Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Vonnis van 23 maart 2016
[C], wonende te [woonplaats] ,
[D], wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij in reconventie,
eisende partij in reconventie,
Procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt uit:- de inleidende dagvaarding tegen de zitting van 19 november 2014 ( [B] );- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie (TMS c.s.);- de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie (Verkeersschool[Y] );- de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie (TMS c.s.);- de akte tot in het geding brengen van het arrest (TMS c.s.);- de conclusie van dupliek in reconventie tevens wijziging van eis ( [B] );- de akte uitlaten wijziging van eis en akte uitlaten producties (TMS c.s.).Na het wisselen van deze stukken hebben partijen vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing
In conventie en reconventie
[B] heeft in 1997 een deel van haar logistieke opleidingen verkocht aan Elsevier, de rechtsvoorganger van TMS c.s.
In 2004 is tussen partijen een geschil ontstaan met betrekking tot de vraag of [B] artikel 5 van de Handelsnaamwet overtrad door gebruik te maken van de naam [Y] in combinatie met het aanbieden en verzorgen van opleidingen.
Naar aanleiding van een vordering van TMS c.s. op [B] is ter zitting van 27 mei 2004 van de kantonrechter te Breda tussen TMS c.s. en (onder meer) [B] een vaststellingsregeling tot stand gekomen, vastgelegd in een proces-verbaal (hierna: de vaststellingsovereenkomst).
Daarin is -onder meer- bepaald:
“Bij de uitoefening van activiteiten in de ruimste zin van het woord als bedoeld in bijlage 1 bij de overnameovereenkomst van [Y] en Elsevier van 21 november 1997, waaronder met name reclame-uitingen, maken gedaagden geen gebruik van de naam [Y] . ( .....)Reclame-uitingen van [B] en reclame-uitingen, die samenhangen met de in bijlage 1 bij de overnameovereenkomst genoemde activiteiten (…) mogen niet in één kader worden geplaatst. (....) Bij niet-nakoming van één der voormelde verplichtingen door (één der) gedaagden verbeurt [B] aan eisers een boete van € 1.500,-- per overtreding alsmede een boet van € 500,-- per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 25.000,-- per jaar.”TMS c.s. hebben daarna gesteld dat [B] , omdat zij haar verplichtingen uit die vaststellingsovereenkomst niet nakomt, boetes heeft verbeurd.
Bij vonnis van 25 juli 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo TMS c.s. veroordeeld tot opheffing van die beslagen. In hoger beroep heeft het gerechtshof bij arrest van 24 september 2013 die beslissing vernietigd en de vorderingen van [B] alsnog afgewezen, waardoor de opgeheven beslagen herleefden.
Op 13 november 2014 is namens TMS c.s. aan [B] aangezegd dat bij uitblijven van betaling van € 68.941,62 tot verkoop van de in beslag genomen roerende zaken zal worden overgegaan.
Op diezelfde dag zijn namens TMS c.s. ook executoriale derdenbeslagen gelegd ten laste van [B] voor een hoofdsom van € 68.500,--.
Hiertegen is [B] in kort geding opgekomen hetgeen heeft geleid tot het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel van 9 januari 2015, waarin overwogen is dat aannemelijk is dat [B] in ieder geval drie overtredingen heeft gepleegd op de vaststellingsovereenkomst op basis waarvan zij in ieder geval
€ 50.000,-- aan contractuele boetes heeft verbeurd.
Om die reden heeft de voorzieningenrechter de vordering tot opheffing of schorsing van de executie afgewezen. Het daartegen ingestelde hoger beroep is door het gerechtshof bij arrest van 24 november 2015 verworpen in de zin dat het gerechtshof dat vonnis heeft bekrachtigd.
Primair wordt ter zake gevorderd een verklaring voor recht (1.) en opheffing van de gelegde beslagen (2.), subsidiair een verklaring voor recht omtrent de hoogte van enig door [B] verschuldigd boetebedrag.
Daarnaast vordert [B] een verklaring voor recht dat:
a. per jaar maximaal € 25.000,- aan boetes kan worden verbeurd ongeacht het aantal
overtredingen per jaar;
b. een boete enkel wordt verbeurd bij actief handelen door [B] en niet bij
handelen of nalaten van een derde;
c. een boete eerst opeisbaar is en wordt verbeurd na adequate ingebrekestelling;
d. dat er op grond van de vaststellingsovereenkomst geen (inspannings)verplichting voor
geldt om tegen derden wegens overtreding daarvan op te treden;
e. het bepaalde in de vaststellingsovereenkomst omtrent de opleidingen opgesomd in
bijlage 1. uitsluitend op de daar genoemde opleidingen betrekking heeft zoals die
bestonden ten tijde van het aangaan van de overnameovereenkomst.
In reconventie5. TMS c.s. vordert een verklaring voor recht wegens gestelde (twintig) overtredingen van de vaststellingsovereenkomst tot een bedrag ad € 1.071.000,-- aan door [B] verbeurde boetes zulks onder oplegging van een dwangsom voor eventuele verdere overtredingen van de vaststellingsovereenkomst door [B] .
De beoordeling
In conventie en reconventie
Alleen al vanwege die volle toetsing door het gerechtshof -tot tweemaal toe, maar ook overigens zonderdien- ziet de rechtbank geen aanleiding daaromtrent anders te oordelen.
Met name het argument van [B] dat een (adequate) ingebrekestelling in deze heeft ontbroken, gaat niet op.
Het gerechtshof stelde reeds in het arrest van 24 september 2013 [1] vast dat correcte nakoming van de voortdurende verplichting tot nalaten (van reclame-uitingen) ipso facto na overtreding nu eenmaal niet meer mogelijk was/is en dienvolgens geen aanmaning of ingebrekestelling ex artikel 6:93 e.v. BW nodig was [2] ; dit geldt ook naar het oordeel van de rechtbank.
Dit criterium [3] ziet met name op de in reconventie gestelde overtredingen 10 t/m 20 [4] en betreft
-onder meer- vermeldingen op websites en publicaties van derden, die door TMS c.s. strijdig worden geacht met de vaststellingsovereenkomst.
Zulks is naar het oordeel van de rechtbank zeer wel mogelijk, doch om boete te verbeuren op grond van een verplichting om het nodige te “doen” is wel degelijk een adequate ingebrekestelling en/of sommatie ex artikel 6:93 e.v. BW noodzakelijk en deze ontbreekt in al deze door TMS c.s. gestelde gevallen.
Dienvolgens zijn die door TMS c.s. gevorderde boetes althans de ter zake gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar.
Evenmin ziet de rechtbank aanleiding te oordelen dat een boete wegens voortduring van een overtreding van de verplichting tot nalaten na het bereiken van het maximum in enig jaar het volgende jaar weer verder gaat lopen.
Maar ook in geval daaromtrent anders zou moeten worden gedacht, is de rechtbank van oordeel dat met het bereiken van die maximale boete van € 25.000,-- in enig jaar, zeker in deze handelsnaamkwestie (meer dan) voldaan is aan het schadevergoedingsprincipe dat aan het boetebeding -zij het gefixeerd- ten grondslag ligt, en overigens de aan de vaststellingsovereenkomst uit 2004 ten grondslag liggende overname dateert uit 1997 met daarin een concurrentiebeding enkel tot 2002.
Dat alles tezamen genomen is voor de rechtbank bovendien aanleiding om de jaarlijks maximaal te verbeuren boete(s) –zonodig- tot € 25.000,-- te matigen.
Gezien de onduidelijkheid in de stukken omtrent de exacte financiële afwikkeling, zal de rechtbank zich onthouden van het uitspreken van een veroordeling tot betaling en volstaan met een verklaring voor recht op dit punt.
De punten 3. b., c. en d. lenen zich niet voor een verklaring voor recht.
Alleen indien een afwijkende naam(geving) uitsluitend is gekozen om aan de vaststellingsovereenkomst te ontkomen en de inhoud hetzelfde is gebleven, is desondanks strijd met de vaststellingsovereenkomst aan te nemen.
Dienvolgens zal de rechtbank de vordering van TMS c.s. in reconventie afwijzen en haar veroordelen in de proceskosten van [B] .
De beslissing
De rechtbank rechtdoende:
I. Verklaart voor recht, dat [B] per jaar maximaal een bedrag ad
€ 25.000,-- aan boetes kan verbeuren ongeacht het aantal overtredingen per jaar.
ad € 10.500.
V. Wijst af de vorderingen van TMS c.s. op [B] .