Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.Het standpunt van de kinderrechter
4.Verklaring van mr. Van Sloten
5.De beoordeling
tegen te sprekendat het alleen om een oppasprobleem gaat. De kinderrechter mag een enigszins prikkelende vraag stellen om partijen te bewegen zich duidelijk uit te spreken.
geconcludeerddat verzoekster een oppasprobleem
heeft, kan uit het proces-verbaal niet worden afgeleid en is evenmin op andere wijze door de wrakingskamer vastgesteld. Bovendien heeft mr. Blankestijn aan het einde van de zitting aangekondigd dat zij verzoekster in de gelegenheid zal stellen een verklaring van haar werkgever in het geding te brengen, om haar rooster of haar (on)mogelijkheid om zaterdagavond de kinderen op te vangen aan te tonen. Daarnaast kunnen partijen zich uitlaten over de vraag hoe zij met elkaars werk rekening kunnen houden. De kinderrechter oordeelt kennelijk dat nadere informatie nodig is alvorens op het verzoek kan worden beslist. In het gebruik van de term ‘oppasprobleem’ tijdens de zitting ziet de wrakingskamer dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Dat verzoekster het gevoel had dat de kinderrechter haar verzoek wilde
afserverenis daarvoor niet voldoende; om een wrakingsverzoek toe te wijzen moet de vrees voor partijdigheid , op grond van feiten of omstandigheden, objectief gerechtvaardigd zijn en dat is hier niet aan de orde.