In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een pluimveehouder uit Bathmen, en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. Eiser verzocht de gemeente om handhavend op te treden tegen de bouw van een schuur op het perceel van een derde belanghebbende, dat volgens eiser in strijd was met het bestemmingsplan. De gemeente had eerder het verzoek om handhaving afgewezen, omdat zij van mening was dat de schuur geen omgevingsvergunning nodig had. Eiser stelde dat de schuur niet in het achtererfgebied was gelegen en dat deze niet voldeed aan de bestemmingsplanregels, aangezien deze deels buiten het bouwvlak was gebouwd.
De rechtbank oordeelde dat de schuur inderdaad in strijd was met het bestemmingsplan, omdat deze buiten het bouwvlak was gebouwd en er geen mogelijkheden waren voor binnenplanse afwijkingen. De rechtbank concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisatie van de schuur bestond en dat de gemeente ten onrechte had gesteld dat zij niet bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en droeg haar op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.