ECLI:NL:RBOVE:2015:679

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
3769607 CV EXPL. 15-204
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot loondoorbetaling en verstrekking van loonspecificaties in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 5 februari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Taxi- en Personenvervoer Oost Nederland BV (TPON). De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon en deugdelijke loonspecificaties, na problemen met loonbetalingen die waren ontstaan vanaf maart 2014. De werknemer stelde dat hij geen loon meer had ontvangen na 2 juni 2014 en dat hij zich op 25 mei 2014 ziek had gemeld. TPON betwistte de vorderingen en stelde dat de werknemer zelf ontslag had genomen op 24 mei 2014.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de werknemer recht had op een voorschot op het loon over de periode van maart 2014 tot en met 24 mei 2014. De rechter wees een bedrag van € 1500,00 netto toe als voorschot op het achterstallige loon. Daarnaast werd TPON veroordeeld om deugdelijke loonspecificaties te verstrekken over de jaren 2013 en 2014. De rechter oordeelde dat de werknemer niet duidelijk had aangegeven dat hij zijn arbeidsovereenkomst had beëindigd en dat de arbeidsovereenkomst dus niet was geëindigd op 24 mei 2014. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie over ontslag en de verplichtingen van werkgevers om loonspecificaties te verstrekken. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer recht had op zijn loon tot de datum van zijn ziekmelding, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de loondoorbetalingsplicht na die datum, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 3769607 CV EXPL. 15-204
Uitspraak : 5 februari 2015

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M. Boersma, advocaat te Utrecht,
tegen

de besloten vennootschap

Taxi- en Personenvervoer Oost Nederland BV,
gevestigd te Enschede, kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde partij,
hierna te noemen: TPON,
gemachtigde: mr. A.V.L.L. van Meurs, werkzaam bij Das Rechtsbijstand te Amsterdam.

De procedure

De eisende partij heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 12 januari 2015.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 29 januari 2015.
[eiser] heeft zijn standpunt doen toelichten door zijn gemachtigde.
TPON heeft tegen de vordering verweer gevoerd, waartoe haar gemachtigde zich heeft bediend van een pleitnota.
Het vonnis is bepaald op heden.

De feiten, het geschil en de motivering van de beslissing

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist en op grond van de inhoud van overgelegde bescheiden, voor zover niet bestreden, staat het volgende tussen partijen vast:
- [eiser], geboren op 27 juli 1965, is op 5 november 2012 in dienst getreden van TPON, laatstelijk in de functie straattaximedewerker/contractvervoer, tegen een loon van € 14,76 bruto per uur inclusief vakantietoeslag en vakantieaanspraken.
- [eiser] heeft met TPON een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht gesloten ingaande 5 november 2012. Op 5 november 2013 is de overeenkomst verlengd met twaalf maanden, tot 5 november 2014.
- Op 23 februari 2014 constateerde [eiser] dat zijn chauffeurspas was verlopen. Na mededeling hiervan aan TPON heeft TPON [eiser] enkel opgeroepen voor werkzaamheden waarvoor geen chauffeurspas nodig was, tot 23 mei 2014.
- Op 24 en 25 mei 2014 hebben partijen elkaar het volgende ge-smst:
24 mei 2014:
[eiser]: “
Goedemiddag [X] vraag wanneer je me overige loon overmaakt op mijn rekening plus mijn vakantiegeld .je hebt me al paar keer belooft om t over te maken tot heden nog niks ontvangen . Heb ik het niet dit weekend nog niet op mijn rekening staan dan zal ik deze week vanaf maandag niet meer rijden voor u.M.v.g. [eiser].”
TPON: “
Dan. Hoef je niet meer te rijden vanaf maandag. Einde deze maand wordt alles overgemaakt.” “
Ben ik duidelijk of moet ik het nog een keer herhalen.”
[eiser]: “
Zoals u wilt dank u
TPON: “
Jij wil dit ik niet. Ben ik koln. Ben vanavond terug in Nederland bel je vanavond terug.”.
25 mei 2014:
[eiser]: “
Goedemorgen [X] ik wou me bij u mij ziek melden m.v.g. [eiser]
TPON: “
Ok [eiser] je bent niet bereikbaar. Je beseft toch wel dat je een oproepcontract hebt hè.”
- [eiser] heeft na 2 juni 2014 geen loon meer van TPON ontvangen.
2. [eiser] vordert in dit kort geding:
a. TPON te veroordelen tot betaling van achterstallig loon ad € 8410,74 bruto, over de periode maart 2014 tot en met 4 november 2014;
b. TPON te veroordelen deugdelijke bruto/netto loonspecificaties te verstrekken van alle perioden van 2013 en 2014;
c. TPON te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het onder a gevorderde;
d. TPON te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6: 119 BW over het onder a. gevorderde, vanaf de vervaldatum van iedere betalingsperiode;
Voorts dient TPON te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3. [eiser] heeft het volgende hiertoe aangevoerd, kort samengevat. Vanaf maart 2014 zijn er problemen ontstaan rondom de loonbetalingen. [eiser] heeft op 24 maart 2014 € 700,00 netto ontvangen, in april 2014 niets en op 12 mei 2014 heeft hij € 500,00 netto ontvangen. [eiser] heeft die periode gewoon gewerkt voor TPON. [eiser] heeft geen enkele loonstrook gekregen zodat hem niet duidelijk is welk bedrag bruto uitgekeerd had moeten worden. [eiser] kreeg op zijn verzoeken om opheldering geen antwoord. Dit heeft tot veel spanningen geleid. Anders dan TPON stelt heeft [eiser] geen ontslag genomen door het versturen van de sms op 24 mei 2014. [eiser] heeft zich op 25 mei 2014 ziek gemeld bij TPON. [eiser] maakt aanspraak op volledig/juist loon tot 25 mei 2014 en vanaf 25 mei 2014 beroept hij zich op de loondoorbetalingsplicht bij ziekte, tot het einde van de overeenkomst, 4 november 2014. [eiser] werkte gemiddeld 16,25 uren per week en bij een uurloon van € 14,76 bruto komt dat op een bedrag van € 8410,74 bruto over de periode maart 2014 tot en met 4 november 2014.
4. TPON heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser]. Volgens TPON is er geen spoedeisend belang gelet op de reeds verstreken tijd en bovendien is de situatie te complex om in kort geding te kunnen worden behandeld. Impliciet stelt TPON dat [eiser] het hem toekomende loon over maart 2014 tot en met 24 mei 2014 heeft ontvangen. [eiser] heeft enkele contante betalingen gehad in die periode. [eiser] haalde zijn salaris uit de betalingen die hij in het weekend van taxi-klanten kreeg. Eventuele tekorten werden dan door TPON middels reguliere salarisbetalingen gedaan. Bovendien speelt dat [eiser] in deze periode een deel van de weekstaten zelf heeft ingevuld/afgetekend, althans dat deze niet door [X] van TPON, die als enige daartoe bevoegd is, zijn ingevuld/afgetekend. Voor de periode na 24 mei 2014 geldt dat [eiser] zelf ontslag heeft genomen met zijn sms van 24 mei 2014. TPON heeft dat ontslag bevestigd bij sms en ook schriftelijk bij brief van 24 mei 2014, welke brief [eiser] niet ontvangen zou hebben. TPON is derhalve geen loon verschuldigd over de periode 24 mei 2014 tot en met 4 november 2014. [eiser] heeft zich ziek gemeld na het ontslag dus TPON heeft geen loondoorbetalingsplicht. [eiser] was bovendien niet ziek, hij heeft tijdens zijn “ziekte” blijkens informatie op Facebook gewoon gewerkt als DJ. De verdiensten bij TPON zijn voor [eiser] niet zijn hoofdinkomsten, hij werkt ook elders als schilder en DJ. Als TPON al een loondoorbetalingsplicht heeft dan dient er qua hoogte geen 100% salaris doorbetaald te worden maar deels 90%, aldus TPON.
5. De kantonrechter overweegt het volgende. Het vereiste spoedeisend belang is in deze zaak, gelet op de aard van de vordering en het daaromtrent door [eiser] gestelde, aanwezig.
De kantonrechter dient te beoordelen of de vordering van [eiser] een zodanige kans van slagen heeft in een eventuele bodemprocedure dat de toewijzing daarvan als voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
6. [eiser] vordert kort gezegd volledig loon ad € 1039,35 bruto per maand, door [eiser] berekend op basis van gemiddelde werkweek van 16,25 uur en een uurloon van € 14,76, over een periode van maart 2014 tot en met 4 november 2014. TPON heeft het gemiddelde en het uurloon niet betwist.
7. Met betrekking tot de periode tot en met 24 mei 2014 staat vast dat [eiser] enkele contante betalingen in die periode heeft ontvangen (€ 700,00 netto op 24 maart 2014 en € 500,00 netto op 12 mei 2014). Op welke periode de betalingen precies zien is niet gebleken, er zijn nog geen deugdelijke loonspecificaties over die periode verstrekt. Dat de weekstaten in die periode door iemand anders van TPON dan [X] zijn ondertekend maakt nog niet dat de daarop vermelde uren niet zijn gewerkt. Gelet op de onweersproken stelling van [eiser] dat de uren ook blijken uit de rittenkaarten lag het op de weg van TPON om gemotiveerd aan te geven dat de op de weekstaten afgetekende uren niet zijn gewerkt. De kantonrechter gaat er vooralsnog van uit dat [eiser] heeft gewerkt overeenkomstig de weekstaten. TPON heeft ter zitting loonstroken verstrekt, maar deze waren niet juist, zoals ook door de heer [X] van TPON is erkend. Zonder deugdelijke loonstroken, op basis van de weekstaten, is het moeilijk vast te stellen op welke perioden de contante betalingen betrekking hadden en op welke bedragen [eiser] precies recht had. Dat [eiser] nog recht heeft op € 1039,35 bruto per maand, is vooralsnog, gelet op de contante betalingen en het feit dat hij vanaf februari 2014 minder inzetbaar was door het verlopen zijn van zijn chauffeurspas, niet aannemelijk.
De kantonrechter zal het door TPON nog verschuldigde schatten en een voorschot op achterstallig loon, wettelijke verhoging, rente en buitengerechtelijke kosten toewijzen van
€ 1500,00 netto, over de periode maart 2014 tot en met 24 mei 2014.
8. Voor zover de vordering ziet op het overleggen van deugdelijke salarisspecificaties zal deze worden toegewezen. TPON heeft wel gesteld dat de loonspecificaties op de zaak afgehaald konden worden, maar dat is in het licht van de informatieverstrekkingsplicht in art. 7: 626 BW, onvoldoende. Daarbij speelt dat TPON in deze procedure onjuiste loonspecificaties heeft verstrekt en [eiser] de mogelijkheid moet hebben om te controleren of hij vanaf 2013 loon volgens de loonspecificaties heeft ontvangen. Gelet op het volgende zal de vordering vooralsnog worden toegewezen over de periode tot en met 24 mei 2014.
9. [eiser] vordert ook loon ad € 1039,35 bruto over de periode 24 mei 2014 tot en met 4 november 2014, de datum waarop de overeenkomst is geëindigd. Volgens TPON heeft [eiser] zelf ontslag genomen op 24 mei 2014, per sms, en heeft TPON dat ontslag bevestigd bij sms en bij brief d.d. 24 mei 2014. Het betreft de volgende berichten:
[eiser]: “
Goedemiddag [X] vraag wanneer je me overige loon overmaakt op mijn rekening plus mijn vakantiegeld .je hebt me al paar keer belooft om t over te maken tot heden nog niks ontvangen . Heb ik het niet dit weekend nog niet op mijn rekening staan dan zal ik deze week vanaf maandag niet meer rijden voor u.M.v.g. [X]
TPON: “
Dan. Hoef je niet meer te rijden vanaf maandag. Einde deze maand wordt alles overgemaakt.” “
Ben ik duidelijk of moet ik het nog een keer herhalen.”
De kantonrechter overweegt dat, in gevallen als de onderhavige, waarin de werkgever stelt dat de werknemer ontslag heeft genomen of met beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd, een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer is vereist die er op is gericht om de beëindiging te bewerkstelligen. Dit gelet op het feit dat een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor een werknemer ernstige gevolgen kan hebben. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kan een dergelijke duidelijke en ondubbelzinnige verklaring, gericht op beëindiging van het dienstverband, niet worden afgeleid uit de door [eiser] verstuurde sms. Er speelde een loonkwestie en [eiser] heeft verklaard dat de tekst enkel was bedoeld als drukmiddel om achterstallig loon te ontvangen. De zinsnede “
dan zal ik deze week vanaf maandag niet meer rijden voor u” kan worden opgevat als een soort opschorting van de verplichting om vanaf maandag te komen rijden, tot het achterstallig loon is betaald. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet beëindigd op 24 mei 2014. TPON heeft overigens ook niet gerefereerd aan het volgens haar door [eiser] genomen ontslag bij de ziekmelding een dag later, terwijl dat op haar weg lag bij een ziekmelding na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
10. Vast staat dat [eiser] zich ziek heeft gemeld en dat TPON de ziekmelding heeft ontvangen.
[eiser] heeft gesteld dat hij vanaf de ziekmelding op 25 mei 2014 ziek is maar TPON heeft dat gemotiveerd betwist. Gesteld noch gebleken is dat er reeds een medisch oordeel is geveld over de vraag of [eiser] arbeidsgeschikt of arbeidsongeschikt is/was vanaf 25 mei 2014.
TPON heeft geen bedrijfsarts ingeschakeld na de ziekmelding en [eiser] heeft vóór het instellen van de onderhavige vordering geen deskundigenoordeel overgelegd als bedoeld in art. 7: 629 a BW. De kantonrechter moet een vordering tot betaling van loon bij ziekte afwijzen indien geen deskundigenverklaring als bedoeld in dat artikel is overgelegd. Het uitgangspunt is dat in een kort geding procedure geen deskundigenoordeel vereist is, omdat het spoedeisende karakter van een loonvordering in kort geding zich over het algemeen moeizaam verdraagt met het tijdsbestek dat gemoeid is met het verkrijgen van een deskundigenoordeel, maar in het onderhavige geval was daarvoor ruim voldoende tijd. De ziekmelding is reeds van 25 mei 2014 en TPON heeft in de buitengerechtelijke fase aangegeven (naast het verweer dat [eiser] ontslag heeft genomen) ook vraagtekens te plaatsen bij diens arbeidsongeschiktheid. De loonvordering kan daarom niet worden toegewezen, nog daargelaten het verweer van TPON over de hoogte van het gevorderde loon en nog daargelaten de consequenties van het feit dat [eiser] zijn chauffeurspas heeft laten verlopen en hij dus vanaf februari 2014 beperkter, voor minder uren, inzetbaar was.
11. Gelet hierop zal als voorlopige voorziening enkel worden toegewezen een bedrag van
€ 1500,00 netto, als voorschot op loon en nevenvorderingen over de periode maart 2014 tot en met 24 mei 2014.
12. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren.

De beslissing in kort geding

Veroordeelt TPON om aan [eiser] bij wijze van voorschot op loon over de periode maart 2014 tot en met 24 mei 2014 te betalen een bedrag van € 1500,00 netto.
Veroordeelt TPON om aan [eiser] deugdelijke loonspecificaties te verstrekken over alle perioden van 2013 en 2014, vooralsnog tot en met 24 mei 2014.
Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en op
5 februari 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.