7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Er is sprake van een zeer ernstig feit. Geweldsdelicten als deze leveren een ernstige aantasting op van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en brengen gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit klemt te meer nu het feit overdag is gepleegd en op de openbare weg. In het bijzonder rekent de rechtbank de verdachte ernstig aan dat hij op klaarlichte dag zeer lichtzinnig een geladen vuurwapen bij zich heeft gestoken. Daarnaast heeft verdachte zich driemaal schuldig gemaakt aan diefstal.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 16 juni 2014;
een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d.3 februari 2015, opgemaakt door P. van Boggelen, reclasseringswerker Verslavingszorg Noord Nederland;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 12 juni 2014, opgemaakt door
J. Bakker, reclasseringswerker Reclassering Nederland;
- een pro justitia rapport d.d. 21 augustus 2014, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater;
- een pro justitia rapport d.d. 22 augustus 2014, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog.
In voornoemd rapport van de psycholoog staat onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en/of dat hij lijdende is aan een ziekelijke stoornis. Er is sprake van cannabisafhankelijkheid en identiteitsproblematiek met een onderliggende persoonlijkheidsstoornis NOA met antisociale en afhankelijke, onrijpe trekken. Dit was ook ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezig. Vanuit zijn onrijpheid, gebrek aan verantwoordelijkheid, beïnvloedbaarheid en impulsiviteit heeft verdachte zich in een drugsdeal begeven, daarin niet geremd door schaamte of schuld en heeft hij zich op enig moment bedreigd gevoeld en op het slachtoffer geschoten. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het bewezenverklaarde. De genoemde persoonsfactoren (onrijpheid waardoor betrokkene weinig verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag, beïnvloedbaarheid ook vanwege de zwak ontwikkelde identiteit, gebrekkig ontwikkeld geweten waardoor er minder rem is op zijn gedrag) zijn als essentiële delictfactoren nog immer aanwezig en kunnen de opmaat vormen naar soortgelijke feiten als de bewezenverklaarde. Het recidiverisico is groot. Verdachte heeft conform zijn problematiek nauwelijks of geen zicht op zijn problematiek en op die factoren en kenmerken die hem bevattelijk maken voor grensoverschrijdend gedrag. Hij loochent zijn eigen tekorten en onwelgevallige kanten en overdekt een en ander met een fraai zelfbeeld waarin hij gesteund wordt door zijn vrouw. Om die reden ziet hij ook niet of nauwelijks reden voor behandeling en ontbreekt het volledig aan intrinsieke motivatie vooral op grond van ontbrekend probleembesef. Behandeling van verdachte is echter ten zeerste aangewezen waarbij zijn beïnvloedbaarheid zeker aandacht moet krijgen naast de kwetsbaarheid van zijn persoonlijkheidstoerusting die hem bevattelijk maakt voor grensoverschrijdend gedrag. De deskundige geeft de rechtbank in overweging om verdachte binnen het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te verplichten tot een intensieve ambulante / dag-klinische behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek.
De psychiater heeft in voornoemd rapport ook geconcludeerd tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. In het rapport staat opgenomen dat er sprake is van een ziekelijke stoornis des geestvermogens te weten cannabismisbruik en van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. Er zijn aanwijzingen voor een gemengde persoonlijkheidsstoornis, waarbij de identiteitszwakte, de lacunaire gewetensfunctie, de zwakke ego functies als ook de beperkte in- en aanvoelende vermogens naar voren komen. Verdachte heeft sturing en coaching nodig in de groei naar verdere volwassenheid. Wanneer hij aan zijn lot wordt overgelaten dan is de kans groot dat hij verder zal verharden en vanwege zijn beperkingen betreffende zijn persoonlijkheidsstoornis opnieuw in een situatie belandt die uitgangspunt vormt voor nieuw agressief grensoverschrijdend gedrag. De psychiater adviseert een stevig juridisch kader in de vorm van een terbeschikkingstelling en omdat het gevaar niet onmiddellijk dreigt en het mogelijk is om verdachte in de gaten te houden kan dit binnen een ambulant kader binnen een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog op de door hen genoemde gronden over en maakt hun oordeel tot het hare. De rechtbank zal bij de straftoemeting rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Verslavingszorg Noord Nederland heeft op 3 februari 2015 gerapporteerd omtrent de voorbereiding terbeschikkingstelling met voorwaarden en heeft hierin de aan de geadviseerde maatregel van terbeschikkingstelling te verbinden voorwaarden opgenomen. De rechtbank ziet de noodzaak in van een behandeltraject waaraan in het rapport van de reclassering nadere invulling is gegeven, zulks om het recidivegevaar tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te kunnen verminderen. Aandachtspunten van de forensisch ambulante behandeling zijn de behandeling van delictscenario, terugvalpreventie, risicosignalering en systeem/relatietherapie. Vanwege de hierboven beschreven omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat er een dermate hoog risico bestaat dat de verdachte een gevaar zal vormen voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen, dat oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden geboden is.
De rechtbank overweegt verder dat op basis van de rapportages van de psychiater en de psycholoog kan worden geconcludeerd tot een zekere mate van verwijtbaarheid van het door verdachte gepleegde strafbare feit, wat er ook toe heeft geleid verdachte strafbaar te achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde naast de hiervoor vermelde maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Verdachte heeft immers iemand met een vuurwapen in de rug geschoten. Dat de gevolgen van deze verwonding niet dodelijk zijn geweest, is niet te danken aan verdachte. De periode die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dient op de gevangenisstraf in mindering te worden gebracht.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden van de artikelen 37a en 38, telkens onder het eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Bij de verdachte bestond immers ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Daarnaast betreft het feit waaraan verdachte schuldig is bevonden – poging doodslag - een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De rechtbank is voorts van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden eist. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de door Stichting Reclassering Nederland opgestelde voorwaarden.
Gelet op de naar voren gekomen feiten en omstandigheden acht de rechtbank passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijf jaar en een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals door de officier van justitie is geëist.