5.3De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Na een informatief gesprek op 7 oktober 2013, heeft [slachtoffer] , een dochter van verdachte, op 14 november 2013 aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader in de periode van 7 februari 1995 tot ongeveer 7 februari 2007.
Aangeefster heeft verklaard dat het seksueel misbruik vrijwel dagelijks plaatsvond in hun woning aan [voormalig adres] te [voormalige woonplaats] ; in de badkamer, de wc, haar slaapkamer, de slaapkamer van haar vader en op de zolder. Ten aanzien van de ontuchtige handelingen heeft zij verklaard dat haar vader haar clitoris heeft gestreeld en haar heeft gebeft en dat zij hem heeft moeten aftrekken en vanaf ongeveer haar 7e levensjaar ook heeft moeten pijpen. Als zij hem aftrok, dan kwam hij altijd klaar.
Verder heeft zij verklaard dat hij ook een aantal keren heeft geprobeerd om met zijn penis in haar te komen, maar dat dit pijn deed en volgens haar nooit is gelukt. Dit proberen te penetreren vond plaats tot ongeveer haar twaalfde jaar.
Zij heeft verklaard dat zij aanvankelijk dacht dat het normaal was, maar dat zij er toen ze in groep 5 zat tijdens het schoolzwemmen achter kwam dat dit niet het geval was.
Volgens aangeefster heeft verdachte haar gesmeekt om er niet over te praten en heeft hij haar ook gedreigd om haar of zichzelf af te maken als ze er iets van zou zeggen. Ook heeft hij in die tijd geweld gebruikt, waardoor zij bang voor hem was.
Aangeefster heeft verklaard dat zij van haar vader heeft vernomen dat het seksueel misbruik is begonnen toen zij ongeveer vier jaar oud was. Toen haar ouders gingen scheiden, stopte het misbruik. Wel heeft hij haar nadien nog één keer gevraagd om “een spelletje te doen” toen zij bij hem in zijn woning in [woonplaats 1] op bezoek was.
Volgens de verklaring van aangeefster is haar zus [zus slachtoffer] ook door haar vader misbruikt, met dien verstande dat [zus slachtoffer] heeft gezegd dat het bij haar bij eenmalig misbruik is gebleven.
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij twee keer ontuchtige handelingen met aangeefster heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat zij de eerste keer in bad zaten en dat hij, toen zijn piemel per ongeluk werd aangeraakt, opgewonden raakte. En dat hij toen heeft gevraagd of de kinderen zijn piemel wilden aanraken, waarna [slachtoffer] hem heeft afgetrokken en hem klaar heeft gemaakt. Hij had haar uitgelegd hoe zij hem moest aftrekken en het zelf voorgedaan. Volgens verdachte was [slachtoffer] toen vier of zes jaar oud.
De tweede keer vond volgens verdachte ook in bad plaats. Hij heeft verklaard dat hij toen naakt was, dat de kinderen zijn piemel mochten aanraken en dat zijn ex-vrouw binnenkwam toen het gebeurde.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er ook wettig en overtuigend bewijs is voor hetgeen verdachte ontkent, namelijk dat er veel vaker en veel verdergaand seksueel contact heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster, voor zover tot het bewijs gebezigd (zie de bewijsmiddelen
1. en 2). Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en juistheid van deze verklaringen heeft de rechtbank het volgende betrokken.
Aangeefster heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over het seksueel misbruik door haar vader, dat voortduurde tot het moment dat haar ouders uit elkaar gingen. Zij heeft gedetailleerd verklaard welke seksuele handelingen zij moest ondergaan (strelen bij de vagina/clitoris, (poging tot) penetratie ter plaatse en beffen) dan wel verrichten (aftrekken en pijpen) en over de verschillende plaatsen in huis waar het seksueel contact heeft plaatsgehad. Voorts heeft zij verklaard dat het strelen en aftrekken vrijwel dagelijks plaatsvond, terwijl het pijpen en beffen af en toe gebeurde.
Ten aanzien van de pogingen van haar vader om met zijn penis bij haar naar binnen te gaan, heeft aangeefster verklaard dat hij dit vier a vijf keer heeft geprobeerd, maar dat het volgens haar nooit is gelukt.
Ten aanzien van een aantal specifieke seksuele handelingen heeft aangeefster zeer gedetailleerd beschreven waar, wanneer en onder welke omstandigheden deze hebben plaatsgevonden.
Voorts heeft aangeefster gedetailleerd verklaard over de kinderporno die haar vader in haar bijzijn bekeek.
Datzelfde geldt waar het gaat om de gevolgen van het seksueel misbruik. Zo heeft aangeefster verklaard dat zij haar opleiding niet heeft kunnen afmaken en dat zij moeilijk met oudere mannen samen in een ruimte kan zitten. Ook kan zij geen kleine kinderen bij een vader op schoot zien zitten.
Voornoemde verklaringen van aangeefster - voor zover tot het bewijs gebezigd - zijn in de kern consistent.
Aangeefster heeft ruim voordat zij heeft besloten om aangifte te doen bij de politie aan meerdere personen, in meer of minder uitgebreide vorm, verteld dat zij seksueel is misbruikt door verdachte. Zo heeft zij haar moeder, mevrouw [moeder slachtoffer] , in vertrouwen genomen nadat de relatie tussen haar ouders was geëindigd en haar verteld dat zij haar vader moest aftrekken. In 2010 heeft aangeefster zich gewend tot Dimence met het verzoek haar te helpen bij het verwerken van het seksueel misbruik. De door aangeefster bij Dimence vertelde details komen overeen met de details zoals genoemd in haar aangifte (vrijwel dagelijks misbruik vanaf haar vierde jaar, aan zijn ding zitten, het aftrekken, pijpen, beffen en pogingen om gemeenschap te hebben en de reacties van anderen waaruit aangeefster afleidde dat dit niet gewoon was). Ook heeft ze haar zus [zus slachtoffer] in kennis gesteld van het seksueel misbruik en haar verteld over het moeten aftrekken en pijpen. Zij heeft haar zus ook verteld dat haar vader haar heeft proberen te verkrachten, maar dat dit niet lukte omdat zij te nauw was., Toen aangeefster een relatie kreeg, heeft ze ook haar partner van haar misbruikverleden in kennis gesteld (zie de bewijsmiddelen 5 tot en met 10).
Hetgeen deze personen van aangeefster hebben gehoord over het seksueel misbruik is consistent met hetgeen zij ten overstaan van de politie heeft verklaard; onder andere waar het gaat om het moment waarop het misbruik is begonnen, de seksuele handelingen die zij moest plegen dan wel ondergaan en de plaats(en) waar deze handelingen plaatsvonden.
De verklaringen van aangeefster vinden daarmee steun in overige bewijsmiddelen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat in het onderhavige geval niet kan worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen met als directe bron aangeefster (de bewijsmiddelen 1 en 2 en 6 tot en met 10) onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal.
De rechtbank neemt hierbij - in onderlinge (tijds)verband en samenhang bezien - het navolgende nadrukkelijk in aanmerking:
a.
De ex-vriend van aangeefster, [ex-vriend slachtoffer] , (bewijsmiddel 8) heeft gedrag waargenomen dat steun biedt aan de verklaringen van aangeefster. Hij heeft verklaard dat zij regelmatig nachtmerries had; dat ze in haar droom op bed lag in haar ouderlijk huis, dat haar vader aan haar bed stond en dat hij seksuele dingen met haar wilde doen.
Voorts heeft hij verklaard dat aangeefster, toen hij haar leerde kennen, een fobie voor vaderfiguren (mannen van een bepaalde leeftijd, rond de veertig-vijftig) had en dat zij niet alleen met mannen in één ruimte wilde zijn. Ook heeft hij verklaard dat aangeefster in het begin van hun relatie angstig was voor bepaalde seksuele handelingen, dat zij bepaalde seksuele handelingen ook nu soms nog liever niet doet (pijpen) en dat zijn borsthaar soms herinneringen aan haar vader oproept.
Tenslotte heeft hij verklaard dat aangeefster nog maagd was toen hij een relatie met haar kreeg, hetgeen strookt met de verklaring van aangeefster dat de pogingen van haar vader om met zijn penis bij haar naar binnen te gaan nooit zijn gelukt.
b.
De zus van aangeefster, [zus slachtoffer] , heeft als getuige verklaard dat zij zelf ook één keer door haar vader is misbruikt. Zij heeft hem moeten aftrekken en beschrijft, gelijk aan de verklaring van aangeefster, dat haar vader voor deed hoe zij dat moest doen.
Voorts heeft [zus slachtoffer] verklaard dat haar vader haar vervolgens heeft gevraagd “of zij hem durfde te pijpen”.
c.
De eerder genoemde concrete context waarin een aantal seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, wordt bevestigd door het steunbewijs. De rechtbank wijst in dit verband op
de verklaring van de moeder van aangeefster en die van haar zus met betrekking tot de inrichting van de woning aan [voormalig adres] te [voormalige woonplaats] en de inrichting van de slaapkamer van verdachte; met een stapelbed, een bureau met computers en een deur die doorgaans op slot was. Voorts blijkt uit hun beider verklaringen dat verdachte geregeld in een witte badjas door het huis liep en dat hij daaronder naakt was. De zus van aangeefster verklaart dat haar vader borsthaar had.
Zowel de moeder van aangeefster als haar zus hebben verklaard dat zij (moeder) geen seksleven meer met verdachte had en dat zij gescheiden sliepen.
Ook verklaren zij beiden dat de thuissituatie onveilig, onprettig en agressief was.
d.
Verdachte heeft verklaard dat hij destijds kinderporno (foto’s en films van jonge kinderen) voorhanden heeft gehad en dat het mogelijk is dat hij deze in het bijzijn van aangeefster heeft gekeken. Hij werd er, zoals hij verklaart, opgewonden van. Ook heeft hij te kennen gegeven dat hij kinderporno keek om te voorkomen dat hij zich aan zijn kinderen zou vergrijpen.
Tegenover de hiervoor genoemde verklaringen stelt verdachte alleen dat hij maar twee keer ontuchtige handelingen met aangeefster heeft gepleegd, terwijl hij in dat verband tegenstrijdig heeft verklaard over de leeftijd van zijn dochter op het moment van het misbruik (bij de politie heeft hij verklaard dat ze vier of zes jaar oud was, ter terechtzitting van 3 november 2015 heeft hij verklaard dat ze acht jaar oud was en in het kader van het
Pro Justitia onderzoek heeft hij verklaard dat ze acht of negen jaar oud was) en de tussenpose tussen het eerste en het tweede voorval (bij de politie heeft hij verklaard dat hij niet wist hoeveel tijd er tussen zat, terwijl hij ter terechtzitting van 3 november 2015 heeft verklaard dat het tweede voorval een week na het eerste voorval heeft plaatsgevonden). Ook de verklaring die verdachte ten aanzien van de kinderporno bij de politie heeft afgelegd verschilt (inhoudelijk) van hetgeen hij in het kader van het Pro Justitia onderzoek heeft verteld.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien ook met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, acht de rechtbank, anders dan door de verdediging is betoogd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot een ander oordeel.