ECLI:NL:RBOVE:2015:835

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
08/955930-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige kleindochter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 17 februari 2015, stond de verdachte terecht op beschuldiging van ontucht met zijn minderjarige kleindochter. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van seksuele handelingen, die zouden hebben plaatsgevonden tussen 15 juli 2012 en 1 februari 2013. De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Greven, pleitte voor vrijspraak.

Tijdens de zitting op 3 februari 2015 werd het bewijs besproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende gedetailleerd was en dat het bewijs voornamelijk steunde op haar eigen verklaring, zonder voldoende corroboratie van andere getuigen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij, omdat niet bewezen kon worden dat hij de hem tenlastegelegde feiten had gepleegd. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955930-13
Datum vonnis: 17 februari 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1952 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kleindochter.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2012 tot 1 februari 2013 te
[plaats] meermalen, althans éénmaaal, ontucht heeft gepleegd met zijn
minderjarige kleindochter, en/of de aan zijn zorg en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 2002,
bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte,
- in de borst(en) van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of de borst(en) van die
[slachtoffer] heeft betast en/of bevoeld en/of aangeraakt en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of om en /of op zijn,
verdachtes, penis heeft gelegd en/of (vervolgens) strelende en/of op en neer
gaande bewegingen heeft gemaakt en/of
- de vagina, althans schaamstreek, van die [slachtoffer] (al dan niet over de
kleding heen) heeft bevoeld en/of betast;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de door hem in voorarrest doorgebrachte tijd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, nu de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voldoende ondersteuning vindt in de verklaringen van moeder, getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en deels ook in de verklaring van verdachte.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe primair aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onvoldoende ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is een bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed als die slechts berust op de verklaring van aangever en de overige bewijsmiddelen onvoldoende steun geven aan die verklaring. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, indien de rechtbank van oordeel is dat voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is, dit bewijs niet overtuigend is. Er zijn gegronde redenen om te twijfelen aan de aangifte en de verklaringen van moeder en getuige [getuige 3].
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangeefster weinig gedetailleerd herinneringen van haar weergeeft ten aanzien van de logeerpartijen bij verdachte in 2012/2013. Naast deze verklaring van aangeefster, bestaat het bewijs in het dossier voornamelijk uit
de audituverklaringen die allemaal zijn te herleiden tot één bron, te weten aangeefster. Bewijs ter ondersteuning of bevestiging van de door aangeefster gedane mededelingen omtrent de feiten die door verdachte zouden zijn gepleegd, ontbreekt, dan wel is onvoldoende aanwezig in het gebezigde bewijsmateriaal
Gelet hierop is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat op grond van het dossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde feit te kunnen komen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2015.