ECLI:NL:RBOVE:2016:1159

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
08/730766-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van harddrugs aan een aanmerkelijke groep afnemers, waaronder minderjarigen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Overijssel op 6 april 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die gedurende een aantal maanden harddrugs heeft verstrekt aan een aanzienlijke groep afnemers, waaronder minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 maart 2015 tot en met 4 december 2015 in Vroomshoop, gemeente Twenterand, meermalen opzettelijk amfetamine en XTC-pillen heeft verkocht en verstrekt. De verdachte heeft deze feiten bekend, en de rechtbank heeft op basis van wettige bewijsmiddelen geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten bewezen zijn.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en 13 dagen, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 60 uren opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een behandelplicht en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die bereid is om mee te werken aan een behandeling voor zijn verslaving.

De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoontoestellen teruggegeven aan de verdachte en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/730766-15
Datum vonnis: 6 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. P.P.J.T.M. Seelen, advocaat te Vriezenveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in amfetamine en XTC-pillen heeft gedeald.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 maart 2015
t/m 04 december 2015 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelheid/-heden van een
materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA (zgn. XTC-pillen), zijnde amfetamine
en/of en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, alsmede een gevangenisstraf van tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die staan vermeld in het door de reclassering opgemaakte rapport van 4 februari 2016. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en - voor zover aan de orde - teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
De redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zijn vervat in wettige bewijsmiddelen. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost Nederland met registratienummer PL0600-2015485620 van 14 december 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Nu verdachte die feiten heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen te weten:
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 maart 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering;
2.
de processen-verbaal van verhoor van de getuigen:
[getuige 1] van 10 augustus 2015, pagina’s 19 t/m 23;
[getuige 2] van 24 september 2015, pagina’s 26 t/m 35;
[getuige 3] van 1 oktober 2015, pagina’s 37en 38 en 25 november 2015, pagina’s 66 t/m 71;
[getuige 4] van 2 oktober 2015, pagina’s 41 t/m 46.
3.
een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, met bijlagen, van 7 december 2015, pagina’s 90 t/m 95.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 11 maart 2015 t/m 4 december 2015 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, meermalen opzettelijk heeft verkocht en verstrekt en vervoerd,
hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en hoeveelheden van een materiaal
bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA (zgn. XTC-pillen), zijnde amfetamine
en MDMA en MDEA en MDA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende een aantal maanden aan een aanmerkelijke groep afnemers, met enige regelmaat en intensiteit, al dan niet tegen betaling, harddrugs vertrekt. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij daarbij ook welbewust aan minderjarigen harddrugs heeft verstrekt. Verdachte is daarbij geheel voorbij gegaan aan de geestelijke en lichamelijke gevolgen voor de gebruikers. Eerdere veroordelingen ter zake overtreding van de Opiumwet en de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen hebben verdachte er niet van weerhouden andermaal dergelijke feiten plegen. Naar het oordeel van de rechtbank dient het plegen van feiten als de onderhavige in principe ontmoedigd te worden met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur. Gelet echter op de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden, zoals die onder andere zijn verwoord in de omtrent verdachte opgemaakte rapportage van 4 februari 2016, dient, naar het oordeel de rechtbank, bij de afdoening van de zaak de nadruk te liggen op een behandeling van verdachte. Verdachte heeft aangeven het kwalijke en strafwaardige van zijn handelen in te zien en bereid te zijn zijn leven een andere wending te geven en mee te willen werken aan een behandeling gericht op zijn drugs- en gokverslaving.
Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf laten meewegen dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verdachte bij zijn handelwijze een winstoogmerk heeft gehad en hij bovendien ook al door middel van een elektronisch controlemiddel enige tijd aan een vorm van vrijheidsbeneming is blootgesteld. Alles afwegende zal aan verdachte naast een taakstraf, een vrijheidsstraf worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met na te melden voorwaarden opleggen, teneinde een toezicht en behandeling van verdachte mogelijk te maken en hem ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal aan feiten als deze schuldig te maken.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de twee onder verdachte in beslag genomen telefoontoestellen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven

verbod, meermalen gepleegd.

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
Het locatiegebod wordt ter beoordeling van de reclassering, gedurende een periode
van maximaal één jaar, gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel;
  • draagt de reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tevens tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van
onbetaalde arbeid
van zestig (60) uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van twee telefoontoestellen.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. G. van Eerden en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.