ECLI:NL:RBOVE:2015:877

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
08/770026-14, 08/075935-14 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor poging doodslag en diefstal tijdens drugsdeal in Zwolle

Op 19 februari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Zwolle, die betrokken waren bij een poging doodslag tijdens een drugsdeal op 5 april 2014. De rechtbank heeft de 23-jarige verdachte veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf en tbs met voorwaarden, terwijl zijn 34-jarige medeverdachte een gevangenisstraf van 8 jaar kreeg. De 23-jarige verdachte schoot het slachtoffer in de rug en stal vervolgens diens auto. De rechtbank oordeelde dat de medeverdachte, die het wapen regelde en de afspraak maakte, net zo schuldig was. De rechtbank kon echter niet bewijzen dat het om een ripdeal ging, wat de strafmaat niet beïnvloedde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten en dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, gezien zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en het risico op recidive.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770026-14, 08/075935-14 (ttz.gev.)
Datum vonnis: 19 februari 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verblijvende in PI Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juli 2014, 11 september 2014 en 5 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E. Postma en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.A. Scherpenhuysen, advocaat te Harderwijk, naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting van 11 september 2014 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08/770026-14 en 08/075935-14 tegen de verdachte aangebrachte zaken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
Onder parketnummer 08/770026-14:
1.
hij op of omstreeks 5 april 2014 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven met dat opzet -op korte afstand van die [slachtoffer 1]- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de rug, althans op/in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal door middel van geweld en/of bedreiging met geweld (in vereniging gepleegd) van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 5 april 2014 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op/aan de openbare weg, De Rijpstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader -op korte afstand van die [slachtoffer 1]- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de rug, althans op/in het lichaam heeft geschoten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 5 april 2014 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong en/of een schotwond in de rug, althans het lichaam), heeft toegebracht, door deze opzettelijk -op korte afstand- meermalen, althans
eenmaal, met een vuurwapen in de borst(streek), althans op/in het lichaam te schieten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 5 april 2014 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -op korte afstand van die [slachtoffer 1]- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de rug, althans op/in het lichaam heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 april 2014 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Seat Ibiza), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 5 april 2014 tot en met 7 april 2014 in de gemeente Zwolle en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (merk Seat Ibiza) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Onder parketnummer 08/075935-14:
1.
hij op of omstreeks 06 januari 2014 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Gazelle, Furore, [framenummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Oost-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 07 januari 2014 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen fiets (Batavus [framenummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 primair, 2 primair en onder parketnummer 08/075935-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Parketnummer 08/770026-14
Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn samen naar de afspraak met aangever gegaan, die zijn medeverdachte met hem had gemaakt. Zij namen daarbij wapens mee. Verdachte had hiervoor een wapen van zijn medeverdachte gekregen. Ze zijn samen naar de auto van [slachtoffer 1] gegaan en hebben beiden in de auto plaatsgenomen. In de auto heeft verdachte met het wapen geschoten. Gelet op deze feiten en omstandigheden was er een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van het wapen. De officier heeft daarbij betoogd dat de poging doodslag werd gevolgd door een diefstal van de drugs.
Voor het onder 2 ten laste gelegde is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de diefstal van de auto van [slachtoffer 1] door verdachte.
Parketnummer 08/075935-14
De fietsendiefstallen kunnen wettig en overtuigend bewezen worden op basis van de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 08/770026-14
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is geweest van een gekwalificeerde poging tot doodslag. Er is geen opzet geweest op het wederrechtelijk toe-eigenen van enig goed toebehorende aan aangever. Verder is niet komen vast te staan het er daadwerkelijk drugs bij verdachte en zijn medeverdachte zijn achtergebleven. Ook de poging tot doodslag kan niet wettig en overtuigend bewezen worden omdat verdachte in paniek heeft geschoten in de angst zelf aangevallen te worden. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Het opgelopen letsel bij het slachtoffer, een klaplong en een wond, kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Met betrekking tot het nog meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De diefstal van de auto zoals onder 2 primair ten laste gelegd kan niet worden bewezen omdat het opzet op de diefstal niet bewezen kan worden omdat verdachte in paniek heeft gehandeld en nimmer opzet heeft gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen van de auto.
Parketnummer 08/075935-14
Met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Parketnummer 08/770026-14
Feit 1 primair.
Op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] in de rug heeft geschoten. Verdachte heeft dat ook bekend.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen moet wettig en overtuigend bewijs voorhanden zijn dat sprake is van een gezamenlijk voornemen en een gezamenlijke poging, gericht op het van het leven beroven van het slachtoffer. Van voorwaardelijk opzet is sprake als iemand bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er door zijn handelen ook andere gevolgen zouden kunnen intreden.
Ten aanzien van de betrokkenheid van de medeverdachte overweegt de rechtbank dat hij degene is geweest die de afspraak tot aankoop van de drugs met het latere slachtoffer heeft gemaakt. De medeverdachte heeft vervolgens verdachte gevraagd met hem mee te gaan voordat de ontmoeting met het latere slachtoffer plaatsvond en heeft verdachte voorzien van en (geladen) vuurwapen. Samen zijn zij in de auto van het latere slachtoffer gestapt, terwijl ook verdachte op dat moment een geladen vuurwapen bij zich droeg.
Door een wapen mee te nemen naar een uit te voeren drugsdeal en samen plaats te nemen in een auto ter afhandeling van die deal, wetende dat ook de medeverdachte op dat moment een vuurwapen bij zich had, heeft verdachte het delict in samenwerking met zijn medeverdachte gepleegd.
Juist wegens het gegeven dat verdachte degene is geweest die om een wapen heeft gevraagd en zich ervan heeft vergewist dat het geladen was, terwijl hij zich er eveneens van bewust was dat de medeverdachte een vuurwapen bij zich had – een en ander tegen de achtergrond van een duistere transactie als een drugsdeal - is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij bij gebruikmaking van een wapen iemand zouden kunnen doden en dat die kans ten tijde van de gedraging ook bewust is aanvaard.
Door het schieten in de rug van het slachtoffer – op een plek waar kwetsbare en vitale organen zich in het menselijk lichaam bevinden - bestond een reële mogelijkheid dat het slachtoffer als gevolg van zijn verwonding zou komen te overlijden. De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte niet gericht heeft geschoten en houdt hem aan zijn verklaring, die hij daarover heeft afgelegd tegenover de politie.
Ten aanzien van de bij de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal overweegt de rechtbank dat het de rechtbank onvoldoende is gebleken dat sprake is geweest van een zogeheten ripdeal. Op basis van de bewijsmiddelen kan niet ondubbelzinnig de conclusie worden getrokken dat verdachte en zijn medeverdachte niet van plan waren de drugs te betalen. De rechtbank acht daarom diefstal door middel van geweld en/of bedreiging met geweld niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging doodslag zoals primair ten laste is gelegd.
Feit 2 primair
Zoals hiervoor bewezen is verklaard heeft verdachte op 5 april 2014 in de auto van het slachtoffer [slachtoffer 1] gezeten en heeft hij die [slachtoffer 1] in de rug geschoten. Na het schot zijn [slachtoffer 1] en zijn vriend de auto uit gevlucht. Verdachte is daarna vanaf de achterbank op de bestuurderstoel geklommen en is er met de auto er vandoor gegaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hiermee de personenauto, Seat Ibiza, van [slachtoffer 1] heeft weggenomen met het oogmerk deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 08/075935-14
Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste legde feiten heeft begaan.
4.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 primair en 2 primair en onder parketnummer 08/075935-14 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/770026-14
Feit 1 primair
hij op 5 april 2014 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven met dat opzet -op korte afstand van die [slachtoffer 1]- die [slachtoffer 1] met een vuurwapen in de rug heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 5 april 2014 in de gemeente Zwolle,, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Seat Ibiza), toebehorende aan [slachtoffer 1];
Parketnummer 08/075935-14
Feit 1
hij op 06 januari 2014 te Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Gazelle, Furore, [framenummer]), toebehorende aan Politie Oost-Nederland;
Feit 2
hij op of omstreeks 07 januari 2014 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen fiets (Batavus [framenummer]), toebehorende aan [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 primair en 2 primair en onder parketnummer 08/075935-14 onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de verdachte met betrekking tot het onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 ten laste gelegde een beroep gedaan op (putatief) noodweer. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging. Er is sprake geweest van een moment waarop verdachte heeft gemeend dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich op dat moment moest verdedigen.
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie omdat nergens uit blijkt dat verdachte werd aangevallen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake moet zijn geweest van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij de verdediging noodzakelijk en proportioneel moet zijn. Voor de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat er op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte. Dat de persoon op de passagiersstoel voorover boog, zoals door verdachte ter onderbouwing van zijn beroep op noodweer heeft gesteld, is daarvoor onvoldoende.
Subsidiair heeft de raadsvrouw van verdachte een beroep gedaan op putatief noodweer, gebaseerd op de omstandigheden waarin verdachte zich bevond en waarin verdachte gerechtvaardigd in de veronderstelling heeft geleefd dat er sprake was van een aanval dan wel ogenblikkelijke dreiging daarvoor. De rechtbank constateert dat het alleen verdachte is geweest die over een dreiging van een aanval heeft verklaard, zonder dat daarvoor een concreet aanknopingspunt in het dossier is te vinden. Dat betekent dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte zich, door het voorover buigen van de medepassagier in de auto, terwijl hij achterin klem zat, zo bedreigd heeft kunnen voelen dat hij zich verontschuldigbaar meende te moeten verdedigen door te handelen zoals hij heeft gedaan. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op putatief noodweer.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 juncto 45 en 310 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/770026-14
feit 1 primair
het misdrijf:
medeplegen van poging doodslag
parketnummer 08/770026-14 feit 2 primair
parketnummer 08/075935-14 feiten 1 en 2, telkens
het misdrijf:
diefstal

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft namens verdachte – meer subsidiair- bepleit dat sprake is geweest van (putatief) noodweerexces. Nu de rechtbank niet aannemelijk acht dat sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging, geboden tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, noch van een situatie waarin verdachte zich zo bedreigd heeft gevoeld en kunnen voelen, dat hij verontschuldigbaar meende te moeten handelen zoals hij heeft gedaan, kan het beroep op (putatief) noodweerexces evenmin slagen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen acht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en de maatregel terbeschikkingstelling te bevelen met voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport met de aanpassing dat de behandeling plaatsvindt bij JusTact of een soortgelijke instelling. Zij heeft hiertoe aangevoerd verdachte, in navolging van het advies van de deskundigen, als verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Zij heeft eveneens in aanmerking genomen dat er sprake is van een schokkend feit waarbij verdachte met zijn medeverdachte op klaarlichte dag in een woonwijk bij een ripdeal iemand in de rug hebben geschoten. Daarnaast is er sprake van een hoog recidivegevaar.
Voorts heeft zij gevorderd de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 7.500,- met oplegging met de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en schoenen terug kunnen terug naar verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij oplegging van een straf rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Verdachte heeft nooit de bedoeling gehad om [slachtoffer 1] daadwerkelijk van het leven te beroven. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is een stap te ver. De raadsvrouw verzoekt de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport eventueel als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis is ruim voldoende.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het een onevenredige belasting van het strafproces betreft zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft zij betoogd dat de kleding enkele jaren oud is en dat de schade onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij hierin niet ontvankelijk is dan wel de vordering moet worden afgewezen. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt dat de benadeelde partij de opgevoerde stallingskosten heeft gemaakt en of de verzekering geld heeft uitgekeerd.
De opgevoerde immateriële schade is buitenproportioneel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Er is sprake van een zeer ernstig feit. Geweldsdelicten als deze leveren een ernstige aantasting op van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en brengen gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit klemt te meer nu het feit overdag is gepleegd en op de openbare weg. In het bijzonder rekent de rechtbank de verdachte ernstig aan dat hij op klaarlichte dag zeer lichtzinnig een geladen vuurwapen bij zich heeft gestoken. Daarnaast heeft verdachte zich driemaal schuldig gemaakt aan diefstal.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 16 juni 2014;
een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d.3 februari 2015, opgemaakt door P. van Boggelen, reclasseringswerker Verslavingszorg Noord Nederland;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 12 juni 2014, opgemaakt door
J. Bakker, reclasseringswerker Reclassering Nederland;
- een pro justitia rapport d.d. 21 augustus 2014, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater;
- een pro justitia rapport d.d. 22 augustus 2014, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog.
In voornoemd rapport van de psycholoog staat onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en/of dat hij lijdende is aan een ziekelijke stoornis. Er is sprake van cannabisafhankelijkheid en identiteitsproblematiek met een onderliggende persoonlijkheidsstoornis NOA met antisociale en afhankelijke, onrijpe trekken. Dit was ook ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezig. Vanuit zijn onrijpheid, gebrek aan verantwoordelijkheid, beïnvloedbaarheid en impulsiviteit heeft verdachte zich in een drugsdeal begeven, daarin niet geremd door schaamte of schuld en heeft hij zich op enig moment bedreigd gevoeld en op het slachtoffer geschoten. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het bewezenverklaarde. De genoemde persoonsfactoren (onrijpheid waardoor betrokkene weinig verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag, beïnvloedbaarheid ook vanwege de zwak ontwikkelde identiteit, gebrekkig ontwikkeld geweten waardoor er minder rem is op zijn gedrag) zijn als essentiële delictfactoren nog immer aanwezig en kunnen de opmaat vormen naar soortgelijke feiten als de bewezenverklaarde. Het recidiverisico is groot. Verdachte heeft conform zijn problematiek nauwelijks of geen zicht op zijn problematiek en op die factoren en kenmerken die hem bevattelijk maken voor grensoverschrijdend gedrag. Hij loochent zijn eigen tekorten en onwelgevallige kanten en overdekt een en ander met een fraai zelfbeeld waarin hij gesteund wordt door zijn vrouw. Om die reden ziet hij ook niet of nauwelijks reden voor behandeling en ontbreekt het volledig aan intrinsieke motivatie vooral op grond van ontbrekend probleembesef. Behandeling van verdachte is echter ten zeerste aangewezen waarbij zijn beïnvloedbaarheid zeker aandacht moet krijgen naast de kwetsbaarheid van zijn persoonlijkheidstoerusting die hem bevattelijk maakt voor grensoverschrijdend gedrag. De deskundige geeft de rechtbank in overweging om verdachte binnen het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te verplichten tot een intensieve ambulante / dag-klinische behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek.
De psychiater heeft in voornoemd rapport ook geconcludeerd tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. In het rapport staat opgenomen dat er sprake is van een ziekelijke stoornis des geestvermogens te weten cannabismisbruik en van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. Er zijn aanwijzingen voor een gemengde persoonlijkheidsstoornis, waarbij de identiteitszwakte, de lacunaire gewetensfunctie, de zwakke ego functies als ook de beperkte in- en aanvoelende vermogens naar voren komen. Verdachte heeft sturing en coaching nodig in de groei naar verdere volwassenheid. Wanneer hij aan zijn lot wordt overgelaten dan is de kans groot dat hij verder zal verharden en vanwege zijn beperkingen betreffende zijn persoonlijkheidsstoornis opnieuw in een situatie belandt die uitgangspunt vormt voor nieuw agressief grensoverschrijdend gedrag. De psychiater adviseert een stevig juridisch kader in de vorm van een terbeschikkingstelling en omdat het gevaar niet onmiddellijk dreigt en het mogelijk is om verdachte in de gaten te houden kan dit binnen een ambulant kader binnen een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog op de door hen genoemde gronden over en maakt hun oordeel tot het hare. De rechtbank zal bij de straftoemeting rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Verslavingszorg Noord Nederland heeft op 3 februari 2015 gerapporteerd omtrent de voorbereiding terbeschikkingstelling met voorwaarden en heeft hierin de aan de geadviseerde maatregel van terbeschikkingstelling te verbinden voorwaarden opgenomen. De rechtbank ziet de noodzaak in van een behandeltraject waaraan in het rapport van de reclassering nadere invulling is gegeven, zulks om het recidivegevaar tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te kunnen verminderen. Aandachtspunten van de forensisch ambulante behandeling zijn de behandeling van delictscenario, terugvalpreventie, risicosignalering en systeem/relatietherapie. Vanwege de hierboven beschreven omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat er een dermate hoog risico bestaat dat de verdachte een gevaar zal vormen voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen, dat oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden geboden is.
De rechtbank overweegt verder dat op basis van de rapportages van de psychiater en de psycholoog kan worden geconcludeerd tot een zekere mate van verwijtbaarheid van het door verdachte gepleegde strafbare feit, wat er ook toe heeft geleid verdachte strafbaar te achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde naast de hiervoor vermelde maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Verdachte heeft immers iemand met een vuurwapen in de rug geschoten. Dat de gevolgen van deze verwonding niet dodelijk zijn geweest, is niet te danken aan verdachte. De periode die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dient op de gevangenisstraf in mindering te worden gebracht.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden van de artikelen 37a en 38, telkens onder het eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Bij de verdachte bestond immers ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Daarnaast betreft het feit waaraan verdachte schuldig is bevonden – poging doodslag - een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De rechtbank is voorts van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden eist. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de door Stichting Reclassering Nederland opgestelde voorwaarden.
Gelet op de naar voren gekomen feiten en omstandigheden acht de rechtbank passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijf jaar en een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals door de officier van justitie is geëist.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende schoenen en kleding, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

9.De schade van benadeelde

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 10.873,11, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij deels in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadepost, het eigen risico van de zorgverzekering (€ 212,73), is voldoende onderbouwd en is onvoldoende gemotiveerd betwist. De opgevoerde schadepost met betrekking tot de kleding is weliswaar betwist maar de rechtbank acht de schade voldoende onderbouwd en acht een bedrag van totaal € 150,- voor alle kleding tezamen in redelijkheid toewijsbaar. De rechtbank zal de gevorderde materiele schade dus toewijzen tot een bedrag van € 362,73.
Met betrekking tot de immateriële schade acht de rechtbank de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank acht een bedrag ter hoogte van € 2.500,- passend gelet op de impact van het gebeuren en de lichamelijke risico’s waarmee de benadeelde partij nog steeds te kampen heeft. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft het meer gevorderde is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van dit bedrag niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 38d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 primair en 2 primair en onder parketnummer 08/075935-14 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 primair en 2 primair en onder parketnummer 08/075935-14 onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/770026-14 onder 1 primair en 2 primair en onder parketnummer 08/075935-14 onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

maatregel

- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij als
voorwaarden:
algemene voorwaarden:
de verdachte zal geen strafbare feiten plegen;
de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de verdachte zal zich houden aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door of namens de toezichthoudende instantie, te weten Stichting Reclassering Nederland;
bijzondere voorwaarden:
5. de verdachte zal frequent contact met de toezichthouder van de reclassering houden, waarbij de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij verdachte de reclassering informeert over de leefgebieden die de reclassering wenselijk acht;
6. de verdachte zal zich laten behandelen bij JusTact of een soortgelijke zorginstelling, waarbij de frequentie door de begeleiders/behandelaars wordt bepaald;
7. de verdachte zal zich aan de aanwijzingen van de reclassering houden die zijn gemaakt over het middelengebruik door verdachte;
8. de verdachte zal meewerken aan urinecontroles die het doel hebben om middelengebruik op te sporen;
9. de verdachte zal zich niet begeven in coffeeshops in Zwolle;
10. de verdachte zal de reclassering op de hoogte hogen van eventuele wijzigingen in de gezinssituatie, woonsituatie en/of andere relevante wijzigingen in zijn omgeving/gedrag. De verdachte staat de reclassering toe kennis te maken met zijn vrouw en kind;
11. de verdachte zal toestemming geven aan medewerkers van de reclassering en aan de behandelende zorginstanties om informatie over hem uit te wisselen en is bereid om in overleg tot nadere afspraken te komen.
- draagt de reclassering op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast hoofdelijk in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte en/of zijn mededader aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de kleding en schoenen van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en
mr. R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2015.
Buiten staat
Mr. R.A.M. Elbers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
M.b.t. parketnummer 08/770026-14
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL04ZC-2014029050. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Een proces-verbaal verhoor van getuige, opgemaakt door de rechter-commissaris van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, op 5 januari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van getuige [slachtoffer 1]:
(…) Ik wil wel verklaren wat er is gebeurd op 5 april 2014. Ik ging met een vriend van mij naar Zwolle die dag. (…) Ik nam onderweg in de auto contact op met [medeverdachte]. (…) Toen zijn wij toch met zijn vieren naar de auto gelopen en ingestapt. Ik zat achter het stuur. (…) [medeverdachte] zat direct achter mij en zijn vriend zat achter [betrokkene] op de achterbank. (…) Toen plotseling hoorde ik een knal. (…) Ik hoorde dus een knal. Ik voelde op dat moment niets. Ik draaide mij om. Ik zag dat er een wapen op mij werd gericht. Dit was grijs van metaal. Het was een klein wapen. (…) Ik zag dat de vriend van [medeverdachte] dat wapen in zijn hand had. (…) Toen ik op enig moment stil stond merkte ik dat ik geraakt was. (…) Achteraf bleek ik rechts achter in mijn rug te zijn geraakt.
Een proces-verbaal verhoor verdachte [1] , opgemaakt op 30 april 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [slachtoffer 1]:
(…) O. Verbalisant [verbalisant 1] toont de verdachte de foto van [medeverdachte] en [verdachte], degene die bekend heeft te hebben geschoten in Zwolle. De getoonde foto’s zijn bij deze verklaring gevoegd. A: Ik herken de man van de eerste foto ([medeverdachte]), de tweede man op de foto herken ik als de persoon die op mij heeft geschoten. (…)
Een proces-verbaal verhoor verdachte [2] , opgemaakt op 18 april 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [verdachte]:
(…) Ik ben zaterdag 5 april 2014, omstreeks 15.00 uur bij mijn huis weg gegaan. (…) Ik ben daarna naar de flat van [medeverdachte] gelopen. (…) [medeverdachte] was toen aan de telefoon. Ik weet niet waar dat over ging. Toen hij ophing vertelde hij mij dat dingen ging
kopen. Ik vroeg hem of dit crack was. Hij bevestigde dat. Ik kende [medeverdachte] en wist
dat dit wel vaker was gebeurd. (…) Ik had [medeverdachte] thuis al gezegd dat ik het niet zonder een pistool zou doen. Ik was bang voor mijn veiligheid en wist waar mensen die die handel drijven tot in staat zijn. Bij de flat van [medeverdachte] heb ik voor het eerst het pistool en de revolver gezien. [medeverdachte] had de vuurwapens wel bij zich, maar ik weet niet of deze ook van [medeverdachte] zijn. Ik had gecontroleerd of er ook munitie in het pistool zat. Het pistool had ik ook van [medeverdachte] gekregen. Ik heb in de houder gekeken en zag dat er munitie in zat. Het pistool was op dat moment niet doorgeladen. (…) Ik heb het pistool in de fietstas van [medeverdachte] gelegd. (…) Ik droeg toen de bruine Gucci—tas. (…) In deze tas had ik het donker-kleurige pistool zitten. Dat was een klein kaliber pistool .25. In dat
pistool zat de houder in de kolf. Ik had de tas om mijn nek hangen voor mijn buik langs.(…) We zagen korte tijd later dat de blauwe Seat—personenauto aan kwam rijden waar de beide mannen in zaten. Deze auto werd geparkeerd op de hoek van de Rijpstraat met de Willem Barentzstraat.(…) We zijn toen naar deze auto gelopen. [medeverdachte] liep voorop en stapte via de passagierszijde achter in deze auto. (…) Ik ging achterin zitten achter de passagier aan de rechterzijde. (…). De man met de zonnebril zat achter het stuur. (…). In een reflex pakte ik toen het pistool uit deze tas en schoot onmiddellijk in de richting van het lichaam van de bestuurder. Ik zag dat ik hem raakte in de rechterzijde van de rug, ter hoogte van het schouderblad. Het schot gaf een zachte knal, net het geluid van klein vuurwerk dat je op de grond gooit en dan begin te knallen. Ik
schoot met mijn rechterhand. (…)
Uit de letselrapportage [3] , opgemaakt op 18 april 2014, opgemaakt door S.J.Th. Kuijk, forensisch arts, GGD IJsselland, volgt onder meer:
Romp:
borst, rug: SO heeft een schotverwonding opgelopen:
Inschot-opening zit op rugzijde SO ongeveer 5 mm naast het rechter schouderblad. (…) Het projectiel (verder genoemd “kogel”) bevindt zich net naast het hart en net naast de wervelkolom in de onderzijde van de rechter long. Door de kogelbaan is er uitgebreide schade en bloeding van de rechter long ontstaan waarbij massaal bloedverlies en dichtklappen van de rechterlong is opgetreden.
Bloed in borstkas rechts veroorzaakt door directe beschadiging en daardoor verscheuren van bloedvaten door de kogelverwonding (hematothorax). Dit beeld ontstaat doordat het bloed tussen borstkas en long vloeit, de long omsluit en in de verdrukking brengt, waardoor de aangedane long geen functie meer voor de ademhaling heeft (SO is dus heel benauwd). Bij SO is er ook bloed IN de long door directe beschadiging van bloedvaten IN de long vanwege doorschot van de kogel. (…) De kogel is nèt boven het middenrif tot stilstand gekomen en heeft geen schade in buik of bekken aangericht. (…) Aangezien de kogel voorlopig niet verwijderd kan worden uit het lichaam kan er ook geen sprake zijn van herstel, fysiek is SO wel opgeknapt en op 09 april 2014 uit het ziekenhuis ontslagen. De kogel wordt (voorlopig) niet verwijderd vanwege de zeer kwetsbare plaats waar deze zich nu nog bevindt; net naast het hart en net naast de wervelkolom in de onderzijde van de rechterlong. Het letsel past bij schotletsel vanaf rugzijde in richting naar beneden. SO heeft heel erg veel geluk gehad dat “slechts” zijn rechterlong geraakt is; de kogel is net rechts naast het hart “tot stilstand” gekomen en zit daar nu nog. Potentieel dodelijk letsel.
Feit 2.
Een proces-verbaal aangifte [4] , opgemaakt op 6 april 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [slachtoffer 1]:
(…) Ik wil aangifte doen van (…) diefstal van mijn auto een Seat Ibiza, blauw van kleur voorzien van het kenteken [kenteken]. (…) Op zaterdag 5 april 2014 ben ik vertrokken (…) om naar Zwolle te gaan. (…) Ik hoorde wel dat mijn auto wegreed. Ze hebben mijn auto gestolen. (…)
Een proces-verbaal verhoor verdachte [5] , opgemaakt op 18 april 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [verdachte]:
Ik ben toen van achteren naar de bestuurderszitplaats gekropen en ben achter het stuur gaan zitten. De sleutels staken in het contactslot. Ik heb deze omgedraaid en de auto gestart. (…). Ik heb deze auto in de versnelling gezet en ben weggereden maar wist in het geheel niet waar ik naar toe ging. Ik ben toen Zwolle uitgereden de autosnelweg op naar Apeldoorn. (…)
M.b.t. parketnummer 08/075935-14
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL04ZO-2014024085. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Feit 1
Het proces-verbaal aangifte van [aangever] namens Politie te Zwolle d.d. 7 januari 2014, pagina 4 t/m 6;
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2015;
Feit 2
3. Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 9 januari 2014, pagina 8 t/m 10;
4. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2015.

Voetnoten

1.Pagina 331 en 337.
2.Pagina 297-300.
3.Pagina 219-221
4.Pagina 216, 217.
5.Pagina 297-300.