ECLI:NL:RBOVE:2015:925

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
20 februari 2015
Zaaknummer
08/730228-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 20 februari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een man die werd verdacht van het hebben van een hennepkwekerij in Enschede en het illegaal afnemen van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook tot een taakstraf van 220 uur. De zaak kwam aan het licht na een politieonderzoek op 6 februari 2015, waarbij de verdachte zich verdacht gedroeg en niet geloofwaardig verklaarde over zijn rol in de kwekerij. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld voor de feiten, en de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaarde feiten strafbaar op basis van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS in acht genomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730228-14
Datum vonnis: 20 februari 2015
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] (Irak),
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.A.L. Pustjens en van hetgeen door de raadsman mr. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013:
feit 1:(primair) al dan niet in vereniging opzettelijk hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] te Enschede, dan wel (subsidiair) in dit pand hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad, dan wel (meer subsidiair) medeplichtig is geweest aan het in dit pand opzettelijk telen van hennepplanten of aanwezig hebben van hennep;
feit 2:al dan niet in vereniging stroom heeft weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (in totaal) ongeveer 1262, in ieder geval 631, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (in totaal) ongeveer 1262, in ieder geval 631, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de
[adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1262, in ieder geval 631, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of dat/die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
36.094 kWh, althans een (grote) hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen en heeft gevorderd dat verdachte daarvoor wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en daarnaast tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voor het geval sprake zou zijn van in beslag genomen goederen, vordert de officier van justitie, de verbeurdverklaring van die goederen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte heeft zich, op het moment dat de politie in zijn winkel kwam, uiterst verdacht gedragen. Hij deed zich voor als medewerker, terwijl hij eigenaar van de zaak is en heeft vervolgens de winkel enige tijd verlaten. Zijn verklaringen zijn ongeloofwaardig en tegenstrijdig. Bovendien is het gelet op de situatie ter plaatse en de omvang van de kwekerij, ongeloofwaardig dat verdachte daar als huurder van het pand niets van heeft gemerkt. De inkomenssituatie van verdachte roept ook veel vragen op. De officier van justitie houdt verdachte en medeverdachte verantwoordelijk voor het opzetten van de kwekerij en is van mening dat feit 2, de diefstal van stroom, daarmee ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de conclusie dient te luiden dat er weliswaar uitermate verdachte omstandigheden zijn, maar dat uit niets blijkt dat verdachte wetenschap had van dan wel betrokken was bij de hennepkwekerij. Dat er vragen kunnen worden gesteld bij de inkomenssituatie, betekent niet dat verdachte betrokken is bij de hennepkwekerij. Er is slechts één belastende verklaring voorhanden en wel van de medeverdachte [medeverdachte]. Juist van [medeverdachte] wordt een dactyspoor aangetroffen bij de hennepkwekerij. De medeverdachte ontkent iedere betrokkenheid en zijn voor verdachte belastende verklaring kan, als zijnde ongeloofwaardig, niet voor het bewijs gebezigd worden. Het is weliswaar juist dat verdachte kort na de komst van de politie is vertrokken, maar hij is uit eigen beweging teruggekomen met een sleutelbos. Deze onlogische gang van zaken kan simpelweg verklaard worden door het feit dat verdachte de Nederlandse taal niet heel goed beheerst.
Op 19 mei 2013 is er in het betreffende perceel een nieuwe elektriciteitsmeter en een nieuwe ketel geplaatst. Dit had wellicht enige duidelijkheid in deze zaak kunnen verschaffen, maar daar is geen verder onderzoek naar gedaan. Nu er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dient verdachte integraal te worden vrijgesproken.
5.1
De beoordeling van het bewijs
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in een pand aan de [adres]
) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen:
  • verdachte is de hoofdhuurder van het perceel [adres];
  • medeverdachte [medeverdachte] heeft een geloofwaardige, voor verdachte belastende verklaring afgelegd;
  • verdachte heeft bij het eerste contact met de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] verklaard een personeelslid te zijn en geen sleutel te hebben van de boven de winkel gelegen woning;
  • nadat voornoemde verbalisanten de winkel hadden verlaten en hun collega [verbalisant] – die buiten stond - vertelden dat zij geen sleutel hadden om via de achterdeur de woning te bereiken, bleek verdachte de winkel te hebben afgesloten en was hij vertrokken;
  • verdachte heeft, na zijn terugkomst en nadat de hennepkwekerij door de verbalisanten was ontdekt, ongevraagd meegedeeld dat hij niets met de hennepkwekerij te maken had;
  • in de winkel was een tussendeur die toegang gaf naar de gang en de trap naar de bovenverdiepingen. Op de bovenverdiepingen is de hennepkwekerij aangetroffen. De tussendeur was afgesloten met een houten plaat. Deze houten plaat was met enkele schroeven bevestigd aan de tussendeur. De kruiskopschroeven waarmee de houten plaat op de deur was bevestigd, waren meermalen in en uit de plaat geschroefd, terwijl naast de tussendeur een accuboormachine stond waarmee de kruiskopschroeven verwijderd konden worden;
  • die kunstmatig dichtgemaakte opgang was alleen bestemd om vanuit de winkel naar de bovenverdieping(en) van het pand toe te gaan;
  • de stroom werd illegaal afgetapt vanaf een zogenaamde slapende aansluiting en die illegale aftakking bevond zich in de kelderruimte van [adres] en was alleen te bereiken vanuit het winkelgedeelte;
  • langs de trapleuning naar de bovenverdieping was een dikke grijze stroomkabel geleid;
  • de kwekerij bestond uit drie kweekruimtes. In kweekruimte 1 stonden 260 planten, in kweekruimte 2 stonden 192 planten en in kweekruimte 3 stonden 179 planten.
Door de gebezigde wettige bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd met de hiervoor geschetste omstandigheden heeft de rechtbank ook de overtuiging gekregen dat verdachte zich aan de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet (feit 1) en de artikelen 311 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (feit 2). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit1 het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en het illegaal wegnemen van elektriciteit.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Daarin staat dat voor feiten zoals onder 1 bewezenverklaard, een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend is.
Genoemd oriëntatiepunt ziet niet mede op de diefstal van elektriciteit. De rechtbank acht om deze reden een hogere straf dan door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit1 het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dag, twee uren aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.
Buiten staat
Mrs. Stam en Draisma zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.