In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 16 mei 1994 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw verzoekt de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en om de man te verplichten tot betaling van een bijdrage in haar levensonderhoud van € 1.250,- per maand. De man verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat de vrouw samenwoont met een nieuwe partner, waardoor hij niet alimentatieplichtig zou zijn. Daarnaast vraagt de man om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen, waarbij hij stelt dat slechts een kwart van de woning in de gemeenschap valt, terwijl de vrouw van mening is dat de volledige waarde van de woning moet worden betrokken in de verdeling.
De rechtbank oordeelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en spreekt de echtscheiding uit. Wat betreft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap oordeelt de rechtbank dat de volledige waarde van de woning, die op € 398.000,- is vastgesteld, in de verdeling moet worden betrokken. De rechtbank wijst de man de woning toe, maar verplicht hem ook tot betaling van een overbedelingssom van € 181.617,69 aan de vrouw. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om alimentatie af, omdat de man door de verdeling van de gemeenschap al een aanzienlijke financiële verplichting heeft. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.