ECLI:NL:RBOVE:2016:1025

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
08/770167-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige door partner van biologische vader

Op 25 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met de negenjarige zoon van zijn partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2014 tot 8 januari 2015 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het minderjarige slachtoffer, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich laten behandelen en mag hij geen contact opnemen met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 1500 euro aan het slachtoffer.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die meldde dat haar zoon mogelijk was aangerand door de vriend van zijn vader. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de impact op het slachtoffer.

De verdediging voerde aan dat de verdachte zich enkel met de opvoeding van het kind bezighield en dat de handelingen niet seksueel van aard waren. De rechtbank heeft deze argumenten echter verworpen, omdat de handelingen niet als normale verzorging konden worden beschouwd en in strijd waren met de sociaal-ethische normen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan het plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770167-15
Datum vonnis: 25 maart 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met het minderjarige zoontje van zijn partner..
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij - als partner van de (biologische) vader van [slachtoffer] - in of omstreeks de periode van 01 september 2014 tot 08 januari 2015 te Denekamp, gemeente Dinkelland, één of meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2005, door één of meermalen de ontblote penis van die [slachtoffer] vast te pakken en/of (daarbij) op- en/of neergaande beweging(en) te maken en/of (vervolgens) de voorhuid van de ontblote penis naar achteren te schuiven en/of te trekken
en/of (vervolgens) vasaline, althans een middel op de penis van die [slachtoffer] aan te brengen;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek van de door verdachte in verzekering doorgebrachte tijd, met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarde een (direct en indirect) contactverbod met [slachtoffer] .
De civiele vordering kan naar de mening van de officier van justitie geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, overeenkomstig de ter zitting voorgedragen en overgelegde pleitnota, dat verdachte zich bezig hield met het (mede) opvoeden van de zoon van zijn partner en dat daarbij de door hem, verdachte, verrichte handelingen niet seksueel van aard zijn geweest, zodat van het plegen van ontucht geen sprake is en verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs, maar bovenal is er zoveel twijfel dat er geen overtuigend bewijs is. Er is alle aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer] . De verdediging heeft voorts betoogd dat aangeefster (de moeder van de minderjarige [slachtoffer] ) slechts tracht verdachte in een kwaad daglicht te stellen, zoals zij dat ook al eerder heeft gedaan en haar eigen problemen projecteert op [slachtoffer] . [slachtoffer] is gaan geloven in een verhaal dat hem is verteld. Volgens de verdediging is het een feit van algemene bekendheid dat rancuneuze
ex-partners nogal eens seksueel misbruik erbij halen om iets gedaan te krijgen en een valse aangifte doen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige zaak is de minderjarige [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) op 3 februari 2015 in de daarvoor bestemde verhoorstudio gehoord door de verbalisante [verbalisant 1] . Van dat verhoor is een gedetailleerd proces-verbaal opgemaakt (blz. 45-66).
Daaraan voorafgaand blijkt uit het relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] (blz. 18-19) en [verbalisant 3] (blz. 20-21) in hun processen-verbaal van bevindingen dat zij op 7 januari 2015 naar het adres [adres 2] in [woonplaats] zijn gegaan, zijnde de woning van [slachtoffer] en zijn moeder.
Aldaar is in de berging van de woning, door de moeder aan beide verbalisanten meegedeeld dat haar zoontje van negen jaar mogelijk aangerand/misbruikt was door de vriend van zijn vader, genaamd [verdachte] .
De moeder gaf aan dat [slachtoffer] zijn verhaal nu wilde vertellen en dat zij bang was dat hij dat morgen niet meer zou durven.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft hierop contact opgenomen met de afdeling zeden en is daarna naar de woonkamer gegaan, alwaar [slachtoffer] zat. [slachtoffer] heeft met beide verbalisanten afzonderlijk gesproken en beide verbalisanten hebben daarvan een gedetailleerd proces-verbaal opgemaakt.
Op 13 januari 2015 heeft de moeder, [moeder] , aangifte gedaan. In haar aangifte heeft zij tegenover de verbalisanten verklaard over hetgeen haar zoon [slachtoffer] haar heeft verteld.
Uit de vier hiervoor vermelde processen-verbaal blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat [slachtoffer] consistent en gedetailleerd heeft verklaard.
Verdachte is meerdere keren door de politie gehoord, te weten op 30 maart 2015
(blz. 84-93), 31 maart 2015 om 9.20 uur (blz. 98-105) en om 13.45 uur (blz. 106-110) en op
1 april 2015 (blz. 111-116).
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet alleen de shampoo aan [slachtoffer] heeft gegeven toen deze onder de douche stond, maar dat hij ook de penis van [slachtoffer] heeft gewassen met een washandje.
Geconfronteerd met het feit dat verdachte tegenover de politie wisselend heeft verklaard, zoals:
- hij kon niet bij de shampoo en die heb ik hem gegeven. Verder niets (blz. 84-85);
- ik heb nooit alleen in de douche gestaan met hem (blz. 100-101);
- [vader] of ik hielp [slachtoffer] met afdrogen tot zijn zesde jaar, toen kon hij het helemaal zelf;
- toen heb ik hem de shampoo gegeven en heb ik hem afgedroogd (blz. 103);
- hij vroeg me wel een keer of hij ook zo’n grote kon krijgen als mij. Ik zei dat ik daar geen antwoord op kon geven;
- het kan zijn dat ik die shampoo heb gegeven en dat hij toen heeft gevraagd hoe hij zich moest wassen en dat ik gezegd heb dat hij zich goed tussen de billen en bij zijn piemel moest wassen (blz. 104);
- ik was beneden en ik hoorde hem roepen “ [verdachte] , ik ben klaar” en dat ik naar boven ben gegaan en vroeg of hij zijn voeten goed had afgedroogd (blz. 105);
- hij vroeg hoe moet ik mijn piemeltje schoon maken. Hij hamerde er op dat ik dat moest doen. Ik ben toen maar met een washandje zijn piemeltje schoongemaakt (blz. 112);
- ik heb dat direct toen ik beneden kwam aan [vader] verteld (blz. 113);
- het kan wel dat ik het later heb verteld (blz. 113);
- ik heb [slachtoffer] zo vaak gezegd dat hij zijn piemel goed moest schoonmaken. Dat heb ik zo vaak gezegd, altijd als hij onder de douche ging (blz. 113),
heeft verdachte ter terechtzitting verklaard:
- dat hij door de spanning bij zijn politieverhoren niet meer weet wat hij heeft verklaard;
- dat hij door [slachtoffer] werd gedwongen om diens penis te wassen;
- dat hij bij het wassen het velletje naar achteren heeft geduwd;
- dat hij geen vaseline op de penis van [slachtoffer] heeft gesmeerd en dat, als zijn partner [vader] heeft gezegd dat hij dat wel gezegd zou hebben, zijn partner dat dan verkeerd heeft gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte, terwijl ook de waarnemingen van de hiervoor vermelde verbalisanten eensluidend zijn. Dat verdachte zich zou hebben laten overhalen om de penis van [slachtoffer] te wassen, acht de rechtbank gezien de verhouding tussen verdachte- die volwassen is - en [slachtoffer] - een kind van negen jaar – niet geloofwaardig. De rechtbank is verder van oordeel dat de handelingen van verdachte niet kunnen worden beschouwd als wassen of verzorgingshandelingen. Gezien de verklaring van [slachtoffer] kunnen deze niet anders worden uitgelegd dan als handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en aldus als ontuchtige handelingen.
Uit het dossier komt naar voren en ook ter zitting is gebleken dat de verhoudingen tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer] moeizaam zijn. De rechtbank ziet hierin aanleiding om behoedzaam met haar verklaringen om te gaan. De rechtbank is echter niet gebleken dat zij [slachtoffer] verklaringen in de mond zou hebben gelegd. Van enige manipulatie op welke wijze dan ook is niet gebleken en ook overigens niet aannemelijk gemaakt.
Gelet op het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij - als partner van de biologische vader van [slachtoffer] - in de periode van
1 september 2014 tot 8 januari 2015 te Denekamp, gemeente Dinkelland, meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2005, door de ontblote penis van die [slachtoffer] vast te pakken en op- en neergaande bewegingen te maken en de voorhuid van de ontblote penis naar achteren te schuiven en te trekken
en vaseline op de penis van die [slachtoffer] aan te brengen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tweemaal plegen van ontucht bij de negenjarige zoon van zijn partner.
Door het plegen van die feiten heeft verdachte op kwalijke wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het jongetje. Verdachte heeft daarbij bovendien het vertrouwen dat het jongetje in hem mocht hebben, als nieuwe partner van diens biologische vader, ernstig geschonden.
Hoewel de rechtbank een straf als door de officier van justitie gevorderd passend acht, zal de rechtbank, gelet op hetgeen ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte gebleken, het voorgestelde onvoorwaardelijke deel van die straf enigszins matigen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich, door tussenkomst van de gemachtigde F. Jakob (advocatenkantoor Jakob), voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de post immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen voor een bedrag van € 1.500,--, zijnde dit bedrag naar het oordeel van de rechtbank redelijk en billijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
Het overige deel van de gestelde immateriële schade acht de rechtbank niet voldoende onderbouwd en het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van het strafproces. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] voor een deel van € 1.000,--
niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2016.
Buiten staat
Mr. Van Bruggen en mr. Wentink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2015, is de zoon van mijn partner [vader] . [vader] en ik wonen in [woonplaats] .
In de periode zoals die aan mij is tenlastegelegd was [slachtoffer] op een dag naar de scouting geweest. Hij was, toen hij terugkwam, helemaal smerig. [slachtoffer] ging zich douchen. Ik heb [slachtoffer] de shampoo aangegeven en hij vroeg mij hoe hij zijn piemel moest wassen. Hij bleef daarover doorvragen en hij bleef mij vragen zijn piemel te wassen. Ik heb eerst nog tegen [slachtoffer] gezegd dat hij zijn vader, die beneden was, moest vragen, maar [slachtoffer] wilde dat ik zijn piemel ging wassen. Ik heb toen een washandje gepakt en ik heb daarmee zijn piemel gewassen. Ik heb met het wassen de voorhuid iets naar achteren geduwd.
In de schaamstreek van [slachtoffer] , ter hoogte van zijn liezen, had ik de avond tevoren vaseline gesmeerd.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015012591 en welk geheel is doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 116. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Blz. 45-66: de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] , geboren [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] .
Dit verhoor werd afgenomen en audiovisueel geregistreerd in een daarvoor bestemde
ruimte van de Regiopolitie Twente te Nijverdal. Door mij, verbalisant [verbalisant 1] , werd onderstaande verklaring uitgewerkt (de ter zake dienende gedeelten zijn woordelijk weergegeven, de overige delen in samenvatting. De vragen van de interviewer worden aangeduid met V. en de antwoorden van de betrokkene met A).
V: Oké, nou [slachtoffer] waarover kwam jij hier praten dan?
A: Omdat [verdachte] ...dat die aan mijn kruis had gezeten.
V: En verder?
A: Toen heeft die gezegd tegen mij toen ik op de bank zat...toen zei die doe je broek
eens uit. Toen wou ik dat niet. Toen moest ik onder de douche gaan staan, toen kwam
die bij mij. En toen heeft die aan mijn kruis gezeten. En daarna heeft die er
vaseline opgesmeerd en heeft daar zelf aangezeten terwijl het niet mag.
V: Oké. Dat [verdachte] aan jou kruis heeft gezeten hè hoe vaak is dat gebeurd?
A: Twee keer.
V: Dus twee keer had die aan jouw kruis gezeten onder de douche?
A: Ja
V: En welke keer weet je nog het allerbeste?
A: Welke keer ik nog het allerbeste weet, wat bedoel je dan?
V: Want de laatste keer dat het gebeurde he, wanneer was dat?
A: Wel 2014.
V: Wel 2014 en hoe weet je dat het 2014 was?
A: Volgens mij omdat ik het ja net na 2015 had gezegd.
V: Net na 2015, heb je het gezegd.
A: Ja.
V: En de andere keren wanneer was die?
A: In november 2014. Wat is ook al weer voor oktober?
V: Voor oktober? Dan komt september.
A: In september dan.
V: Was dat de eerste keer of de laatste keer?
A: De eerste keer. De tweede keer was in december.
V: Tweede keer was in december. En hoe weet je zo goed dat het in september was 2014?
A: Omdat ik dan dat het voor mijn verjaardag was. Ik ben op [geboortedag] jarig.
V: En in december, hoe weet je zo goed dat dat in december was?
A: Omdat dat net na mijn verjaardag was.
V: Die laatste keer dat het gebeurde dus in december 2014. Vertel daar eens alles
over hoe dat ging.
A: Hij ging heel hard trekken en deed al mijn kleren uit. Toen had die die
vaselinepot en toen had die er heel veel opgedaan.
V: Oke maar je zegt hij ging heel hard trekken.
A: Ja.
V: Met..waar ging die heel hard trekken?
A: In mijn kruis.
V: Waar bij jouw kruis?
A: Het middelste gedeelte.
V: En met wat ging [verdachte] trekken?
A: Met zijn hand.
V: Met zijn hand.
V: Waaraan trok die dan met zijn hand?
A: Aan mijn kruis.
V: Aan jou kruis. En wat is dan jouw kruis?
A: Mijn piemel.
V: Jouw piemel. Je mag hier alle woorden gebruiken he. Dat had ik al gezegd. En wat
voelde je toen?
A: Dat deed heel zeer. Begon die elke dag daarna te prikken. De vaseline deed best
zeer...toen.
V: Maar je zegt hij begon te trekken met zijn hand aan jou kruis.
A: Ja.
V En hoe vaak trok die dan aan jou piemel zei je toch?
A: Ja
V: Hoe vaak trok die dan met zijn hand aan jou piemel?
A: Ik denk wel iets van tachtig keer. Dat deed die wel een half uur door.
V: Mm en wat zei [verdachte] dan?
A: Dit mag je niet door vertellen.
V: En hoe ging dat met jou verder dan jij staat dan onder de douche en dan heeft [verdachte]
dat gedaan. En hoe gaat het dan verder?
A: Ik was toen heel bang. Ik wist niet wat ik moest doen want ik mocht het niet
doorvertellen.
V: Want anders?
A: Hij zei dat het strafbaar was...ja.
V: Mm. Wanneer zei die dat, dat het strafbaar was?
A: Toen het klaar was.
V: Toen je waarmee klaar was?
A: Want toen papa er bijna aan kwam volgens mij toen die net naar beneden wou.
V: Maar je vertelde ook iets over vaseline.
A: Ja.
V: Vertel daar eens alles over. Hoe ging dat?
A: Ging die bij mij de piemel naar achteren trekken dat velletje en toen deed die de
hele tijd zo over smeren (noot verbalisant: [slachtoffer] gaat met zijn hand heen en weer.
Dat deed ook wel heel zeer.
V: Maar toen hij die vaseline daar smeerde he waar was jij toen?
A: Op de overloop.
V: Op de overloop. En was dat voor het douchen of na het douchen.
A: Na het douchen.
V: Dus na het douchen was jij op de overloop en wat had jij toen aan?
A: Ik had alleen de handdoek zo.
V: En hoe weet je dat dat vaseline was?
A: Omdat die dat zei.
V: Mm wat zei die dan?
A: Zal ik er een beetje vaseline opsmeren, dat helpt nog wel.
V: Mm. Dus hij zei als ik er een beetje vaseline op smeer dan helpt het ook nog wel.
A: Ja.
V: En hoe smeerde die dat erop dan?
A: Gewoon met zijn hand.
V: En hoe voelde dat?
A: Pijn.
V: Hoe kwam dat dat dat pijn deed?
A: Dat die het velletje naar achteren trok en daar op mijn balletje smeerde.
V: En wat zei [verdachte] dan?
A: Dit mag je absoluut niet doorvertellen.
Blz. 74-83: de verklaring van [vader] :
Dit verhoor wordt zoveel mogelijk in vraag en antwoordstijl opgenomen. Vragen van
ons, verbalisanten, worden met een V: weergegeven. Opmerkingen van ons,
verbalisanten worden met een 0: weergegeven. Antwoorden van de getuige worden met
een A: weergegeven.
V: Wie wonen er nog meer bij jullie thuis?
A: [verdachte] en ik en [slachtoffer] en we hebben een hond.
V: Wie is er thuis als [slachtoffer] bij jullie thuis is?
A: Wij allebei, [verdachte] of ik. Ik heb vast werk en [verdachte] niet. Hij ving [slachtoffer] heel veel
op. Niet alleen door mij maar ook door [moeder] . Ze belde [verdachte] ook vaak op om te
vragen of hij [slachtoffer] van school af kon halen, als ze ziek was of achter een baantje
aan moest. Of als ze te laat was voor school dan belde ze [verdachte] ook op. Dat ging tot
november vorig jaar ongeveer, toen wilde ze ineens niets meer met [verdachte] te maken
hebben. Toen belde ze mij ineens als er wat was.
V: Wie zorgt er voor [slachtoffer] wanneer hij bij jullie is?
A: Wij beiden, [verdachte] en ik. Als ik er niet bij ben dan doet [verdachte] het. Maar ik stop hem
altijd onder de douche. Als ik er niet bij ben, als ik koopavond heb en [slachtoffer] dan
van de scouting afkomt dan doucht [slachtoffer] zich alleen en dan helpt [verdachte] hem met
afdrogen.
V: Hoe is de band tussen [verdachte] en [slachtoffer] ?
A: Dat was ook altijd goed. Ik zou bijna zeggen een soort van vadergevoel. Hij deed
heel veel voor [slachtoffer] .