Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de producties van de zijde van gedaagde,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van gedaagde.
19 maart 2016 (van de zijde van gedaagde) bericht dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen.
2.Feiten
3.Het geschil
artikel 6:212 BW,
artikel 6:53 BW,
Primiar stelt eiser dat gedaagde wanprestatie heeft gepleegd doordat hij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Partijen hebben duidelijke afspraken gemaakt over de te leveren vissen en de daarbij behorende echtheidscertificaten. Op de leveringsbon wordt dit ook uitdrukkelijk vermeld. Gedaagde heeft niet volgens de gemaakte afspraken gepresteerd door vissen te leveren waarvan, vanwege de valse certificaten, niet achterhaald kan worden of dit daadwerkelijk de door eiser gewenste vissen zijn. De wanprestatie is volledig toe te rekenen aan gedaagde, nu gedaagde zorg diende te dragen voor echte certificaten en gedaagde dit ook heeft bevestigd. Eiser kan de vissen niet doorverkopen doordat hij geen echtheidscertificaten heeft. Door de wanprestatie van gedaagde kan eiser zijn onderneming niet uitoefenen. De schade die hieruit voortvloeit dient volledig voor rekening van gedaagde te komen.
€ 16.335,40 onverschuldigd is betaald.
4.De beoordeling
5.De beslissing
31 maart 2016. [1]