ECLI:NL:RBOVE:2015:758

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
08/955538-13, 08/770019-14 en 08/770198-13 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarige meisjes in Rijssen

Op 13 februari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man uit Rijssen veroordeeld voor ontucht met minderjarige meisjes. De man kreeg een gevangenisstraf van 15 maanden en 9 dagen, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar, en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de man in augustus 2012 en mei 2013 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met twee minderjarige meisjes, en in maart 2014 met een derde minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door feitelijkheden de slachtoffers heeft gedwongen tot het dulden van deze handelingen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 189 dagen en TBS met voorwaarden geëist. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte in totaal ruim 1.400 euro schadevergoeding moet betalen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte aantoonden, en heeft besloten tot een TBS-maatregel met voorwaarden, waaronder dat de verdachte geen onbegeleid contact mag hebben met minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/955538-13, 08/770019-14 en 08/770198-13 (TUL)
Datum vonnis: 13 februari 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in behandelcentrum FPA Ipse De Bruggen te Poortugaal.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 juni 2014, 27 augustus 2014 (pro forma), 4 november 2014 (pro forma) en 30 januari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, voor wat betreft parketnummer 08/955538-13, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in augustus 2012 (feit 1) en mei 2013 (feit 2):
primair:een minderjarig meisje gedwongen heeft te dulden dat hij ontuchtige handelingen met haar pleegde, of
subsidiair:met haar ontuchtige handelingen heeft gepleegd, terwijl zij jonger was dan 16 jaar,
en voor wat betreft parketnummer 08/770019-14 luidt de verdenking dat hij in maart 2014 een minderjarige gedwongen heeft te dulden dat hij ontuchtige handelingen met haar pleegde.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
met betrekking tot
parketnummer 08/955538-13:
1.
hij op of omstreeks 01 augustus 2012 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedatum 2] 2004) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten en/of bevoelen van
de vagina, althans de schaamstreek, en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het doen positioneren van die [slachtoffer 1]
in een bepaalde houding (zogeheten 'bruggetje')
en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (staande in
voornoemde positie) onverhoeds (krachtig) tussen de benen en/of over de
vagina, althans de schaamstreek, te bevoelen, wrijven en/of te betasten;
art 246 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 01 augustus 2012 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, met
[slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2004), die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of
bevoelen van de vagina, althans van de schaamstreek;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 2006)
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het betasten en/of bevoelen van de vagina,
althans van de schaamstreek, en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit uit het doen positioneren van die [slachtoffer 2]
in een bepaalde houding (zogeheten 'bruggetje') en/of (vervolgens) die
[slachtoffer 2] (staande in voornoemde positie) onverhoeds
(krachtig) tussen de benen en/of over de vagina, althans de schaamstreek, te
bevoelen, wrijven en/of te betasten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 31 mei 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, met
[slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 2006), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of bevoelen van de
vagina, althans van de schaamstreek;
met betrekking tot
parketnummer 08/770019-14:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 4] 2005) heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het één of meermalen betasten en/of bevoelen van
de vagina, althans van de schaamstreek, en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het doen positioneren van die [slachtoffer 3] in een
bepaalde houding (zogeheten ‘bruggetje’) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3]
(staande in voornoemde positie) onverhoeds (krachtig) tussen de
benen en/of over de vagina, althans de schaamstreek, te bevoelen, wrijven
en/of te betasten;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 08/770019-14 en het onder parketnummer 08/955538-13 onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 189 dagen onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 5 jaar met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering, onder toevoeging van de voorwaarde dat hij geen onbegeleid contact mag hebben met minderjarigen, zolang de behandelinstelling dat nodig acht. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1], telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen [1] .
Parketnummer 08/855538-13:
feit 1:op 1 augustus 2012 heeft verdachte in de gemeente Rijssen-Holten [slachtoffer 1] over haar schaamstreek gewreven. [2]
Feit 2:op 31 mei 2013 heeft verdachte in de gemeente Rijssen-Holten [slachtoffer 2] over haar schaamstreek gewreven. [3]
Parketnummer 08/770019-14:
op 11 maart 2014 heeft verdachte in de gemeente Rijssen-Holten [slachtoffer 3] over haar schaamstreek gewreven. [4]
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie heeft verdachte weliswaar geen geweld gebruikt, maar omdat hij de slachtoffers onverhoeds over het kruis wreef heeft hij hen in een situatie gebracht waaraan zij zich niet konden onttrekken. Daarom is het onder parketnummer 08/770019-14 en voor wat betreft het onder parketnummer 08/855538-13 telkens het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw stelt dat er geen enkele aanwijzing is dat verdachte op enigerlei wijze dwang heeft uitgeoefend, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 08/770019-14 tenlastegelegde, alsmede van de beide onder parketnummer 08/855538-13 primair ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft bewezenverklaring van
de subsidiair ten laste gelegde feiten refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de minderjarigen steeds onverhoeds over hun schaamstreek heeft gewreven, nadat hij hen telkens had gevraagd een “bruggetje” te maken. Dat overrompelende gedrag valt te duiden als “een feitelijkheid” als bedoeld in artikel 246 Sr, waarmee hij de minderjarigen in een positie heeft gebracht waarin zij gedwongen werden te dulden dat hij ontuchtige handelingen bij hen pleegde. Dat verdachte in één geval aan het meisje heeft gevraagd of hij haar “over de buik” mocht wrijven doet niets af aan het onverhoedse karakter van zijn handelen, dat immers zag op een ander lichaamsdeel dan de buik. Om die reden is het onder parketnummer 08/770019-14 alsmede het onder parketnummer 08/855538-13 steeds primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/855538-13 sub 1 primair en sub 2 primair alsmede het onder parketnummer 08/770019-14 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
met betrekking tot
parketnummer 08/955538-13:
1.
hij op 1 augustus 2012 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, door feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2004) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten en bevoelen van
de schaamstreek, en bestaande die feitelijkheden uit het doen positioneren van die [slachtoffer 1] in een bepaalde houding (zogeheten 'bruggetje') en vervolgens die [slachtoffer 1] (staande in
voornoemde positie) onverhoeds over de schaamstreek te bevoelen en te betasten;
2.
hij op 31 mei 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, door feitelijkheden [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 2006) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige
handelingen, bestaande uit het betasten en bevoelen van de schaamstreek, en bestaande die feitelijkheden uit het doen positioneren van die [slachtoffer 2] in een bepaalde houding (zogeheten 'bruggetje') en vervolgens die [slachtoffer 2] (staande in voornoemde positie) onverhoeds over de schaamstreek te
bevoelen en te betasten;
met betrekking tot
parketnummer 08/770019-14:
hij op 11 maart 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, door feitelijkheden [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 4] 2005) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige
handelingen, bestaande uit het betasten en bevoelen van de schaamstreek, en bestaande die feitelijkheden uit het doen positioneren van die [slachtoffer 3] in een bepaalde houding (zogeheten ‘bruggetje’) en vervolgens die [slachtoffer 3] (staande in voornoemde positie) onverhoeds over de schaamstreek te bevoelen en te betasten.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/855538-13 sub 1 primair en sub 2 primair en onder parketnummer 08/770019-14 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 08/855538-13 sub 1 primair en sub 2 primair alsmede onder parketnummer 08/770019-14:
telkens het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Over verdachte is een psychologisch rapport opgemaakt door klinisch psycholoog drs. J.A.M. Gresnigt. Daarin stelt de rapporteur onder meer het volgende vast: “(…) Er is bij de heer [verdachte] sprake van een ziekelijke stoornis in termen van pedofilie en van cannabisafhankelijkheid. (…) Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in termen van een persoonlijkheidsstoornis met onrijpe, narcistische en antisociale kenmerken van zwakbegaafdheid.(…) Op basis van zijn pedofilie, persoonlijkheidsstoornis, tekortschietende coping, zijn zwakbegaafdheid en impulsiviteit heeft hij minder mogelijkheden gehad om eigen onlustgevoelens en zijn pedoseksuele drang adequaat te kanaliseren en te sturen. Ondergetekende geeft de rechtbank op basis van het bovenstaande (…) in overweging om onderzochte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
(…) Gezien het recidiverende karakter van zijn delictgedrag, de ernst van het huidige ten laste gelegde, de forse psychopathologie en het verhoogde recidiverisico adviseert ondergetekende Uw College om onderzochte langdurend (minimaal een jaar) intensief behandelen in een klinische setting van Trajectum (zoals Hoeve Boschoord) of een soortgelijke instelling met een hoog zorgniveau en een matig beveiligingsniveau gevolgd door een langer durend (minimaal twee jaar) ambulant traject gericht op resocialisatie. Deze behandeling zou gerealiseerd kunnen worden binnen het kader van een TBS met voorwaarden (…).”
De psychiater G.J.A.M. Bakkeren beschouwt verdachte op basis van zijn pedofilie, het cannabismisbruik en zijn persoonlijkheidsstoornis als licht verminderd toerekeningsvatbaar. Hij doet de volgende aanbeveling: “(…) Betrokkene dient klinisch behandeld te worden in een daarvoor geschikte afdeling als een FPA van een psychiatrisch ziekenhuis of een FPK. Een veroordeling tot een voorwaardelijke straf met een ambulante behandeling als voorwaarde is niet voldoende gebleken gezien het snelle recidiveren. De rapporteur beveelt in dit geval dan ook een terbeschikkingstelling met voorwaarden aan waarbij een dergelijke klinische behandeling een voorwaarde is binnen die TBS.”
Op 9 oktober 2014 heeft mevrouw I.F.J. Nibbelink een “Reclasseringsadvies TBS” uitgebracht. Zij wijst op voornoemde rapportages waarin geconcludeerd is dat de kans op herhaling als hoog wordt ingeschat. Inmiddels vond er, aldus rapportrice, op basis van de toeleiding van de Indicatiestelling Forensische Zorg een intake van verdachte plaats in FPA Ipse De Bruggen. Er is een behandelaanbod gedaan wat maakt dat de reclassering mogelijkheden ziet voor invulling van een plan van aanpak in het kader van een TBS met voorwaarden. Naast de algemeen geldende voorwaarden acht de reclassering een aantal bijzondere voorwaarden geïndiceerd, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende dat verdachte behandeld wordt in Ipse De Bruggen, dat hij meewerkt aan de behandeling, contact onderhoudt met de reclassering en zonder toestemming geen cannabis gebruikt.
Op 19 september 2014 werd verdachte, in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis, geplaatst op Ipse De Bruggen: de eerste indrukken zijn, aldus rapporteur, dat verdachte zich goed inzet voor zijn behandeling en zijn medewerking verleent.
Ter terechtzitting van 30 januari 2015 is mevrouw Nibbelink voornoemd als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft de verklaring van verdachte, inhoudende dat het goed gaat op Ipse De Bruggen, bevestigd. Mevrouw Nibbelink heeft ter zitting verzocht de bijzondere voorwaarden uit te breiden met de voorwaarden dat verdachte zonder begeleiding geen contact zal hebben met minderjarigen en dat hij, mocht hij onverhoeds in zo’n situatie terecht komen, zich zo snel mogelijk uit die situatie verwijdert.
De rechtbank acht de conclusies en het advies van de besproken rapportages goed onderbouwd en zorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten slechts in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Gebleken is voorts dat de kans op recidive in hoge mate aanwezig is, wat ook volgt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie: ondanks dat verdachte in 2013 is veroordeeld voor feiten als de onderhavige en hij daarvoor onder meer een behandeling heeft ondergaan bij de forensische polikliniek “De Tender”, heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan vergelijkbare zedendelicten.
De impact van dergelijke feiten op de slachtoffers is bijzonder groot, getuige ook de slachtofferverklaringen en de onderbouwing op het voegingsformulier van de benadeelde partij. Kinderen worden angstig en verliezen het vertrouwen in volwassenen. De ervaring leert dat jeugdige slachtoffers van zedendelicten vaak nog langdurig worstelen met de als traumatisch te kwalificeren ervaring.
Uit de rapportages blijkt verder dat intensieve en langdurige behandeling noodzakelijk is om het recidivegevaar tot aanvaardbare proporties terug te dringen. Positief is daarbij dat verdachte de bereidheid heeft getoond mee te werken aan zijn behandeling bij Ipse De Bruggen. Dat vergroot de kans op een succesvolle behandeling. Dat is van groot belang, omdat er, zonder een succesvolle behandeling, grote kans op herhaling is. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een TBS met voorwaarden, zoals voorgesteld door de reclassering, dient te worden opgelegd, inclusief de ter terechtzitting door de getuige-deskundige namens de reclassering geformuleerde aanvullende voorwaarde dat verdachte niet zonder begeleiding contact zal hebben met minderjarigen, althans dat hij zich in voorkomende gevallen zo snel mogelijk onttrekt aan die situatie. De rechtbank zal hieraan toevoegen dat dit geldt voor zolang de behandelinstelling het nodig acht.
De rechtbank overweegt dat – gelet op de conclusies van de deskundigen – aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een TBS-maatregel is voldaan nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten sprake was van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en gelet op het feit dat het bewezen verklaarde misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank overweegt verder dat de maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. De totale duur van de maatregel kan daarom - indien de TBS met voorwaarden zou worden omgezet naar TBS met verpleging van overheidswege - een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank zal op de voet van artikel 38 lid 6 Sr bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Ten slotte zal de rechtbank, naast de TBS met voorwaarden, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk zal zijn aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden zal, gelet op de aard en ernst van verdachtes problematiek, een proeftijd van vijf jaar worden verbonden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
De vader van [slachtoffer 3], wonende te [adres 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 300,-- (driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit betreft immateriële schade.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
Namens [slachtoffer 1], wonende te [adres 2], heeft haar moeder zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.136,68 (duizend honderdzesendertig euro en 68 eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade van € 536,68;
  • immateriële schade van € 600,--.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn door de raadsvrouw betwist, daarbij aanvoerende dat het redelijk is om de bedragen te matigen. De rechtbank acht de schadeposten echter voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd waar het de immateriële schade betreft. De materiële schade is immers in de nasleep van het bewezenverklaarde feit ontstaan: de rente daarvan gaat in op de datum van indiening. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de betreffende feiten zijn toegebracht.

10.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft aanvankelijk de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van acht maanden, maar ter terechtzitting van
30 januari 2015 heeft hij deze vordering gewijzigd in een verlenging van de proeftijd.
De verdediging verzet zich tegen een tenuitvoerlegging dan wel een verlening van de proeftijd, daartoe zakelijk weergegeven aanvoerende dat de vordering te laat is ingediend en niet ter griffie is betekend, zodat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen de tenuitvoerlegging c.q. verlenging van de proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat de proeftijd dient te worden verlengd. Verdachte wist althans kon weten dat hem een voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd hing. De officier van justitie heeft dat tijdens de eerste zitting nadrukkelijk aangekondigd. Dat de vordering en de daarbij behorende stukken pas kort voor de inhoudelijke behandeling zijn overgelegd, maakt niet dat enig rechtsbeginsel zich verzet tegen tenuitvoerlegging. Wel moet worden gezegd dat een tenuitvoerlegging, gelet op de in de onderhavige zaak op te leggen straf en maatregel, weinig tot niets toevoegt. Niettemin dient hij er van doordrongen te zijn dat een herhaling van de feiten grote consequenties voor hem kan hebben. Een verlenging van de proeftijd acht de rechtbank aangewezen, mede vanuit het oogpunt van consequente rechtshandhaving.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 37a, 38, 38a, 38d, 38e en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/855538-13 sub 1 primair en sub 2 primair en het onder parketnummer 08/770019-14 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/855538-13 sub 1 primair en sub 2 primair en het onder parketnummer 08/770019-14 tenlastegelegde meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
telkens het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/855538-13 sub 1 primair en sub 2 primair en het onder parketnummer 08/770019-14 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij als
voorwaarden:
  • dat de ter beschikking gestelde zich laat opnemen en behandelen in een inrichting, te weten FPA Ipse De Bruggen;
  • dat de ter beschikking gestelde de aanwijzingen van de behandelaars volgt conform de op te stellen behandelovereenkomst en het nader te formuleren behandelplan, welk behandelplan op geëigende momenten zal bijgesteld en nader gespecificeerd worden;
  • dat de ter beschikking gestelde zijn medewerking zal verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aan zien van ter beschikking gestelden;
  • dat de ter beschikking gestelde de door de behandelend arts voorgeschreven geneesmiddelen inneemt dan wel gedoogt dat deze door de behandelend arts aan hem worden toegediend;
  • dat de ter beschikking gestelde contact onderhoudt met de Reclassering Nederland en zicht verschaft op de voortgang van zijn behandeling;
  • dat de ter beschikking gestelde zich houdt aan aanwijzingen, die gaandeweg de behandeling geformuleerd zullen worden, te geven door of namens de reclassering;
  • dat de ter beschikking gestelde zich onthoudt van het gebruik van cannabis tenzij hiervoor toestemming gegeven wordt door de begeleidende instellingen; hij werkt mee aan controles op indicatie en steekproefsgewijs en aan behandeling gericht op verslavingsproblematiek;
  • dat de ter beschikking gestelde inzicht zal geven in zijn sociaal netwerk en zijn medewerking verleent, indien geïndiceerd, door de behandelaars en/of reclassering, aan relatiebegeleiding en het betrekken van zijn partner/familie bij de behandeling;
  • dat de ter beschikking gestelde zijn toekomstige woonplek afstemt met zijn behandelaars en de reclassering en zich al dan niet via een begeleide vervolgvoorziening na toestemming in een bepaalde gemeente zal vestigen;
  • dat de ter beschikking gestelde instemt met de uitwisseling van informatie tussen de begeleidende/betrokken instellingen;
  • dat hij zonder begeleiding geen contact zal hebben met minderjarigen, dan wel zich zo snel mogelijk daaraan zal onttrekken, voor zover en voor zo lang de behandelaars en/of de Reclassering dat noodzakelijk achten;
- draagt Reclassering Nederland op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
  • de rechtbank beveelt op grond van het bepaalde in artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht dat
  • verstaat dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres 1] van een bedrag van € 300,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2014;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres 2] van een bedrag van € 1.136,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 536,68 (de materiële schade) vanaf 28 oktober 2013 en de wettelijke rente over een bedrag van € 600,-- (immateriële schade) vanaf 1 augustus 2012;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt op de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/770198-13
- verlengt de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 12 november 2013, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2015.
Buiten staat
Mr. Stam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, team Zeden, met registratienummer PL05KP 2013060385 van 25 juni 2013 dan wel bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, team Zeden, met registratienummer PL05KP-2014025976 van 2 mei 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal aangifte van [naam 2] d.d. 20 augustus 2012 (blz. 31 tem. 34 uit het dossier met registratienummer PL05KP 2013060385). De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2015.
3.Het proces-verbaal aangifte van [naam 3] d.d. 6 juni 2013 (blz. 53 en 5 uit het dossier met registratienummer PL05KP 20130603854). De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2015.
4.Het proces-verbaal aangifte van aangifte van [naam 1] d.d. 14 maart 2014 (blz. 18 tem. 20 uit het dossier met registratienummer PL05KP-2014025976). De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2015.