ECLI:NL:RBOVE:2015:973

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
08.963500-14 (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor drugssmokkel, veroordeling voor wapenbezit

Op 24 februari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man uit Nieuw-Leusen. De verdachte werd beschuldigd van drugssmokkel van MDMA en cocaïne naar het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank oordeelde dat er weliswaar aanwijzingen waren voor betrokkenheid van de verdachte, maar dat deze niet voldoende waren om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring van de drugsmokkel te komen. Er ontbraken bewijsmiddelen die een rechtstreeks verband tussen de verdachte en de aangetroffen harddrugs konden aantonen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de drugsmokkel.

Echter, de rechtbank vond de verdachte wel schuldig aan illegaal wapenbezit. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken in Zwolle.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.963500-14 (LP)
Datum vonnis: 24 februari 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats],
GBA-adres: [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 augustus 2014, 21 oktober 2014 en 10 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Homans-De Boer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 1 kilo MDMA;
feit 2:het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het misdrijf bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet;
feit 3:het medeplegen van de uitvoer van 10 kilogram cocaïne vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk;
feit 4:het medeplegen van het voorhanden hebben van een revolver, 12 bijbehorende kogelpatronen en een gaspistool en 8 bijbehoren patronen;
feit 5:het voorhanden hebben van een gasdrukpistool.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 november 2013, te Nieuwleusen,
gemeente Dalfsen en/of te Zwolle en/althans (elders) in Nederland en/of (als Nederlander) in Coquelles en/althans in Frankrijk en/of in het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht en/of heeft/hebben bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) aanwezig heeft/hebben gehad, (ongeveer) 940 gram, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA (3,4-methyleendioxy-methamfetamine) en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel vermeld op lijst 1
bij de Opiumwet, zijnde (telkens) MDMA (3,4-methyleendioxy-methamfetamine)
en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 november 2013, te Nieuwleusen,
gemeente Dalfsen en/of te Zwolle en/althans (elders) in Nederland en/of (als Nederlander) in
Coquelles en/althans in Frankrijk en/of in het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid heroïne, in elk geval (een)
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen
plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaften en/of
-zich of (een) ander(en) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en)
heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (toen aldaar)
-(ongeveer) 89 kilogram, in elk geval (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden paracetamol en/of
cafeïne en/althans (een) versnijdingsmiddel(en) (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne) besteld en/of (in)gekocht en/of opgeslagen en/of
-namens een (fictieve) opdrachtgever met de (fictieve) naam “[naam 1]” en/of “[naam 2]”, 26 pallets, althans een hoeveelheid tuinaarde besteld bij een bedrijf ([bedrijf]) te [plaats] en/of die
tuinaarde laten afleveren bij het bedrijf van verdachte (aan de [straat] te [plaats]) en/of
(vervolgens) die tuinaarde naar een bedrijfspand in Zwolle gebracht/laten brengen en/of opgeslagen en/of in een vrachtwagen geladen en/of
-die paracetamol en/of die cafeïne (in tassen) in die vrachtwagen en/of in/tussen die lading
tuinaarde geladen en/of verstopt en/of
-die tuinaarde als deklading voor die paracetamol en/of cafeïne gebruikt en/of een vrachtbrief (CMR) voor die (dek)lading met tuinaarde opgesteld, waarin als opdrachtgever de (fictieve) naam “[naam 1]” en/of [naam 2]” en/of als geadresseerde/ontvanger van die tuinaarde een bedrijf uit Engeland en/of als vervoerder van die tuinaarde [fictief bedrijf] uit Zwolle is opgevoerd en/of (aldus) een fictieve opdrachtgever, genaamd [naam 1] en/of [naam 2] voor het transport van die (dek)lading opgevoerd en/of
-een chauffeur ([naam 3]) van [fictief bedrijf] ingeschakeld en/of opdracht gegeven, althans gevraagd die (dek)lading met tuinaarde en/of die paracetamol en/of cafeïne naar het Verenigd Koninkrijk te vervoeren en/of
-die (dek)lading met tuinaarde en/of die paracetamol en/of cafeïne in een vrachtwagen vervoerd
en/of laten vervoeren (vanuit Nederland naar en/althans richting het Verenigd Koninkrijk) en/of
-(aldus) die paracetamol en/of die cafeïne en/of die (dek)lading met tuinaarde voorhanden gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012, te Nieuwleusen,
gemeente Dalfsen en/althans (elders) in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van
Nederland heeft/hebben gebracht en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) aanwezig heeft/hebben gehad, ongeveer 10
kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 12 mei 2014, althans in de maand mei 2014, te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen en/althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie en/of (bijbehorende) munitie van categorie III van genoemde wet, te weten
-een revolver (kaliber .38 special) en/of 12 (bijbehorende) kogelpatronen (kaliber .38 special) en/of
-een gaspistool (kaliber 9 mm) en/of 2 (bijbehorende) patronen (kaliber 9 mm)
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 12 mei 2014, althans in de maand mei 2014, te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, een wapen van categorie 1 onder 7ᵒ, te weten een gasdrukpistool (merk Umarex), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, te weten een pistool van het merk Heckler & Koch (model USP), voorhanden heeft gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 3 tenlastegelegde en te veroordelen ter zake het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 3 tenlastegelegde en te veroordelen ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier zitten die duiden op betrokkenheid van verdachte bij de feiten, maar dat dit niet genoeg is om te komen tot de conclusie dat het wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, met name nu zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die duiden op een rechtstreeks verband tussen verdachte en de partij harddrugs en versnijdingsmiddelen die is aangetroffen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van deze feiten.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
De rechtbank overweegt dat bij het onder 4 en 5 tenlastegelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
hij op 12 mei 2014 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, vuurwapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie en (bijbehorende) munitie van categorie III van genoemde wet, te weten
-een revolver (kaliber .38 special) en 12 (bijbehorende) kogelpatronen (kaliber .38 special) en
-een gaspistool (kaliber 9 mm) en 2 (bijbehorende) patronen (kaliber 9 mm)
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 12 mei 2014 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, een wapen van categorie 1 onder 7ᵒ, te weten een gasdrukpistool (merk Umarex), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, te weten een pistool van het merk Heckler & Koch (model USP), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie;
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft verboden wapens en verboden munitie voorhanden gehad. Deze feiten zijn bij wetgeving strafbaar gesteld ter beheersing van het legale wapenbezit en bestrijding van het illegale wapenbezit. Wapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een psychiatrisch rapport over de persoon van verdachte d.d. 3 september 2014, opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, waaruit blijkt dat bij verdachte weliswaar sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een paniekstoornis, maar dat deze ziekelijke stoornis niet bestond ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Dr. van Os acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van vorengenoemd rapport en maakt deze conclusies tot de hare.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 9 januari 2015, waaruit blijkt dat verdachte met uitzondering van een transactie vanwege een verkeersdelict niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie;
feit 5
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Eerde, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2015.
Mr. Bordenga voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Dienst Landelijke Recherche, met nummer 30-541197 (onderzoek Pitomba). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 4:
- Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 februari 2015, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [1] ;
- Het proces-verbaal d.d. 10 juli 2014 [2] ;
- De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 mei 2014 [3] ;
- De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 mei 2014 [4] ;
- Het proces-verbaal betreffende veilig stellen (vuur)wapens d.d. 19 mei 2014 [5] ;
- Het proces-verbaal betreffende omschrijving vuurwapen en munitie d.d. 14 mei 2014 [6] ;
- De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 mei 2014 [7] ;
- De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 mei 2014 [8] ;
- Het proces-verbaal veilig stellen (vuur)wapen d.d. 20 mei 2014 [9] ;
- Het proces-verbaal Wet wapens en munitie d.d. 14 mei 2014 [10] ;
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 mei 2014 te 11:45 uur [11] ;
Feit 5:
- Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 februari 2015, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [12] ;
- Het proces-verbaal d.d. 10 juli 2014 [13] ;
- De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 mei 2014 [14] ;
- Het proces-verbaal Wet wapens en munitie d.d. 13 mei 2014 [15] .

Voetnoten

1.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 februari 2015;
2.Map 02 van 04; Pagina C02 003-014
3.Map 02 van 04; Pagina C02 017-018
4.Map 02 van 04; Pagina C02 019-020
5.Map 02 van 04; Pagina C02 025-027
6.Map 02 van 04; Pagina C02 031-034
7.Map 02 van 04; Pagina C02 021-022
8.Map 02 van 04; Pagina C02 023-024
9.Map 02 van 04; Pagina C02 035-036
10.Map 02 van 04; Pagina C02 037-039
11.Map 02 van 04; Pagina C02 040-054
12.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 februari 2015;
13.Map 02 van 04; Pagina C02 003-014
14.Map 02 van 04; Pagina C02 015-016
15.Map 02 van 04; Pagina C02 028-030