ECLI:NL:RBOVE:2015:5941

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
C/08/13/6 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsanering wegens herhaaldelijk niet voldoen aan de sollicitatie- en informatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 september 2015 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een verzoekster, die in 2013 was toegelaten tot deze regeling. De rechter-commissaris had op 13 juli 2015 voorgedragen om de schuldsanering tussentijds te beëindigen, omdat de verzoekster niet naar behoren aan haar informatie- en sollicitatieplicht had voldaan. Tijdens de zitting op 25 augustus 2015 was de verzoekster aanwezig, vergezeld van haar bewindvoerder en twee andere personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster eerder al in gebreke was gebleven en dat zij geen sollicitatiestukken had aangeleverd sinds november 2014. De rechtbank had haar eerder een laatste kans gegeven, maar de verzoekster heeft opnieuw niet voldaan aan haar verplichtingen.

De rechtbank overwoog dat de verzoekster, ondanks eerdere waarschuwingen, niet had aangetoond dat zij om medische redenen niet in staat was om te solliciteren. De rechtbank benadrukte dat een vrijstelling van de gemeente niet automatisch betekent dat de verzoekster ook vrijgesteld is van de sollicitatieplicht in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster haar informatieplicht niet naar behoren had nagekomen en dat haar tekortkomingen dusdanig ernstig waren dat de schuldsaneringsregeling moest worden beëindigd. De rechtbank heeft de schuldsanering beëindigd op grond van artikel 350 derde lid onder c van de Faillissementswet (Fw) en het salaris van de bewindvoerder vastgesteld.

De rechtbank heeft verder bepaald dat, indien er boedelactief is, dit door de bewindvoerder informeel onder de bekende schuldeisers zal worden verdeeld. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof, zoals bepaald in de Faillissementswet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/13/6 R
Uitspraakdatum: 8 september 2015
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[verzoekster] ,

geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verder ook [verzoekster] te noemen.
In deze schuldsaneringsregeling is de heer B.B. Oude Middendorp te Enschede tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De rechter-commissaris heeft op 13 juli 2015 voordracht gedaan de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
De voordracht is behandeld ter zitting van 25 augustus 2015, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Ter zitting is [verzoekster] verschenen, vergezeld van mevrouw [A] en mevrouw [B] . Tevens is de bewindvoerder verschenen.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De voordracht van de rechter-commissaris:
De voordracht van de rechter-commissaris wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort weergegeven heeft de rechter-commissaris voordracht gedaan tot tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling, omdat opnieuw is gebleken dat [verzoekster] niet naar behoren inlichtingen verstrekt en/of niet naar behoren solliciteert.
De schuldsaneringsregeling van [verzoekster] is eerder op 29 juli 2014 door de bewindvoerder voorgedragen voor tussentijdse beëindiging wegens het niet naar behoren nakomen van haar informatie- en sollicitatieplicht. De voordracht is behandeld ter zitting van 9 september 2014. Bij vonnis van 16 september 2014 heeft de rechtbank de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling geweigerd en heeft [verzoekster] uitdrukkelijk gewezen op haar informatieplicht. [verzoekster] is wederom in gebreke gebleven om – vanaf november 2014 – sollicitatiestukken aan te leveren.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van de bewindvoerder:
Ter zitting heeft de bewindvoerder aangevoerd dat [verzoekster] nog steeds geen stukken heeft aangeleverd. In december 2014 heeft [verzoekster] de bewindvoerder
– zonder nadere toelichting en/of verzoek om vrijstelling – een brief van de [gemeente] doen toekomen, bij welke brief zij door de gemeente is vrijgesteld van de sollicitatieplicht. De bewindvoerder heeft bij de gemeente navraag gedaan, waarbij is gezegd dat de grondslag voor de vrijstelling psychische klachten betreft. Van nadere onderbouwing en/of overige (medische) stukken is de bewindvoerder niet gebleken. Noch is het hem duidelijk of [verzoekster] onder behandeling staat aangaande haar klachten.
Bij brief van 27 mei 2015 heeft de bewindvoerder [verzoekster] verzocht om bewijsstukken van haar sollicitaties per december 2014 over te leggen. In reactie hierop verwijst [verzoekster] in haar e-mail van 11 juni 2016 enkel naar de vrijstelling van de gemeente. Op 15 juni 2015 heeft de bewindvoerder [verzoekster] er vervolgens op gewezen dat de vrijstelling van de gemeente niet automatisch impliceert dat zij ook is vrijgesteld van de sollicitatieplicht in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De handelwijze van [verzoekster] acht de bewindvoerder opmerkelijk nu in het vonnis van de rechtbank van 16 september 2014 expliciet is weergegeven dat vrijstelling door de gemeente aangaande de sollicitatieplicht niet automatisch een vrijstelling in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling impliceert. Desgevraagd heeft de bewindvoerder verklaard dat hij naar aanleiding van de voordracht van 13 juli 2015 ook geen nadere stukken van [verzoekster] heeft ontvangen.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van [verzoekster] :
[verzoekster] heeft ter zitting verklaard dat zij niet wenst te reageren op de voordracht en op hetgeen de bewindvoerder ter zitting heeft aangevoerd. Op de vraag van de rechtbank of [verzoekster] weet wat de consequenties hiervan zijn, heeft zij bevestigend beantwoord.
De motivering van de beslissing:
De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] haar uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatie niet naar behoren is nagekomen. Daartoe neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
[verzoekster] is op 3 januari 2013 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Vaststaat dat [verzoekster] eerder vanaf december 2013 tot en met augustus 2014 niet aan haar informatie- en sollicitatieplicht heeft voldaan. De rechtbank verwijst hiervoor naar haar vonnis van 16 september 2014, waarbij is beslist op het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling in verband met schending van de informatie- en sollicitatieplicht. De rechtbank heeft in dat vonnis onder meer overwogen dat als [verzoekster] van mening is dat zij wegens haar psychische problemen niet in staat was om te werken het op haar weg had gelegen om met onderbouwing van medische gegevens ontheffing van de sollicitatieplicht te verzoeken. Destijds had [verzoekster] ter zitting zonder enige schriftelijke onderbouwing gesteld dat zij door de gemeente is vrijgesteld van de sollicitatieplicht. De rechtbank heeft hierover onder meer opgemerkt dat een vrijstelling van de gemeente niet betekent dat ook in het kader van de schuldsaneringsregeling niet hoeft te worden gesolliciteerd.
Verder is nog overwogen dat op [verzoekster] een informatieplicht rust die inhoudt dat zij de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd van alle voor de schuldsaneringsregeling van belang zijnde informatie dient te voorzien. De rechtbank heeft het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling destijds onder meer afgewezen omdat [verzoekster] ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichtingen, waaronder de informatie- en sollicitatieverplichting in het vervolg zal nakomen.
De rechtbank heeft [verzoekster] daarom een laatste kans geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Wel heeft de rechtbank, omdat [verzoekster] haar sollicitatieplicht niet naar behoren was nagekomen, de looptijd van de schuldsaneringsregeling met zes maanden verlengd. Daarbij heeft de rechtbank [verzoekster] erop gewezen dat zij zelf, dan wel met hulp van een derde, de bewindvoerder zowel gevraagd als ongevraagd dient te informeren over al hetgeen van belang kan zijn voor een doeltreffende uitvoering van de regeling.
Gebleken is dat [verzoekster] vanaf november 2014 tot op heden wederom in gebreke is gebleven om sollicitatiestukken aan te leveren. Weliswaar heeft [verzoekster] in december 2014 een brief van de [gemeente] naar de bewindvoerder gezonden, bij welke brief zij door de gemeente om specifieke redenen tijdelijk van de sollicitatieplicht in het kader van de Participatiewet wordt ontheven, maar [verzoekster] heeft die brief niet vergezeld doen gaan van een verzoek aan de bewindvoerder c.q. rechter-commissaris tot vrijstelling van de sollicitatieplicht in het kader van de schuldsaneringsregeling. Evenmin heeft zij bewijsstukken meegezonden waaruit blijkt om welke redenen zij door de gemeente van de sollicitatieplicht is ontheven.
Alleen al gelet op de inhoud van het vonnis van 16 september 2014 wist dan wel behoorde [verzoekster] te weten dat, indien zij van mening is dat zij wegens haar psychische problemen niet in staat is om te werken, het op haar weg ligt om met onderbouwing van medische gegevens ontheffing van de sollicitatieplicht te verzoeken. Desondanks heeft [verzoekster] tot op heden geen medische verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat zij wegens haar psychische klachten niet in staat is om te werken. Voor zover [verzoekster] met de vrijstelling van de sollicitatieplicht van de [gemeente] bedoelt aan te tonen dat zij is vrijgesteld van de sollicitatieplicht, overweegt de rechtbank dat een vrijstelling van de gemeente niet betekent dat ook in het kader van de schuldsaneringsregeling niet hoeft te worden gesolliciteerd, hetgeen ook expliciet is overwogen in het vonnis van de rechtbank van 16 september 2014. Nu [verzoekster] door de rechter-commissaris niet is vrijgesteld van de sollicitatieplicht, is de sollicitatieplicht onverkort op haar van toepassing. Aangezien [verzoekster] in de periode vanaf november 2014 tot op heden wederom niet heeft gesolliciteerd, is de rechtbank van oordeel dat zij haar sollicitatieplicht in ernstige mate heeft geschonden.
Voorts overweegt de rechtbank dat [verzoekster] haar informatieplicht niet naar behoren is nagekomen. Zij heeft vanaf november 2014 ondanks herhaald verzoek geen sollicitatiebewijzen en/of bewijsstukken waaruit haar arbeidsongeschiktheid blijkt overgelegd. Een en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat [verzoekster] tevens haar informatieplicht heeft geschonden.
De rechtbank acht de bovengenoemde tekortkomingen dusdanig ernstig dat de schuldsaneringsregeling van [verzoekster] tussentijds beëindigd dient te worden. Ondanks het feit dat [verzoekster] in het vonnis van 16 september 2014 reeds een laatste kans is geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen en ondanks dat zij ruim voorzien is van hulpverleners, heeft zij immers wederom de op haar rustende sollicitatie- en informatieplicht geschonden. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling vereiste medewerking van [verzoekster] ontbreekt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank deze schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c Faillissementswet (Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder vaststellen.
Gebleken is dat er geen baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden is artikel 350, vijfde, lid Fw niet van toepassing en zal deze schuldsaneringsregeling eindigen op de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Met betrekking tot het na betaling van de boedelkosten en -schulden resterende boedelactief, overweegt de rechtbank dat dit actief, indien aanwezig, door de bewindvoerder informeel onder de bekende schuldeisers zal worden verdeeld.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.393,50 te vermeerderen met BTW, onder aftrek van de door de bewindvoerder bij wijze van voorschot opgenomen bedragen en onder de bepaling dat de bewindvoerder dit bedrag slechts toekomt indien en voor zover de boedel toereikend is.
- bepaalt dat de bewindvoerder het restant-actief, indien aanwezig, informeel onder de bekende schuldeisers zal verdelen
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak moet kennisnemen. (Art. 351 jo 361 Fw)