ECLI:NL:RBOVE:2015:927

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
20 februari 2015
Zaaknummer
08/730229-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerij- en elektriciteitsdiefstalzaak

Op 20 februari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het hebben van een hennepkwekerij en het stelen van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 februari 2015, waar de officier van justitie, mr. W.A.L. Pustjens, de vordering indiende. De verdachte, geboren in Irak en woonachtig in Nederland, werd beschuldigd van het telen van hennepplanten in de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 en het wegnemen van elektriciteit in dezelfde periode. De officier van justitie achtte de beschuldigingen wettig en overtuigend bewezen en vorderde een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.

De verdediging voerde aan dat de verdachte niet betrokken was bij de hennepkwekerij en dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W.E. Hoezen, geloofwaardig waren en dat de officier van justitie niet had aangetoond dat de verdachte betrokken was bij de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen en sprak de verdachte vrij van alle aanklachten. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Overijssel.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730229-14
Datum vonnis: 20 februari 2015
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] (Irak),
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.A.L. Pustjens en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. P.W.E. Hoezen, advocaat te Winterswijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(primair) in de periode 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 al dan niet in vereniging opzettelijk hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] te Enschede, dan wel (subsidiair) aldaar hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2014 al dan niet in vereniging stroom heeft weggenomen;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (in totaal) ongeveer 1262, in ieder geval 631, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (in totaal) ongeveer 1262, in ieder geval 631, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
36.094 kWh, althans een (grote) hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen en heeft gevorderd dat verdachte daarvoor wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en daarnaast tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voor het geval sprake is van in beslag genomen goederen, vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van die goederen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte is vanaf mei 2013 gaan wonen op de eerste verdieping van perceel [adres] in Enschede. De verklaring van verdachte dat hij niets heeft gemerkt van de aanwezigheid van drie kweekruimtes met een groot aantal hennepplanten acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Ook feit 2 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een integrale vrijspraak van verdachte dient te volgen. De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent en voor het overige is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van hem bij de kwekerij en de diefstal van de stroom. Medeverdachte [medeverdachte] belast verdachte weliswaar, maar deze verklaring is uiterst ongeloofwaardig en dient daarom buiten beschouwing te worden gelaten. Verdachte is op
14 augustus 2013 voor een vakantie naar Irak vertrokken en hij is op 17 september 2013 weer teruggekeerd naar Nederland. Op 14 augustus 2013, dus de dag van zijn vertrek, treft de politie de hennepplanten aan die op dat moment 1 à 2 weken oud zijn. Die planten hebben water nodig en het is niet logisch een kweek op te zetten en dan met vakantie te gaan. Dit is een extra omstandigheid op basis waarvan dient te worden geconcludeerd dat verdachte niet betrokken was bij de tenlastegelegde feiten.
De raadsvrouw stelt tot slot onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad, gepubliceerd onder nummer BP0068, dat het enkele tolereren van de aanwezigheid van een hennepkwekerij, onvoldoende is om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
5.1
De beoordeling van het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Nu niet is gebleken dat sprake is van openstaand beslag onder verdachte, zal een beslissing daarover achterwege blijven.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.
Buiten staat
Mrs. Stam en Draisma zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.