ECLI:NL:RBOVE:2016:1104

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
1 april 2016
Zaaknummer
08/770295-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksuele aanranding van drie jongens met taakstraf en behandeling als gevolg

Op 1 april 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man die werd beschuldigd van het seksueel aanranding van drie jongens. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de man verplicht om zich te laten behandelen voor zijn gedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag de belangen van de slachtoffers ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen behoeften en lustgevoelens. Uit een rapport van Mediant bleek dat er mogelijk sprake is van een dissociatieve stoornis bij de verdachte, maar het recidiverisico werd als laag ingeschat door de reclassering.

De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, die stelden dat de verdachte hen op verschillende momenten had aangerand. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de bekennende verklaring van de verdachte in overweging genomen. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf, waarbij de nadruk lag op behandeling en toezicht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 40,-- aan een van de slachtoffers, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd strafbaar geacht voor de bewezenverklaarde feiten, die onder artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht vallen, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van seksueel grensoverschrijdend gedrag en de noodzaak van behandeling voor de dader.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770295-15
Datum vonnis: 1 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie jongens heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2015 te Oldenzaal,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren (krachtig)
vastpakken en/of vasthouden van/om het lichaam
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het duwen en/of drukken van zijn,
verdachtes, penis op/tegen de billen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1]
en/of (daarbij) één of meermalen een 'rijdende' beweging te maken;
2.
hij op of omstreeks 24 september 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren (krachtig)
vastpakken en/of vasthouden van/bij de heupen
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het duwen en/of drukken van zijn,
verdachtes, penis op/tegen de billen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2]
en/of (daarbij) één of meermalen een 'rijdende' beweging te maken;
3.
hij op of omstreeks 24 september 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds (van achteren) vastpakken om/bij
het middel, althans het lichaam,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het duwen en/of drukken van zijn,
verdachtes, penis op/tegen de billen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3]
en/of (daarbij) één of meermalen een 'rijdende' beweging te maken;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij de Tender of soortgelijke instelling en toezicht door de reclassering. Tevens vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van € 40,--.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
De redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zijn vervat in wettige bewijsmiddelen. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost Nederland met zaaknummer 2015552219 van
12 november 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakt proces-verbaal.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Nu verdachte die feiten heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen te weten:
ten aanzien van feit 1:
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering;
2.
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 17 augustus 2015, pagina’s 11 t/m 14;
ten aanzien van feit 2:
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering;
2.
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 25 september 2015, pagina’s
18 t/m 20;
ten aanzien van feit 3:
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering;
2.
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 29 september 2015, pagina’s
24 t/m 26.
5.1
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 juli 2015 te Oldenzaal, door een feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren vastpakken van het lichaam, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het duwen en/of drukken van zijn, verdachtes, penis op/tegen de billen, van die [slachtoffer 1] en het daarbij maken van een 'rijdende' beweging;
2.
hij op 24 september 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), door een feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren vastpakken van de heupen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het duwen en/of drukken van zijn, verdachtes, penis op/tegen de billen van die [slachtoffer 2] en het daarbij maken van een 'rijdende' beweging;
3.
hij op 24 september 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), door een feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren vastpakken bij het middel, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het duwen en/of drukken van zijn, verdachtes, penis op/tegen de billen van die [slachtoffer 3] en het daarbij maken van een 'rijdende' beweging;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, 2 en 3, telkens
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft met zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag de belangen van de slachtoffers ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen behoeften en lustgevoelens.
Die slachtoffers hebben, blijkens hun aangifte, dat gedrag als onprettig ervaren. Er zijn vooralsnog echter geen aanwijzingen dat de inbreuk op hun lichamelijk en of geestelijke integriteit zo groot is dat zij daar in de toekomst ernstige hinder van zullen ondervinden. Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven spijt te hebben van zijn gedrag en het strafwaardig karakter van zijn handelen in te zien. Hij is bereid behandeling te ondergaan en hij heeft daartoe inmiddels zelf al initiatief genomen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van een over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport, waarin onder meer wordt vermeld dat er volgens Mediant bij verdachte mogelijk sprake is van een dissociatieve stoornis. Volgens de reclassering kan het recidiverisico als laag worden ingeschat. Wat betreft de aard en duur van de op te leggen straf dient, naar het oordeel van de rechtbank, de nadruk te liggen op een behandeling van verdachte. Alles afwegende zal aan verdachte een taakstraf van na te melden duur worden opgelegd. De rechtbank zal een belangrijk deel van die taakstraf voorwaardelijk opleggen teneinde een toezicht en behandeling van verdachte mogelijk te maken en hem ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal aan feiten als deze schuldig te maken.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] , wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van € 40,-- (veertig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade betreft immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder 3 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 40,--, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 3 is toegebracht.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dag, twee uren aftrek plaatsvindt;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 40,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 september 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. J.H. Olthof en
mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2016.