In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 17 februari 2015, stond de verdachte terecht op beschuldiging van ontucht met zijn minderjarige kleindochter. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van seksuele handelingen, die zouden hebben plaatsgevonden tussen 15 juli 2012 en 1 februari 2013. De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Greven, pleitte voor vrijspraak.
Tijdens de zitting op 3 februari 2015 werd het bewijs besproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende gedetailleerd was en dat het bewijs voornamelijk steunde op haar eigen verklaring, zonder voldoende corroboratie van andere getuigen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij, omdat niet bewezen kon worden dat hij de hem tenlastegelegde feiten had gepleegd. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.