamen en in vereniging, met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen geld (ongeveer 1000 euro) en/of sigaretten en/of een
portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig
en/of bedreigend:
- naar [tankstation] is/zijn gegaan en/of
(vervolgens)
- dat Tankstation met bivakmutsen, althans gezichtsbedekkende kleding, op het
hoofd en/of met donkere kleding en/of met een vuurwapen, althans op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand heeft/hebben betreden en/of
(vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gehouden/gericht naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of
- die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de hand achter de toonbank heeft/hebben gedirigeerd en/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld,
heel snel nu!" en/of "Is er nog meer, is er nog meer!";
2.
primair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] tegen zijn wil in een [tankstation] op/aan de [adres 1]
vastgehouden door:
- ( in dat tankstation) naar die [slachtoffer 2] toe te rennen, althans te lopen en/of
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2]
te richten en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of daarbij met een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand, tegen die [slachtoffer 2] te
zeggen/roepen: "Hier blijven, hier blijven",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een
(of meer) ander(en), althans alleen, [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd
- met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- met gijzeling, en/of
- zware mishandeling
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht naar en/of in
de richting van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: “Hier blijven, hier
blijven”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2015 te Apeldoorn (in een winkelpand [primera] , gevestigd aan het [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geld, in elk geval van enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [primera] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond
dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk en/of gewelddadig en/of bedreigend
- de Primera is binnen gelopen en/of (vervolgens) in de richting van
voornoemde [slachtoffer 3] is gelopen en/of daarbij een dreigende houding heeft
aangenomen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, voor zich heeft
gehouden en/of
- een (rode) plastic tas aan die [slachtoffer 3] heeft gegeven en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Het is een overval, geef mij
geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 18 juli 2015 te Apeldoorn (in/uit een winkelpand [primera] , gevestigd aan [adres 2] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 775,-- Euro, althans enig geldbedrag, en/of sigaretten, in elk geval enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [primera] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk en/of gewelddadig en/of bedreigend
- de Primera is binnen gelopen en/of (vervolgens) in de richting van
voornoemde [slachtoffer 3] is gelopen en/of daarbij een dreigende houding heeft
aangenomen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, voor zich heeft
gehouden en/of
- een (rode) plastic tas aan die [slachtoffer 3] heeft gegeven en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Het is een overval, geef mij
geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of (vervolgens)
- om de toonbank is heengelopen en/of geld uit de kassalade heeft
gepakt en/of één of meerdere pak(ken) sigaretten van het merk Camel
heeft gepakt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
[medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 18 juli 2015 te Apeldoorn,
(in een winkelpand [primera] , gevestigd aan het [adres 2] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geld, in elk geval van
enig goed/geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [primera] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders
en/of aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- de Primera is binnen gelopen en/of (vervolgens) in de richting van
voornoemde [slachtoffer 3] is gelopen en/of daarbij een dreigende houding heeft
aangenomen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, voor zich heeft
gehouden en/of
- een (rode) plastic tas aan die [slachtoffer 3] heeft gegeven en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Het is een overval, geef mij
geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam
is geweest door het leveren van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp en/of kleding aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s);
en/of
[medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 18 juli 2015 te Apeldoorn,
(in/uit een winkelpand [primera] , gevestigd aan het [adres 2] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag van 775,-- euro, althans enig geld bedrag en/of sigaretten, in elk
geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [primera] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders
en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- de Primera is binnen gelopen en/of (vervolgens) in de richting van
voornoemde [slachtoffer 3] is gelopen en/of daarbij een dreigende houding heeft
aangenomen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, voor zich heeft
gehouden en/of
- een (rode) plastic tas aan die [slachtoffer 3] heeft gegeven en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Het is een overval, geef mij
geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of (vervolgens)
- om de toonbank is heengelopen en/of geld uit de kassalade heeft
gepakt en/of één of meerdere pak(ken) sigaretten van het merk Camel
heeft gepakt,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam
is geweest door het leveren van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp en/of kleding aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s);
4.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
juni 2015 tot en met 29 september 2015 te Apeldoorn en/of elders in Nederland
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, gebruikers- en/of dealershoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 29 september 2015 te Apeldoorn een of meer wapens van
categorie III, te weten een vuurwapen (gasmiddel, merk Rohm, Rg70, kleur
zwart), en/of munitie van categorie III, te weten één of meer gaspatronen
(Wadie CS gas, kaliber: .315/8mm), voorhanden heeft gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake de aan hem onder 1 in de tweede plaats, 2 subsidiair, 3 primair en in de eerste en tweede plaats, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op onder meer de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , de verklaring van [getuige 1] en het tapgesprek van 3 oktober 2014.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte daarom integraal dient te worden vrijgesproken.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de in de eerste plaats tenlastegelegde afpersing niet wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Ten aanzien van de in de tweede plaats ten laste gelegde diefstal met geweld overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 27 oktober 2014 een gewapende overval heeft plaatsgevonden op een tankstation in Apeldoorn. Aangever [slachtoffer 1] heeft hierover onder meer verklaard dat hij die avond omstreeks 21.00 uur in de shop van het tankstation werkzaam was en op enig moment zag dat twee personen met een bivakmuts op en donkere kleding aan de shop in kwamen rennen. Een van de personen had een vuurwapen in zijn hand en richtte dat wapen op [slachtoffer 1] . De andere persoon dirigeerde [slachtoffer 1] naar de achterkant van de toonbank en [slachtoffer 1] hoorde die persoon zeggen “Geld, geld, heel snel nu!”. Achter de toonbank graaide deze persoon vervolgens papiergeld uit de kassalade en het geld werd door hem in een plastic tas gestopt, waarna hij de kassalade uit de handen van [slachtoffer 1] pakte en de inhoud daarvan ook in de plastic tas gooide. Hierna werden door de persoon ook pakjes sigaretten uit een stelling gepakt en in de plastic tas gestopt. Vervolgens liep de persoon achter de toonbank weg langs [slachtoffer 1] en rende hij richting de schuifdeuren, waarna beide personen uit de shop verdwenen.
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft onder meer bij de politie verklaard dat hij op
27 oktober 2014 betrokken is geweest bij het plegen van een gewapende overval op een tankstation in Apeldoorn en dat verdachte hierbij betrokken was.
Volgens de verklaring van [medeverdachte 2] was hij die dag samen met verdachte en stelde verdachte voor om een tankstation te overvallen. Verdachte was in het bezit van een geladen vuurwapen en heeft het vuurwapen aan [medeverdachte 2] gegeven om daarmee de overval uit te voeren. Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte 2] naar het tankstation gegaan hebben zij de gewapende overval gepleegd. [medeverdachte 2] ging als eerste het tankstation naar binnen en hield daarbij het vuurwapen gericht op [slachtoffer 1] , terwijl de verdachte naar de achterkant van de toonbank liep om geld uit de kassalade te pakken. Daarna heeft verdachte sigaretten uit een stelling gepakt en deze meegenomen. Vervolgens hebben [medeverdachte 2] en verdachte het tankstation verlaten, aldus [medeverdachte 2] . Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt verder dat hij na de overval een muts en het vuurwapen teruggegeven heeft aan de verdachte en dat zijn deel van de buit van de overval ongeveer € 200,- bedroeg. [medeverdachte 2] kent verdachte als “ [pseudoniem verdachte] ” en weet dat de voornaam van verdachte [verdachte] is. Op de aan [medeverdachte 2] getoonde camerabeelden van de overval, waarop de overvallers te zien zijn, en een foto waarop de verdachte staat afgebeeld, herkent [medeverdachte 2] verdachte als zijn mededader.
Voorts bevat het dossier een verklaring van de getuige [getuige 1] (de vriendin van verdachte), waarin verdachte door haar als mededader wordt genoemd. Uit deze verklaring blijkt dat verdachte aan [getuige 1] heeft verteld dat hij de overval heeft gepleegd met “ [pseudoniem medeverdachte] ” en dat zij verdachte herkent op een foto en camerabeelden. Bij de politie heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij door sommige personen “ [pseudoniem medeverdachte] ” wordt genoemd.
Uit het tapgesprek van 3 oktober 2014 blijkt dat verdachte die dag heeft gebeld met [getuige 1] en haar heeft gevraagd ervoor te zorgen dat zijn ex-vriendin, [ex-vriendin verdachte] , zou verklaren dat hij op het moment van de overval in Amsterdam was.
Daarnaar gevraagd door de politie, heeft [ex-vriendin verdachte] als getuige verklaard dat de relatie tussen haar en verdachte op dat moment al was verbroken en dat verdachte vanaf de zomervakantie 2014 al niet meer bij haar in Amsterdam woonde/sliep.
Bij de politie en ter zitting heeft verdachte onder meer verklaard dat hij [medeverdachte 2] kent als “ [pseudoniem medeverdachte] ” en dat zij in het verleden regelmatig met elkaar omgingen. Het contact zou inmiddels verbroken zijn. De verdachte ontkent ten stelligste dat hij bij de overval betrokken is geweest en heeft er geen verklaring voor waarom [medeverdachte 2] en [getuige 1] belastend over hem verklaren.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [medeverdachte 2] en [getuige 1] onbetrouwbaar, onlogisch en niet verifiëren zijn en daarom niet als bewijsmateriaal gebruikt mogen worden. Daarnaast zou getuige [getuige 1] onder druk een belastende verklaring hebben afgelegd. Voor zover de verdediging heeft bedoeld te stellen dat de verklaring van [getuige 1] niet voor het bewijs kan worden gebruikt nu er sprake is geweest van ontoelaatbare druk, wordt dit verweer verworpen nu dit op geen enkele wijze uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk is geworden. Deze verklaring kan aldus voor het bewijs worden gebezigd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [getuige 1] consistent en betrouwbaar zijn. Deze afzonderlijk afgelegde verklaringen komen op wezenlijke onderdelen overeen en vormen aldus objectief steunbewijs. [medeverdachte 2] heeft verklaard over zijn rol en de rol van zijn mededader bij de overval. Op enig moment is, vanuit [medeverdachte 2] zelf, de naam van verdachte tijdens de verhoren naar voren gekomen en heeft [medeverdachte 2] verdachte benoemd als degene met wie hij de overval heeft gepleegd. De vriendin van verdachte, [getuige 1] , heeft daarna verklaard over hetgeen verdachte haar heeft verteld, namelijk dat [medeverdachte 2] en verdachte de overval gezamenlijk hebben gepleegd.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander, schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
5.3
Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte daarom dient te worden vrijgesproken.
5.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging acht de rechtbank op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van het medeplegen van bedreiging van aangever [slachtoffer 2] met enig misdrijf tegen het leven gericht en met gijzeling. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt onder meer dat hij op 27 oktober 2014 in de shop van het tankstation in Apeldoorn aanwezig was en daar werd geconfronteerd met een persoon met een vuurwapen (medeverdachte [medeverdachte 2] ). Deze persoon stond op ongeveer een meter afstand van [slachtoffer 2] en richtte het vuurwapen op de borst van die [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] wilde vervolgens naar buiten gaan en draaide zich om, om richting de uitgang te lopen, toen hij voelde dat hij werd vastgepakt door de persoon met het vuurwapen. [slachtoffer 2] zag dat het vuurwapen op hem werd gericht en hoorde dat de persoon tegen hem zei “Hier blijven, hier blijven”. [slachtoffer 2] is daarop blijven staan onder bedreiging van het vuurwapen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van dien aard zijn en ook onder zodanige omstandigheden hebben plaatsgevonden dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, een misdrijf tegen het leven gericht en gijzeling, daadwerkelijk door [medeverdachte 2] zou kunnen worden uitgevoerd.
De vraag die voorligt is of verdachte zich door voornoemde handelingen mede schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer 2] . Naar vaste jurisprudentie heeft het medeplegen, de bewuste en nauwe samenwerking, een groter bereik dan de omvang van het gezamenlijk plan, namelijk de gewapende overval en is de medepleger in aanleg ook verantwoordelijk voor een tijdens die overval gepleegd feit, dat verband houdt met het gezamenlijke plan. De bewuste en nauwe samenwerking kan zich aldus uitstrekken tot feitelijke delictshandelingen die – naar aard en soort van het delict - zijn ingecalculeerd. Uit het samenwerkingsdoel om met behulp van een wapen een overval te plegen, mocht door verdachte worden afgeleid dat dat wapen zou worden gebruikt tegen een toevallig binnenkomende klant, die verdachte en zijn mededader stoorde tijdens de overval, zoals ook is gebeurd. De bedreiging vormde daarmee een onderdeel van de overval en had daarmee een basis in het gezamenlijk plan, zodat deze bedreiging heeft te gelden als begaan in bewuste en nauwe samenwerking.
Het subsidiair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
5.5
Feit 3De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair en in de eerste plaats en in de tweede plaats tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken.
5.6
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 18 juli 2015 een overval heeft plaatsgevonden op een Primera winkel in Apeldoorn. Aangeefster [slachtoffer 3] heeft hierover onder meer verklaard dat zij die dag aan het werk was en op enig moment in de winkel geconfronteerd werd met een man die op haar af kwam lopen en daarbij een zwarte pistool uit een tasje pakte en vervolgens om de balie heen liep. Aangeefster schrok van het pistool en heeft vervolgens de kassa geopend en geld uit de kassa gepakt en in het tasje van de man gestopt. Bij de politie heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij op
18 juli 2015 de gewapende overval heeft gepleegd en dat hij dat heeft gedaan in opdracht van zijn drugsdealer. [medeverdachte 1] verklaart hierover onder meer dat hij die dag werd benaderd door zijn drugsdealer met de vraag of hij een overval wilde plegen. [medeverdachte 1] wilde dit in eerste instantie niet, maar omdat de dealer bleef inpraten op [medeverdachte 1] , heeft hij uiteindelijk toegegeven en is hij samen met de drugsdealer naar een flat gegaan. In de kelder van de flat moest [medeverdachte 1] wachten, waarna de drugsdealer terugkwam met een zwarte trui, een zwarte wintermuts en een zwartkleurige pistool. [medeverdachte 1] heeft de trui aangetrokken en het pistool dat hij van de drugsdealer kreeg bij zich gehouden. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] en de drugsdealer naar een winkelstraat gegaan, waarbij de drugsdealer aan de andere kant van de straat bleef lopen. Volgens [medeverdachte 1] is hij verschillende winkels in en uit gelopen, omdat hij de overval niet durfde te plegen. De drugsdealer bleef daarbij steeds in de buurt van [medeverdachte 1] . Vervolgens stopte de drugsdealer bij een zaak en is [medeverdachte 1] de winkel ingelopen en heeft hij de overval gepleegd. [medeverdachte 1] liet in de winkel het wapen aan [slachtoffer 3] zien, riep dat het een overval was en zei dat hij geld wilde. Vervolgens gaf [medeverdachte 1] een plastic tas aan [slachtoffer 3] en stopte [slachtoffer 3] het geld in de plastic tas. [medeverdachte 1] had met de drugsdealer een plek afgesproken waar hij de buit moest neerleggen. [medeverdachte 1] heeft de drugsdealer omschreven als een Antilliaanse jongen met zwart haar en rasta krullen en onder de rasta’s, loodjes.
De naam van de drugsdealer zou volgens [medeverdachte 1] [verdachte] zijn en de drugsdealer zou zich vaak ophouden bij het pand van Omnizorg. Op een foto die door de politie aan [medeverdachte 1] is getoond herkent hij verdachte als zijn drugsdealer en de persoon die hem tot de overval heeft aangezet.
De verdachte heeft ter zitting en bij de politie verklaard dat hij hij inderdaad de dealer van [medeverdachte 1] was. Verder heeft hij verklaard dat hij de dag van de overval in Apeldoorn bij de Coöp op het [adres 2] was en dat hij daar bier heeft gekocht. De verdachte droeg die dag groene kleding en een korte broek. De verdachte ontkent ten stelligste dat hij betrokken is geweest bij een overval.
Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat [getuige 2] die dag buiten zijn winkel aan de [adres 3] in Apeldoorn twee personen uit de richting van de Grote Kerk heeft zien lopen, waarvan een donkergekleurde persoon met dreadlocks met een korte groenkleurige broek aan en een blanke man met het uiterlijk van een junk.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij die dag twee personen op de [adres 4] in Apeldoorn heeft gezien die qua signalement lijken op de personen die
[getuige 2] heeft gezien en dat die personen met elkaar in gesprek waren.
Uit de verklaring van getuige [getuige 3] blijkt dat zij op 18 juli 2015 een man, die zij omschrijft als een vaag figuur, viermaal voor haar zaak heeft zien langslopen. Deze man viel op door zijn uiterlijk en gedrag en keek bij het voorbij lopen voortdurend bij haar zaak en andere zaken naar binnen. Op een gegeven moment zag [getuige 3] dat de man met versnelde pas liep en gehaast om zich heen keek. Achter deze man liep een andere man met een negroïde uiterlijk. Deze man liep ook met versnelde pas. Op een foto van de mannen die aan [getuige 3] is getoond door de politie, herkent zij [medeverdachte 1] als de vage man en verdachte als de negroïde man die achter [medeverdachte 1] aan liep.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verschillende verklaringen onvoldoende overtuigend zijn en niet als bewijsmateriaal gebruikt kunnen worden. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaringen van verdachte [medeverdachte 1] en de getuigen consistent en betrouwbaar zijn. Verdachte verklaart op het moment van de overval in de directe nabijheid van de Primera te zijn geweest. Het signalement van het uiterlijk en de kleding zoals door de getuigen [getuige 2] gegeven past bij de verdachte. [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte toen bij hem in het centrum van Apeldoorn was. De verklaring van [medeverdachte 1] wordt aldus gestaafd door objectieve bewijsmiddelen, namelijk de verklaringen van de getuigen [getuige 2] . De verklaring van verdachte, dat hij daar wel is geweest maar enkel om wat biertjes bij de Coöp te kopen, wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Het in vereniging plegen van een delict veronderstelt een bewuste, nauwe en volledige samenwerking. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte de initiator geweest van de gewapende overval en heeft hij er bij de medeverdachte op aangedrongen om de overval uit te voeren. Verdachte is niet alleen degene die met het plan tot het plegen van een overval is gekomen, hij heeft voor een trui en het wapen gezorgd en de medeverdachte het wapen laten gebruiken om de overval mee uit te voeren. De buit is vervolgens gedeeld.
Uit de genoemde gang van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte en zijn medeverdachte voorafgaande, tijdens en na de overval in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld, zodat het medeplegen van de overval wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank is aldus van oordeel dat, op grond van de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing.
5.7
Feit 4 en 5
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.8
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Gelet op voorgaand is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
5.9
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder feit 1 in de tweede plaats, 2 subsidiair, feit 3 primair en in de eerste plaats, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. in de tweede plaats.
hij op 27 oktober 2014 te Apeldoorn (in een tankstation aan de [adres 1] ) tezamen en in vereniging, met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (ongeveer 700 euro) en sigaretten en een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader toen daar opzettelijk bedreigend:
- naar [tankstation] zijn gegaan en vervolgens
- dat Tankstation met bivakmutsen op het hoofd en met donkere kleding en met een
vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand hebben betreden en
vervolgens
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
hebben gehouden/gericht naar en in de richting van die [slachtoffer 1]
en
- die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de hand achter de toonbank hebben gedirigeerd en
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld,
heel snel nu!" en "Is er nog meer, is er nog meer!";
2 subsidiair:
hij op 27 oktober 2014 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
- met enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- met gijzeling,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht in de richting van die [slachtoffer 2] en daarbij geroepen: “Hier blijven, hier blijven”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3 primair en in de eerste plaats:
hij op 18 juli 2015 te Apeldoorn (in een winkelpand [primera] , gevestigd aan het [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [primera] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk bedreigend
- de Primera is binnen gelopen en vervolgens in de richting van
voornoemde [slachtoffer 3] is gelopen en daarbij een dreigende houding heeft
aangenomen en vervolgens
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, voor zich heeft
gehouden en
- een (rode) plastic tas aan die [slachtoffer 3] heeft gegeven en
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Het is een overval, geef mij
geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2015 tot en met 29 september 2015 te Apeldoorn en/of elders in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op 29 september 2015 te Apeldoorn een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (gasmiddel, merk Rohm, Rg70, kleur zwart), en munitie van categorie III, te weten één of meer gaspatronen (Wadie CS gas, kaliber: .315/8mm), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 in de tweede plaats, feit 2 subsidiair, feit 3 primair en in de eerste plaats, feit 4 en feit 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285, 310, 312 en 317 Sr ,
artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 in de tweede plaats
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met gijzeling;
feit 3
primair en in de eerste plaats
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a van de Wet wapens en munitie;
en
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.Het toe te passen recht

Door de verdediging is verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de psychiater J.L.M. Dinjens van
29 maart 2016 en het rapport van de psycholoog, H. Mertens van 24 maart 2016. Op basis van de onderzoeksbevindingen hebben beide deskundigen onder meer geconcludeerd dat dat er geen reden is voor berechting onder het jeugdstrafrecht.
De rechtbank overweegt dat er voor de toepassing van het jeugdstrafrecht op een adolescent onder meer gekeken wordt naar de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting en in de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, geen redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen.

9.De op te leggen straf of maatregel

9.1
De gronden voor een straf of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft samen met een ander een tankstation overvallen. Zij hebben het in de benzinestation aanwezige personeelslid en een klant met een wapen bedreigd en gingen er met een geldbedrag, een portemonnee met inhoud en sigaretten vandoor. Daarnaast is verdachte betrokken geweest bij de overval op een winkel, waarbij eveneens gebruik is gemaakt van een wapen. Het spreekt voor zich dat dergelijke overvallen voor de slachtoffers beangstigend moeten zijn geweest, zoals ook blijkt uit de aangiften. Verdachte en zijn mededader waren uit op geld en hebben zich puur en alleen hierdoor laten leiden. Zij hebben zich niet bekommerd om de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Misdrijven als door verdachte begaan veroorzaken niet alleen bij de slachtoffers gevoelens van onveiligheid, maar brengen ook in de samenleving grote onrust teweeg.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is maatschappelijk onverantwoord, omdat degene die daarmee wordt geconfronteerd zich bedreigd kan voelen, en het tevens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich kan brengen.
Ten slotte heeft verdachte gedurende een geruime tijd gedeald in cocaïne. Het betreft een drug die schadelijk is voor de volksgezondheid. Het gebruik van deze drugs is bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit ter financiering van hun behoefte aan deze drugs.
De rechtbank heeft als strafverzwarende omstandigheid laten meewegen dat verdachte de initiator is geweest van de overvallen waarbij hij één van zijn klanten, een drugsgebruiker, bij wie een zekere afhankelijkheid ten opzichte van verdachte verondersteld mag worden, heeft betrokken in zijn plannen en de uitvoering van de overval op een sigarenboer. Daarnaast heeft verdachte tot aan de zitting toe geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn gedrag. De lichtvaardige wijze waarop de overvallen zijn gepleegd, acht de rechtbank buitengewoon zorgelijk.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaar, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, passend en geboden is, omdat de aard en ernst van het bewezen verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 en 91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 in de eerste plaats, feit 2 subsidiair, feit 3 primair in de eerste plaats, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 in de tweede plaats
het misdrijf: diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met gijzeling;
feit 3 primair en in de eerste plaats
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a van de Wet wapens en munitie;
en
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 in de tweede plaats, feit 2 subsidiair, feit 3 primair en in de eerste plaats, feit 4 en feit 5 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2016.
Buiten staat
Mr. S.M.M. Bordenga en mr. A.A. Smit zijn -wegens uitstedigheid- niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, District Noord- en Oost Gelderland, met nummers PL0600-2014147140 (zaak I) en PL0600-2015351708 (zaak II). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , namens [tankstation] van 27 oktober 2014, pag. 70 t/m 73, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van aangever:
“(…) Op maandag 27 oktober 2014, omstreeks 21.00 uur, was ik als pompbediende werkzaam bij [tankstation] aan de [adres 1] te Apeldoorn. (…) Op het moment dat ik deze ruimte uit kwam lopen in de richting van de toonbank zag ik twee personen met bivakmutsen op. (…) Ik zag als eerste de bivakmutsen en daarna het wapen. (…) Ik zag dat dit vuurwapen op mij gericht was. (…) Ik schrok en was overdonderd. (…) Ik werd door de andere persoon dan de persoon met het vuurwapen achter de toonbank gedirigeerd. (…) Ik hoorde hem onder andere zeggen: “Geld, geld heel snel, nu!” (…) Ik zag dat de man het papiergeld uit de kassalade graaide. Ik zag op dat moment dat hij het papiergeld in een plastic tas stopte. (…) Volgens mij pakte de man de kassalade uit mijn handen en gooide de inhoud in de plastic tas. Vervolgens hoorde ik een van de twee mannen zeggen: “Is er nog meer, is er nog meer!”. (…) Vervolgens zag ik ineens [slachtoffer 2] de getuige in de shop staan. (…) Ik zag dat [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden door de man met het vuurwapen. . (…) Ik zag dat de man met het vuurwapen [slachtoffer 2] bij zijn linkerarm vast hield. Het leek op een kleine schermutseling. (…) Ik zag dat de man rookwaar uit deze stelling graaide. (…) Ik zag dat hij de rookwaar in een plastic tas stopte. (…) Ik kan de man met het vuurwapen als volgt omschrijven: droeg zwarte donkere kleding, zwarte bivakmuts (…). Ik kan de man met de plastic tas als volgt omschrijven: droeg een zwarte bivakmuts (…), droeg donkere kleding, (…). Ik denk dat de overvallers ongeveer 600 a 700 euro uit de kassalade hebben meegenomen. (…) Vervolgens zag ik dat deze man langs mij heen liep achter de toonbank vandaan en wegrende in de richting van de schuifdeuren. (…) Ineens waren beide overvallers weg. (…) Op het moment dat de politie bij mij in de shop was ontdekte ik dat mijn portemonnee met inhoud ook weggenomen was door de overvallers. (…).”
2.
het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 9 september 2015, pag. 194 t/m 200, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
“(…) O: In jouw verklaring van dinsdag 8 september 2015 bekende jij dat jij betrokken was geweest bij het plegen van de gewapende overval op het Tankstation “ [tankstation] ”, gevestigd aan de [adres 1] te Apeldoorn. (…) V: Klopt dit? A: Ja. (…) V: Wie is deze jongen? (…) V: Komt hij uit Apeldoorn? A: Ja. (…) Het was in de buurt van een tankstation. Wij waren bij een parkje. Hij zei tegen mij: “kijk daar het tankstation”. (…)
Toen kwam het wapen ter sprake en toen wist ik wat hij wilde gaan doen. (…) Toen we daar liepen kwam het idee om het tankstation te overvallen. (…) Het wapen had ik eerder al gezien. Toen hij mij ophaalde bij het station, zag ik dat dat die jongen een wapen had in zijn auto. (…) Het was een revolver. Het was een .22, het was een 6mm. (…) De kogels zaten in de revolver, in de cilinder, de draaischaaf, zat helemaal vol met kogels. (…) Toen wij gingen lopen in het parkje, pakte hij de revolver uit het dashboardkastje en deed hij de revolver in zijn binnenzak. (…) Wij zijn met z’n tweeën naar het tankstation gelopen en hebben de overval gepleegd. (…) V: Wanneer kreeg jij het wapen? A: Daarvoor. V: Waarom krijg jij het wapen? A: Hij had het wapen, maar hij gaf het aan mij. Hij gaf mij het wapen, omdat hij niet wist wie daar binnen waren en omdat ik de grootste was. (…) Ik liep als eerste naar binnen. (…) Opeens kwam er een man uit een deur lopen. (…) Ik had het wapen in mijn rechterhand. (…) Ik stond voor de toonbank en de andere jongen stond achter de toonbank, bij de blanke man. Ik richtte het wapen op de man, de ander jongen praatte. (…) Het wapen was wel geladen met kogels, maar de haan was niet gespannen. (…) De man drukte op knopjes en toen ging de kassa open. De andere jongen pakte het geld uit de kassa. Hij pakte de hele kassalade. (…) toen kwam de andere man binnen, ik moest nadenken wat ik ging doen. (…) Ik pakte deze man vast. (…) Wij wilden niet dat hij wegging. (…) De andere jongen zei tegen mij dat hij klaar was. Hij heeft, naast geld ook 1 a 2 pakjes sigaretten gepakt. Hierna zijn wij weggegaan. Ik heb geld en sigaretten in de tas zien zitten. (…) De muts en de revolver heb ik teruggegeven aan die jongen. (…) Ik heb geld uit het tasje gepakt. (…) Ik heb gewoon iets gepakt en dat was ongeveer 200,- euro. (…) Ik heb alleen mijn deel geteld. (…) Wij hebben de overval gepleegd voor het geld. (…) O: Jij verklaarde ook dat jouw mededader een persoon is, die in Apeldoorn “ [pseudoniem verdachte] ” (fonetisch) wordt genoemd. V: Is “ [pseudoniem verdachte] ” (fonetisch), waarover jij verklaarde, ook de tweede dader, die samen met jou het tankstation was binnen gegaan, de gewapende overval pleegde en degene, die op de camerabeelden van de overval is te zien? A: Ja, dat is dezelfde persoon. O: Wij tonen jou nu een foto, waarop een man staat afgebeeld. (…) A: Ja, dat is hem. Dat is: “ [pseudoniem verdachte] ”. (…) Hij is degene waarover ik heb verklaard. (…) De naam klopt ook, hij heet [verdachte] . Ik weet dat hij zo heet. Van hem was ook het revolver, die ik bij de overval gebruikte. (…).”
3.
het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, [tankstation] , in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 september 2015 gesloten proces-verbaal van bevindingen, pag. 152 t/m 158, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant:
“(…) Opmerking verbalisant: tijdens het verhoor werd een foto van een ID-kaart aan de verdachte [medeverdachte 2] getoond. De verdachte herkende de persoon op de foto als degene die hij “ [pseudoniem verdachte] ” noemde in het verhoor. De ID-kaart die werd getoond was van [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1993. (…).”
4.
het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 8 oktober 2015, pag. 762 t/m 797, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
“(…) Wie is “ [pseudoniem medeverdachte] ” (fonetisch)? A: zo noemen sommige mensen mij, (…).”
5.
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 2 november 2015, pag. 882 t/m 894, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
“(…) V: Wat heeft [verdachte] jou verteld over een overval met [pseudoniem medeverdachte] . A: Dat hij ene overval heeft gepleegd met [pseudoniem medeverdachte] maar verder niets. (…) V: Oke dan laten wij jou foto 2 zien, herkende jij [verdachte] de vorige keer ook al? A: Ja, ik herken hem aan zijn loopje. (…) V: De vorige keer heb jij de bewegende camerabeelden ook gezien? A: Ja, toen heb ik deze gezien. (…) Ja, ik herkende hem toen ook al. (…).”
Feit 2 subsidiair
1.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 27 oktober 2014, pag. 74 t/m 76, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van aangever:
“(…) Ik ging op maandag 27 oktober 2014, omstreeks 21.00 uur wat sigaartjes halen bij de benzinepomp [tankstation] aan de [adres 1] te Apeldoorn. (…) Ik ben toen naar binnen de pompwinkel/tankstation ingelopen. Toen ik in de richting van de kassa liep kwam er een man op mij afgestormd en richtte een pistool op mij. (…) Het werd gericht op mijn borst. Dat op misschien één meter afstand. (…) Ik wilde weer naar buiten en maakte aanstalten om naar buiten te gaan. Ik draaide mij om richting de uitgang. Ik voelde dat ik werd vastgepakt. Ik zag dat de man met het pistool mij vast had aan de rechterzijde van mijn jas. Ik zag dat hij het pistool op mij richtte en dat hij het pistool in zijn rechterhand had. Ik hoorde dat deze man in gebrekkig Nederlands het volgende tegen mij zei: “Hier blijven, hier blijven”. (…) Ik ben toen blijven staan onder bedreiging van het pistool. (…) Doordat de man het pistool op mij richtte en ik niet weg mocht voelde ik mij bedreigd. (…).”
2.
het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 9 september 2015, pag. 194 t/m 200, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
“(…) O: In jouw verklaring van dinsdag 8 september 2015 bekende jij dat jij betrokken was geweest bij het plegen van de gewapende overval op het Tankstation “ [tankstation] ”, gevestigd aan de [adres 1] te Apeldoorn. (…) V: Klopt dit? A: Ja. (…) V: Wie is deze jongen? A: Zeg ik niet. V: Komt hij uit Apeldoorn? A: Ja. (…) Het was in de buurt van een tankstation. Wij waren bij een parkje. Hij zei tegen mij: “kijk daar het tankstation”. (…) Toen kwam het wapen ter sprake en toen wist ik wat hij wilde gaan doen. (…) Toen we daar liepen kwam het idee om het tankstation te overvallen. (…) Het wapen had ik eerder al gezien. Toen hij mij ophaalde bij het station, zag ik dat dat die jongen een wapen had in zijn auto. (…) Het was een revolver. Het was een .22, het was een 6mm. (…) De kogels zaten in de revolver, in de cilinder, de draaischaaf, zat helemaal vol met kogels. (…) Toen wij gingen lopen in het parkje, pakte hij de revolver uit het dashboardkastje en deed hij de revolver in zijn binnenzak. (…) Wij zijn met z’n tweeën naar het tankstation gelopen en hebben de overval gepleegd. (…) V: Wanneer kreeg jij het wapen? A: Daarvoor. V: Waarom krijg jij het wapen? A: Hij had het wapen, maar hij gaf het aan mij. Hij gaf mij het wapen, omdat hij niet wist wie daar binnen waren en omdat ik de grootste was. (…) Ik liep als eerste naar binnen. (…) Opeens kwam er een man uit een deur lopen. (…) Ik had het wapen in mijn rechterhand. (…) Ik stond voor de toonbank en de andere jongen stond achter de toonbank, bij de blanke man. Ik richtte het wapen op de man, de ander jongen praatte. (…) Het wapen was wel geladen met kogels, maar de haan was niet gespannen. (…) De man drukte op knopjes en toen ging de kassa open. De andere jongen pakte het geld uit de kassa. Hij pakte de hele kassalade. (…) toen kwam de andere man binnen, ik moest nadenken wat ik ging doen. (…) Ik pakte deze man vast. (…) Wij wilden niet dat hij wegging. (…)
De andere jongen zei tegen mij dat hij klaar was. Hij heeft, naast geld ook 1 a 2 pakjes sigaretten gepakt. Hierna zijn wij weggegaan. Ik heb geld en sigaretten in de tas zien zitten. (…) De muts en de revolver heb ik teruggegeven aan die jongen. (…) Ik heb geld uit het tasje gepakt. (…) Ik heb gewoon iets gepakt en dat was ongeveer 200,- euro. (…) Ik heb alleen mijn deel geteld. (…) Wij hebben de overval gepleegd voor het geld. (…) O: Jij verklaarde ook dat jouw mededader een persoon is, die in Apeldoorn “ [pseudoniem verdachte] ” (fonetisch) wordt genoemd. V: Is “ [pseudoniem verdachte] ” (fonetisch), waarover jij verklaarde, ook de tweede dader, die samen met jou het tankstation was binnen gegaan, de gewapende overval pleegde en degene, die op de camerabeelden van de overval is te zien? A: Ja, dat is dezelfde persoon. O: Wij tonen jou nu een foto, waarop een man staat afgebeeld. (…) A: Ja, dat is hem. Dat is: “ [pseudoniem verdachte] ”. (…) Hij is degene waarover ik heb verklaard. (…) De naam klopt ook, hij heet [verdachte] . Ik weet dat hij zo heet. Van hem was ook het revolver, die ik bij de overval gebruikte. (…).”
Feit 3 primair
1.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , namens [primera] , van 18 juli 2015, pag. 67 t/m 69, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van aangeefster:
“(…) Ik ben werkzaam bij [primera] gevestigd aan het [adres 2] te Apeldoorn. (…) Vandaag, zaterdag 18 juli 2015 omstreeks 08.30 uur, ben ik begonnen met werken. (…) Ik zag dat de genoemde man vervolgens op mij af kwam lopen. (…) Voordat ik de man kon vragen waar ik hem mee kon helpen zag ik dat de man zwart pistool uit zijn tasje haalde. Ik zag dat de man een geel met rood tasje onder zijn rechter arm had en daar pakte hij het pistool weg. Ik zag dat het een zwart pistool was van ongeveer 10 á 15 centimeter. (…) Ik weet nog dat de man wat tegen mij zei maar ik weet niet meer wat. De man gaf mij het tasje en toen liep de man rechts om de balie heen. Ik schrok enorm van het pistool en ik wist niet wat ik moest doen. (…) Ik heb vervolgens de kassa geopend en ik heb zelf geld in het tasje gestopt. (…).”
2.
het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 20 juli 2015, met bijlage, pag. 112 t/m 116, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
“(…) Ik stond zaterdag 18 juli ik denk zo rond 14.00 uur bi Omnizorg te Apeldoorn. Daar kwam ik “mijn” dealer tegen. Hij vroeg mij of ik een overval wilde plegen. (…) Hij had in de tussentijd wel honderdduizend keer op mij ingepraat dat we weinig tijd hadden en dat ik op moest schieten. (…) Het is een Antilliaanse jongen van achter in de 20 jaar. Hij heeft zwart haar met rasta krullen en altijd iets op zijn hoofd. Hij had ook onder aan de rasta’s loodjes zitten. Hij staat vaak bij het Omnizorg en zijn naam is [verdachte] . (…) O: Wij toonde de verdachte een progris foto van: [verdachte] [geboortedatum] 1993 (De foto is als bijlage 1 bijgevoegd). A: Dit is de man die ik [verdachte] noem en die mij aangezet heeft tot die overval. (…) Ik moest wachten in de kelder en hij kwam naar beneden met een zwarte trui en zwarte wintermuts en een zwarte kleurig pistool. (…) Die trui heb ik daar aangetrokken. Het pistool wat ik kreeg was van kunststof. (…) We liepen samen een stuk op en toen we bij een lange straat met winkels kwamen is hij aan de andere kant van de weg gaan lopen. Ik ben verschillende winkels ingelopen maar ik durfde gewoon niet. (…) Hij zei toen tegen mij dat we wel naar een sigarettenwinkel gingen. (…) Hij was steeds bij mij in de buurt. (…) Hij liep voor mij uit en hij stopte bij een soort patatzaak. Ik ben gelijk de winkel binnen gelopen. (…) Ik heb het pistool uit mijn broeksband gehaald en het zo gehouden dat het meisje achter de kassa deze kon zien. Ik riep dat het een overval was en dat ik geld wilde. Ik zag dat het meisje schrok maar ze bleef wel rustig. (…) Ik gaf haar die plastic tas en zei dat het geld daar in moest. Het meisje deed dat gelijk maar het ging mij niet snel genoeg en ik ben toen om de balie gelopen en heb zelf ook geld in de tas gedaan. (…) We hadden een plek afgesproken waar ik het geld neer moest leggen. (…).”
3.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 maart 2016, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
“(…) Op 18 juli 2015 was ik in Apeldoorn. Ik was op het [adres 2] (…).”
4.
het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 30 september 2015, pag. 852 t/m 858, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
“(…) Ik droeg deze dag groene kleding. Een korte broek tot net boven de knieën. (…).”
5.
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 23 juli 2015, pag. 124 t/m 129, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
“(…) Ik ben [getuige 3] en ik werk in de zonnestudio [bedrijfsnaam 1] , gevestigd te Apeldoorn, [adres 3] . Afgelopen zaterdag 18 juli 2015 heb ik vanaf 13.00 uur tot 18.00 uur gewerkt. (…) Ik denk dat het rond 16.00 uur is geweest, we zaten te kletsen voor de zaak toen [naam] zei daar heb die gek, of woorden van gelijke strekking al weer. Dit was toen een man: ik zal hem later omschrijven, voor de 2e keer voor de zaak langs liep. Het was echt zo’n ‘vaag figuur’ hij viel in ieder geval op door zijn uiterlijk en zijn gedrag. (…) Gelijk daarna zag ik de vreemde man voor een 3e keer voor de zaak langs lopen. Deze keer liep hij richting [adres 2] . (…) Toen ik weer naar buiten ging zag ik dat de vreemde man voor de 4e keer langs kwam lopen. Hij liep nu richting centrum van Apeldoorn. Ik zag dat de man met versnelde stap liep en gehaast om zich heen keek. Toen viel mij ook een andere, negroïde man op, die op zo’n afstand van tussen de 50 en 100 meter achter de ander man aan liep. Deze negroïde man liep ook met versnelde pas. (…) De man gedroeg zich heel vreemd; hij kwam diverse keren voor de zaak langs en keek ook bij andere zaken voortdurend naar binnen. (…) De negroïde man die achter de man aan liep was ook ongeveer 30 jaar, hij had donker haar met van die ronde vlechtjes in zijn haren. (…) Verder toont u mij een foto van een blanke man. Ook op deze foto herken ik de blanke man die zaterdag 18 juli 2015 tussen 16.00 uur en 17.15 uur tenminste 4 keer langs kwam lopen. Op de 3e foto die u mij toon herken ik de negroïde man die achter de ander man aan liep. Ik herken hem aan zijn haar en ook zijn gezicht herken ik. (…) Als bijlagen gaan bij dit proces-verbaal. (…) Foto ID staat verdachte. Foto negroïde man. (…).”
6.
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 18 juli 2015, pag. 72 t/m 73, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
“(…) Op zaterdag 18 juli 2015 omstreeks 16.30 uur was ik op de [adres 4] te Apeldoorn. Ik zag daar een tweetal mannen die mij opvielen. (…) Blanke man, een type junk. (…) Zwarte man. (…) Dreadlocks met kraaltjes in het haar. (…) Ik zag dat bovenstaande mannen in gesprek waren en vervolgens de [adres 5] opliepen. (…).”
7.
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 20 juli 2015, pag. 87 t/m 88, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
“(…) Ik ben eigenaar van de dierenspeciaalzaak “ [bedrijfsnaam 2] ” gelegen aan de [adres 6] te Apeldoorn. Op zaterdag 18 juli 2015 was ik werkzaam in genoemde zaak. In de namiddag komt mijn zoon bij mij in de zaak, het moet tussen 16.30 en 16.45 uur zijn geweest en deelde mij mede dat hij zojuist een soort “junk” had aangetroffen bij onze bestelauto, welke geparkeerd was naast de zaak aan de [adres 4] te Apeldoorn. Ik ben naar buiten gelopen en zag aan de overzijde van de straat, tegenover mijn winkel een donkergekleurde manspersoon staan. (…) Zijn haar was donkergekleurd en hij droeg dreadlocks met daarin gekleurde kraaltjes. Ook droeg hij een korte groenkleurige broek tot aan zijn knieën. (…) Diezelfde dag, om 16.45 uur stond ik weer voor de zaak aan de [adres 6] . (…) Ik zag op dat moment voor mij van rechts, uit de richting van de Grote Kerk twee manspersonen mijn kant oplopen. Ik herkende een van deze twee manspersonen als zijnde de man met de dreadlocks die ik eerder omschreven heb. Naast deze man liep een manspersoon, die ik als een soort ‘junk’ omschrijf. (…) Ik kan mij nog herinneren dat deze man een plastic tasje bij zich had. (…).”
Feit 4 en 5
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 maart 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
2.
het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, [verbalisant 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 oktober 2015 gesloten proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pag. 307 t/m 308, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant;
3.
het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, [verbalisant 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 oktober 2015 gesloten proces-verbaal onderzoek wapen, proces-verbaalnummer PL0600-2014147140-57, pag. 812 t/m 817, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant;
4.
het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 oktober 2015 gesloten proces-verbaal onderzoek wapen, proces-verbaalnummer PL0600-2014147140-56, pag. 806 t/m 807, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.