Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die op 2 maart 2016 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderden ING Bank N.V. en J.T.M. Vastgoed B.V. de opheffing van een conservatoir beslag dat was gelegd door een derde partij, aangeduid als [gedaagde]. De achtergrond van de zaak betreft een leningsovereenkomst tussen ING en JTM, waarbij ING hypotheekrechten had verkregen op verschillende onroerende zaken van JTM ter zekerheid van de terugbetaling van een aanzienlijke schuld van € 14.693.337,94. JTM had een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van een pand aan Artemas Vastgoed B.V. voor € 650.000,00, met een geplande levering op 1 maart 2016.
De gedaagde partij had eerder verlof gevraagd om conservatoir beslag te leggen op de onroerende zaken van JTM, waaronder het pand dat in de verkoop was. ING en JTM stelden dat de gedaagde misbruik maakte van zijn recht door het beslag te handhaven, aangezien dit hen onevenredig zou treffen en er geen uitzicht was op voldoening van de vordering van de gedaagde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde geen redelijk belang had bij het handhaven van het beslag, en dat het beslag diende te worden opgeheven om executieproblemen te voorkomen.
De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ING en JTM zijn begroot op € 1.512,75. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 2 maart 2016 door mr. U. van Houten.