8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij neemt de rechtbank met name de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft een overval gepleegd op cafetaria/ijssalon [naam cafetaria] in Haaksbergen. Bij deze overval heeft verdachte de eigenaar van de cafetaria/ijssalon, genaamd [slachtoffer 1], vastgepakt en bedreigd met een speelgoedpistool dat nauwelijks van een echt vuurwapen te onderscheiden was. Blijkens zijn aangifte heeft de eigenaar van de cafetaria de overval als beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat feiten als deze een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhouden en te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van een dergelijke traumatische ervaring. Bovendien brengen dergelijke feiten maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee. Uit het dossier blijkt dat dit in de relatief kleine gemeenschap in Haaksbergen ook daadwerkelijk het geval is geweest. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Verdachte heeft ’s nachts bij [slachtoffer 2], een vrouwelijke kennis van hem en zijn gezin, in de woning ingebroken om geld te stelen, terwijl deze vrouw op de bovenverdieping van de woning met een gebroken been weerloos in bed lag. Verdachte, die hiermee bekend was, heeft door zijn handelwijze deze mevrouw enorme angst en daarnaast ook financiële schade bezorgd. Verdachte is volledig voorbijgegaan aan de gevolgen voor zijn slachtoffers en is enkel uit geweest op geldelijk gewin om zijn drugsverslaving mee te bekostigen.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) betrokken, voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven voor een “overval in een winkel o.i.d. met licht geweld en/of bedreiging” als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren en wanneer sprake is van “ander geweld” een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank houdt er rekening mee dat er in deze zaak naast geweld en bedreiging met geweld sprake is geweest van het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Naar het oordeel van de rechtbank is dat reden om voor dit feit als uitgangspunt te nemen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Uit het uittreksel JD van verdachte blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld terzake gewelds- en vermogensmisdrijven, onder andere tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Gelet op deze recidive is een bestraffing hoger dan het uitgangspunt indiceert daarom in beginsel passend.
Voor het delict inbraak in een woning terwijl er sprake is van recidive geven de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in het onderhavige feit sprake is van een kwetsbaar slachtoffer waarmee verdachte een vertrouwensband had. Dit werkt strafverzwarend. Hierin ziet de rechtbank reden om af te wijken van laatstgenoemd oriëntatiepunt en neemt daarvoor als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte inmiddels verantwoordelijkheid heeft getoond voor zijn gedrag door openheid van zaken te geven, ter zitting berouw te tonen en te (willen) werken aan zijn verslavingsprobleem.
Uit het op 26 januari 2015 door A. Nanninga, arts in opleiding tot psychiater,
onder supervisie van A.W.M.M. Stevens, psychiater, opgemaakte rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk cocaïne-afhankelijkheid en tevens van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De antisociale persoonlijkheidsstoornis en de middelenafhankelijkheid beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is onder druk van toenemende stress, veroorzaakt door spanningen t.a.v. zijn ex-vrouw, onderhandelingen over bezoekregelingen met bureau jeugdzorg, immobiliteit (als gevolg van een knieblessure) en werkloosheid, opnieuw cocaïne gaan gebruiken na meerdere jaren niet gebruikt te hebben. Dit bleek echter geen goede coping strategie want in plaats van dat dit een oplossing gaf, werkte hij zich toenemend in de schulden. Vanwege zijn beperkte copingmechanismen is hij niet in staat een constructieve oplossing te vinden om de problemen het hoofd te bieden, behalve dan een overval te plegen om op die manier snel aan geld te komen. Verdachte heeft onder invloed van cocaïne zijn angst overwonnen en zich in staat gevoeld tot crimineel gedrag over te gaan en iemand gewapend te bestelen.
De deskundige concludeert dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden. De beperkte copingvaardigheden, het vrijwel ontbreken van empathie op grond van de persoonlijkheidsproblematiek en de verslavingsproblematiek spelen een rol bij de kans op recidive. De aanhoudende strijd met ex-partner over bezoekregelingen rond de kinderen en het momenteel niet hebben van een dagbesteding of werk moeten hierbij in ogenschouw worden genomen, evenals zijn idee als vader te falen.
De deskundige adviseert om verdachte een behandeling te laten ondergaan, waarbij aandacht
moet zijn voor zowel de risicofactoren (persoonlijkheid, verslaving, zeer beperkte copingvaardigheden) als de ontbrekende beschermende factoren. Deze behandeling zou onder toezicht moeten komen te staan van de reclassering. Geadviseerd wordt dan ook verdachte een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen met een verplicht reclasseringscontact om toezicht te houden op het naleven van de voorwaarden, waarbij de voorwaarden zijn zich onder behandeling te stellen van JusTact, de ambulante forensische verslavingspolikliniek van Tactus.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de inhoud van het door M. Horstman van de Reclassering Nederland opgemaakte adviesrapport van 2 februari 2015. De reclassering stelt dat bij verdachte sprake is van verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek, waarbij verdachte onvoldoende vaardigheden laat zien om stressfactoren op adequate wijze op te lossen. Verdachte heeft zich tegenover de reclassering gemotiveerd getoond voor behandeling van zijn problemen. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en stelt dat, met name wanneer er stressfactoren spelen die verdachte het hoofd niet weet te bieden en terugval in druggebruik aan de orde is, er kans is op herhaling. De reclassering acht een toezicht op bijzondere voorwaarden met gedragsinterventies en behandeling geïndiceerd. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een drugs- en alcoholverbod, een locatieverbod en een locatiegebod met elektronisch toezicht.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen en stelt op basis van het rapport van de psychiater vast dat verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten en zijn achterliggende problematiek, hebben meegewogen bij de overwegingen van de rechtbank tot het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf of maatregel. Hetgeen door de psychiater en de reclassering over verdachte is gerapporteerd brengt de rechtbank tot het oordeel dat gerichte hulpverlening en behandeling van verdachte zou kunnen bijdragen aan een ommekeer in zijn levenspatroon. Verdachte heeft bovendien blijk gegeven van inzicht in de noodzaak tot verandering voor een andere toekomst. Daarom zal de rechtbank een deel van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk doen zijn en daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen zoals uiteengezet in voornoemd reclasseringsadvies.
Op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opleggen een reclasseringstoezicht met een meldplicht, ambulante behandeling bij JusTact, een drugs- en alcoholverbod, een locatieverbod voor Haaksbergen en een locatiegebod voor zijn woonplek, zijnde het Vriendenhuis GGZ dan wel een ander - door de reclassering te bepalen - geschikt woonadres, welk locatiegebod dient te worden gecontroleerd door middel van elektronisch toezicht.