Op 24 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin de eiser, een Marokkaanse vreemdeling, beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van zijn bewaring. Eiser heeft op 11 februari 2016 beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Zwolle, waar eiser via telehoren is gehoord op zijn detentielocatie. De gemachtigde van eiser, mr. F. el Makhtari, was aanwezig, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, ook aanwezig was. Tijdens de zitting is het onderzoek gesloten, maar is later heropend om aanvullende informatie van de verweerder te ontvangen.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser op 19 augustus 2015 in bewaring is gesteld en dat eerder beroep tegen de bewaring op 18 januari 2016 ongegrond is verklaard. De huidige beoordeling richt zich op de rechtmatigheid van het voortduren van de bewaring sinds het sluiten van het onderzoek in de eerdere zaak. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt om zijn uitzetting naar Marokko te bewerkstelligen en dat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder regelmatig contact heeft met de Marokkaanse autoriteiten en dat er zicht op uitzetting bestaat. Eiser wordt geacht actief mee te werken aan de voorbereiding van zijn uitzetting.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.