ECLI:NL:RBOVE:2015:89

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 januari 2015
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
08/900022-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing verzoek getuigen door rechter-commissaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 januari 2015 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van klager tegen een beschikking van de rechter-commissaris. Het bezwaarschrift, ingediend door mr. N.J.H. Lina, werd behandeld op een niet openbare zitting op 24 december 2014. Klager was opgeroepen maar niet verschenen. De rechter-commissaris had eerder op 4 december 2014 besloten om het verzoek van klager tot het horen van getuigen af te wijzen, met de motivering dat het redelijkerwijs uitgesloten moest worden geacht dat de getuigen meer dan vijftien jaar later nog relevante verklaringen konden afleggen over de huwelijksgeschenken die in 1999 waren gegeven.

De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van zowel de raadsvrouw als de officier van justitie zorgvuldig overwogen. De raadsvrouw betoogde dat de afwijzing van het verzoek onterecht was, omdat de getuigen van belang waren voor de verdediging. De officier van justitie stelde dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat de getuigen niet meer relevant konden zijn voor de zaak.

Na beoordeling van de argumenten kwam de rechtbank tot de conclusie dat de motivering van de rechter-commissaris niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot het horen van getuigen onterecht was en verklaarde het bezwaarschrift gegrond. De rechtbank benadrukte het belang van het horen van getuigen in het kader van een eerlijk proces en de rechten van de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/900022-12
SASnummer: 14/1315
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 182 lid 6 Wetboek van Strafvordering, van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het bezwaarschrift, gedateerd 8 december 2014, is op 8 december 2014 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager, door mr. N.J.H. Lina, advocaat te Utrecht.
Het bezwaarschrift is behandeld op de niet openbare zitting van de raadkamer van de rechtbank op 24 december 2014.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. M. Brunsveld en de raadsvrouw
N.J.H. Lina gehoord. Klager is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen klager.

2.De standpunten van de raadsvrouw en de officier van justitie

De raadsvrouw maakt, namens klager, bezwaar tegen de beschikking van de rechter-commissaris tot afwijzing van het verzoek d.d. 7 november 2014 en het aanvullende verzoek d.d. 26 november 2014 ex art. 182 Sv tot het horen van getuigen en heeft ter zitting het bezwaarschrift toegelicht. De raadsvrouw heeft hierbij een pleitnota overgelegd.
De raadsvrouw is van mening dat de rechter-commissaris ten onrechte heeft geoordeeld dat voor wat betreft de verzochte getuigen 2, 3, 4 en 7 ‘verdachte door afwijzing van het verzoek redelijkerwijze niet in zijn verdediging wordt geschaad, omdat redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat de getuigen meer dan zeventien (of vijftien) jaar later nog kunnen verklaren over welk goud en/of welke sieraden als huwelijksgeschenk zijn gegeven’.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard. De verzochte getuige [getuige 1] is medeverdachte en is in dat kader al talloze malen gehoord. Van de verzochte getuige [getuige 2] zijn nog steeds niet de persoonsgegevens opgegeven door de verdediging.
Het huwelijk heeft in 1999 plaatsgevonden en volgens de Zigeunerwet in 1996. Het horen van getuigen over deze gebeurtenis heeft geen toegevoegde waarde, omdat zij niets kunnen verklaren over de bruidsschat. Juist deze sieraden zijn ingeleverd bij de juwelier.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Klager heeft het bezwaarschrift tijdig binnen veertien dagen nadat de rechter-commissaris de beschikking heeft afgegeven, ingediend en is derhalve ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 4 december 2014 beslist dat het verzoek voor wat betreft de verzochte getuigen 2, 3, 4 en 7 wordt afgewezen omdat verdachte door afwijzing van het verzoek redelijkerwijze niet in zijn verdediging wordt geschaad, omdat redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat de getuigen meer dan zeventien (of vijftien) jaar later nog kunnen verklaren over welk goud en/of welke sieraden als huwelijksgeschenk zijn gegeven.
Op basis van het op 1 januari 2013 in werking getreden artikel 182, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een verdachte de rechter-commissaris verzoeken onderzoekshandelingen te verrichten. Het verzoek behelst een opgave van het feit en van de onderzoekshandelingen, die door de rechter-commissaris dienen te worden verricht, en is met redenen omkleed.
De rechtbank stelt vast dat de raadsvrouw van verzoeker in haar brief aan de rechter-commissaris van 7 november 2014 en haar aanvullende faxbericht van 26 november 2014 onder opgave van het parketnummer en de naam van verdachte onder meer verzocht heeft om het horen van getuigen die aanwezig waren bij het huwelijk van klager en kunnen verklaren over de cadeaus die aan klager en zijn vrouw zijn gegeven.
De bedoeling van de nieuwe op 1 januari 2013 in werking getreden regeling is naar de letter en strekking van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat tot deze wet heeft geleid, dat de voorgestelde regeling eenvoudiger van opzet is dan de mini-instructie die zij vervangt. Met het oog op een efficiënte behandeling van de strafzaak tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het naar het oordeel van de wetgever onwenselijk om verzoeken van de verdediging (of de officier van justitie) eerst tijdens de zitting aan de orde te stellen. Het doel dat de wetgever met de nieuwe regeling heeft willen bereiken, is dat het strafproces zo soepel en efficiënt mogelijk verloopt door kenbaar gemaakte onderzoekswensen al in een vroeg stadium door de rechter-commissaris te laten uitvoeren. Het feit dat niet al te strikt en formalistisch met onderzoekswensen moet worden omgegaan, wordt ook geïllustreerd in het feit dat verzoeken slechts worden afgewezen ‘indien de gevraagde onderzoekshandeling, niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing’(MvT, p. 16). Daaruit spreekt de ruimte die de verdediging toekomt bij het horen van bijvoorbeeld getuigen.
Uit de toelichting op het verzoek volgt dat de getuigenverhoren in het belang van de verdediging geacht worden en dus relevant zijn voor enige in de zaak te nemen beslissing.
De rechtbank is van oordeel dat de door de rechter-commissaris aan de afwijzing van het verzoek tot het horen van de verzochte getuigen 2, 3, 4 en 7 ten grondslag gelegde motivering dat ‘redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat de getuigen meer dan zeventien (of vijftien) jaar later nog kunnen verklaren over welk goud en/of welke sieraden als huwelijksgeschenk zijn gegeven’, onjuist is. Zonder nadere motivering die ontbreekt, heeft de rechter-commissaris hiermee naar het oordeel van de rechtbank al een voorschot genomen op de door deze getuigen af te leggen verklaringen.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard.

6. De beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken op 7 januari 2015.