8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft [slachtoffer] met een kapot geslagen glas in de halsstreek en het oor gestoken waardoor [slachtoffer] ernstig gewond is geraakt. [slachtoffer] had door de handelwijze van verdachte het leven kunnen verliezen. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Naast het ernstige lichamelijke letsel dat [slachtoffer] hierbij heeft opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden. Het gaat bovendien om een ernstig geweldsdelict dat niet alleen voor [slachtoffer] maar ook een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister betreffende verdachte van 6 oktober 2014, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. Daarnaast is gebleken dat verdachte in Turkije is veroordeeld voor moord op zijn dochter.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van het:
- Pro Justitia rapport van 8 oktober 2014, opgesteld door de deskundige D. Breuker, forensisch psycholoog;
- Pro Justitia rapport van 10 oktober 2014, opgesteld door de deskundige dr. T.W.D.P. van Os, psychiater / psychoanalyticus.
In deze rapporten wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische trekken alsmede zwakbegaafdheid. Inherent aan de persoonlijkheidspathologie is er bij verdachte sprake van een verhoogde krenkbaarheid, een gestoorde emotie- en agressieregulatie, impulscontroleproblemen en een gebrekkige gewetensfunctie van waaruit verdachte snel in conflict terecht komt (hij voelt zich uitgedaagd of geprovoceerd) en is hij geneigd tot agressieve acting-out ter vergelding van zijn krenkbaarheidsgevoelens. Dit is ook gebeurd tijdens het tenlastegelegde. Mede door de persoonlijkheidsstoornis en de verstandelijke beperking is bij verdachte sprake van een gebrekkig zelfinzicht en beschikt hij onvoldoende over adequate conflicthanterings-mechanismen. Verdachte reageert vrij impulsief op een situatie, zo ook ten tijde van het tenlastegelegde feit. De deskundigen adviseren verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht de conclusies en het advies van de gedragsdeskundigen goed onderbouwd en is op basis daarvan van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Verder achten de gedragsdeskundigen een intensief sturings- en beïnvloedingskader noodzakelijk om de kans op recidive te verkleinen. Dit vanwege het feit dat verdachte twee keer eerder heeft geprobeerd om zich te onttrekken aan strafrechtelijke vervolging. Verdachte is binnen korte tijd gerecidiveerd met een ernstig geweldsincident en er is nauwelijks lijdensdruk en probleembesef bij hem aanwezig. Hierdoor gaat verdachte een behandeling niet vanuit intrinsieke motivatie aan. Om die reden adviseren de gedragsdeskundigen verdachte een behandeling op te leggen binnen een juridisch kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht alles afwegende, gelet op de problematiek van verdachte, het strafblad van verdachte, de ernst van het feit en de door de gedragsdeskundigen uitgebrachte adviezen, een ambulante behandeling geboden. Het opleggen van een dergelijke behandeling, zoals de raadsman van verdachte heeft bepleit als onderdeel van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel biedt te weinig waarborgen dat de ambulante behandeling ook daadwerkelijk van de grond zal komen en zal worden gecontinueerd, gelet op het gebrek aan zelfinzicht en daarmee verband houdende gebrek aan intrinsieke motivatie. De rechtbank acht derhalve het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden aan verdachte noodzakelijk. Zonder behandeling vormt verdachte een gevaar voor de veiligheid van anderen, terwijl behandeling anders dan in het kader van een terbeschikkingstelling niet tot de mogelijkheden behoort.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde bestond er immers een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte. Bovendien betreft het bewezenverklaarde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, terwijl het opleggen van de maatregel wordt geëist voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. Het betreft verder, gelet op de bewezenverklaring, een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van aangever.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte stellen, en wel de voorwaarden waartoe de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van een klinische behandeling. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding een klinische behandeling aan verdachte op te leggen. Mocht Reclassering Nederland in de toekomst een klinische behandeling toch noodzakelijk achten dan kan de rechtbank op grond van een vordering van het Openbaar Ministerie de voorwaarden wijzigen. Ter terechtzitting van
3 februari 2015 heeft verdachte zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van het voorarrest en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, passend.