ECLI:NL:RBOVE:2015:972
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugshandelzaak met MDMA en heroïne
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 24 februari 2015, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 1 kilo MDMA en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een misdrijf volgens artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare terechtzittingen op 21 oktober 2014 en 10 februari 2015, waarbij de officier van justitie, mr. D. Homans-De Boer, een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, had geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.W. Bongers, pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. In de beoordeling van het bewijs concludeerde de rechtbank dat, hoewel er aanwijzingen waren voor betrokkenheid van de verdachte, er onvoldoende bewijs was om wettig en overtuigend aan te tonen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Er ontbraken bewijsmiddelen die een rechtstreeks verband tussen de verdachte en de aangetroffen partij harddrugs en versnijdingsmiddelen konden aantonen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten niet bewezen konden worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. R.P. van Eerde als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.