ECLI:NL:RBOVE:2015:592

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
18/850032-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valse bommelding bij rechtbank Groningen

Op 5 februari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een 38-jarige man uit Groningen veroordeeld voor het doen van een valse bommelding bij de rechtbank in Groningen op 15 april 2014. De zaak werd behandeld door de Rechtbank Overijssel omdat de Rechtbank Noord-Nederland zelf betrokken was bij het incident. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank verklaarde de Rechtbank Noord-Nederland niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat deze geen rechtspersoonlijkheid bezit en dus geen vordering kan indienen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door het doen van de bommelding en het plaatsen van een nepbom, onrust heeft veroorzaakt en dat de rechtbank te Groningen ontruimd moest worden, wat voor veel overlast zorgde. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde dit advies. De verdachte had de feiten bekend en was bereid om zich aan de voorwaarden van Reclassering Nederland te houden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op en bepaalde dat hij zich gedurende de proeftijd moet houden aan de voorschriften van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 18/850032-14
Datum vonnis: 5 februari 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende te [postcode] [plaats 2], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 januari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.F. Hoekstra en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een valse bommelding heeft gedaan;
feit 2:een nepbom heeft geplaatst in een afvalbak voor de rechtbank te Groningen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2014 te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, gegevens, te weten een melding -zakelijk weergegeven- “dat er die dag om 10.30 uur (een) bom(men) zou(den) ontploffen bij de rechtbank te Groningen en dat bom één buiten ligt in een grijze afvalbak voor de rechtbank bij de bankjes in een blauwe zak en dat bom twee in een ondergrondse afvalcontainer ligt bij de arrestanteningang”, heeft doorgegeven (aan de meldkamer van de brandweer Groningen en/of aan de meldkamer te Drachten en/of aan de rechtbank te Groningen), met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat op (een) al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats(en) (een) voorwerp(en) aanwezig was/waren, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
2.
hij op of omstreeks 15 april 2014 te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, een voorwerp, te weten een pakketje/nepbom, op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een afvalbak voor de rechtbank te Groningen, heeft achtergelaten of geplaatst, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met verplicht reclasseringstoezicht en de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten bekend.
Verdachte is bereid zich te houden aan de voorwaarden van Reclassering Nederland en hij is bereid een behandeling te ondergaan.
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 april 2014 te Groningen, gegevens, te weten een melding -zakelijk weergegeven- “dat er die dag om 10.30 uur een bom zou ontploffen bij de rechtbank te Groningen en dat bom één buiten ligt in een grijze afvalbak voor de rechtbank bij de bankjes in een blauwe zak en dat bom twee in een ondergrondse afvalcontainer ligt bij de arrestanteningang”, heeft doorgegeven aan de meldkamer van de brandweer Groningen en aan de meldkamer te Drachten en aan de rechtbank te Groningen, met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op voor het publiek toegankelijke plaatsen voorwerpen aanwezig waren, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
2.
hij op 15 april 2014 te Groningen, een voorwerp, te weten een pakketje/nepbom, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een afvalbak voor de rechtbank te Groningen, heeft achtergelaten of geplaatst, met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 142a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;
feit 2
het misdrijf: een voorwerp op een voor het publiek toegankelijke plaats achterlaten of plaatsen, met het oogmerk een ander te onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft een nepbom geplaatst in een afvalbak voor de rechtbank te Groningen en vervolgens telefonisch een melding doorgegeven aan de brandweer Groningen, de politie en de rechtbank te Groningen dat er een bom zou ontploffen bij de rechtbank te Groningen.
Verdachte heeft door zijn handelen voor veel onrust gezorgd bij een grote groep mensen. Bovendien moesten alle werkzaamheden worden stilgelegd omdat de rechtbank te Groningen ontruimd moest worden, hetgeen voor veel overlast heeft gezorgd.
Reclassering Nederland heeft in het rapport d.d. 29 augustus 2014 geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de verplichting mee te werken aan een ambulante behandeling.
Daarbij speelt mee dat verdachte onder invloed van een belast verleden tot het plegen van de delicten is gekomen en er een preventieve werking kan uitgaan van een behandeling op dat punt.
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat een taakstraf van na te noemen duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met als voorwaarden dat verdachte zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden naleeft, een passende en geboden reactie vormt.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank is van oordeel dat de Rechtbank Noord-Nederland geen rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 2:1 BW. Aan de Rechtbank Noord-Nederland is geen verordenende bevoegdheid verleend (lid 1). Uit het bij of krachtens de Wet op de Rechterlijke Organisatie bepaalde volgt niet dat een rechtbank rechtspersoonlijkheid bezit (lid 2). Nu Rechtbank Noord-Nederland geen rechtspersoonlijkheid heeft, kan het ook niet zelfstandig een vordering indienen. De rechtbank zal de Rechtbank Noord-Nederland derhalve niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;
feit 2
het misdrijf: een voorwerp op een voor het publiek toegankelijke plaats achterlaten of plaatsen, met het oogmerk een ander te onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij Rechtbank Noord-Nederland, gevestigd te Groningen, in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en mr. F. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Noord-Nederland, onderzoeksnummer 01GHR14022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 januari 2015, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 augustus 2014 gesloten proces-verbaal aangifte nummer PL01KN-2014085294-2, inhoudende de verklaring van G. Tangenberg;
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 april 2014 gesloten proces-verbaal nummer PL01KN-2014041003-2, inhoudende de verklaring van [getuige 1];
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 april 2014 gesloten proces-verbaal van verhoor getuige nummer 7, inhoudende de verklaring van [getuige 2];
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 april 2014 gesloten proces-verbaal nummer 5, inhoudende de uitwerking van opnamen van de meldkamer van de brandweer;
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 april 2014 gesloten proces-verbaal van bevindingen nummer 2014041003;
- het door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 april 2014 gesloten proces-verbaal nummer 19, inhoudende
de bekennende verklaring van verdachte.