ECLI:NL:RBOVE:2015:5816

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
C/08/154303 / FA RK 14-760
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met één kind en hoofdverblijfplaats bij de vader voor het andere kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van de moeder met één van hun kinderen naar [B]. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar kind te verhuizen, terwijl de vader zich verzette tegen deze verhuizing en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem wilde behouden. De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van beide ouders zorgvuldig afgewogen. De moeder stelde dat zij in [B] een betere toekomst voor zichzelf en haar kinderen kon opbouwen, terwijl de vader vreesde dat de verhuizing negatieve gevolgen zou hebben voor de kinderen, vooral voor [C], die in [woonplaats 3] zijn sociale leven en school had. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de belangen van de vader en [C] zwaarder wegen dan die van de moeder. De kinderrechter heeft daarom de moeder toestemming verleend om met [D] te verhuizen naar [B], maar heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [C] bij de vader zal zijn. De omgangsregeling is vastgesteld zodat de kinderen in de weekenden en vakanties bij elkaar kunnen zijn, waarbij deze tijd gelijkelijk tussen de ouders wordt verdeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn aangespoord om samen met de gezinsvoogdes een passende regeling te treffen voor de omgang na de verhuizing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/154303 / FA RK 14-760 (SL(O)
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 23 december 2015
inzake

[verzoeker] ,

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. M.S. Flokstra,
en

[belanghebbende] ,

verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats 2] , [adres] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. M. Kieft.

Het procesverloop

Op 15 januari 2015 heeft de kinderrechter in deze zaak een tussenbeschikking gegeven.
Op 25 maart 2015 is een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder ook: de Raad) ter griffie ingekomen.
De zaak is voortgezet behandeld ter zitting van 28 mei 2015. Van de behandeling is
proces-verbaal opgemaakt.
Op 2 december 2015 is een F9-formulier met bijlagen van mr. Kieft ter griffie ingekomen.
Op 8 december 2015 is een brief van mr. Kieft ter griffie ingekomen.
De zaak is voortgezet behandeld ter zitting van 8 december 2015. Ter zitting zijn verschenen: de man vergezeld door mr. Flokstra en de vrouw vergezeld door mr. Kieft. De Raad voor de Kinderbescherming is vertegenwoordigd door de heer [A] . De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Op 16 december 2015 heeft de kinderrechter met de minderjarige [C] gesproken.
De beschikking is bepaald op heden.

De standpunten van partijen

De moeder
De moeder is met betrekking tot de ondertoezichtstelling van mening dat deze niet verlengd dient te worden; het heeft geen meerwaarde. De gezinsvoogdes heeft wel haar best gedaan, maar de ondertoezichtstelling heeft niet geleid tot een betere communicatie tussen ouders. Volgens moeder zullen ouders ook geen goede verstandhouding krijgen.
Vaders reacties met betrekking tot een verhuizing van moeder naar [B] zijn erg emotioneel. Moeder begrijpt dat vader ook vindt dat de kinderen bij moeder moeten blijven, mits zij in [woonplaats 3] blijft wonen. Vader zegt zich aan te passen aan een eventueel verblijf van de kinderen bij hem, maar dat is niet onderbouwd. Het verzoek van vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, dient te worden afgewezen. Moeder heeft al heel lang de wens om naar het westen terug te keren. Zij voelt zich niet thuis in Twente. Moeder staat al 10 jaar ingeschreven als woningzoekende in [B] . Zodra moeder behoefte heeft aan woonruimte, kan zij een woning krijgen toegewezen. In [woonplaats 3] is het moeder niet gelukt om werk te vinden. Moeder wil graag een leer/werk traject volgen. Haar vader is […] en heeft een uitgebreid netwerk. Moeder heeft een concreet beter toekomstbeeld in [B] en daar hebben de kinderen ook belang bij. Er is daar een middelbare school waar [C] naartoe kan gaan en ook voor [D] is er een geschikte school. Moeder heeft daarbij natuurlijk wel oog voor de inperking van het contact tussen vader en de kinderen. Wellicht kan dat door uitbreiding van de omgang tijdens de vakanties worden verzacht. Voor de communicatie tussen ouders maakt het niet uit of moeder in [woonplaats 3] of [B] woont, deze blijft slecht en dat staat los van de verhuizing. De frequentie van de omgang blijft hetzelfde: eens per veertien dagen een weekend. Wat betreft de mate van geworteld zijn in [woonplaats 3] stelt zij dat het voor een puber als [C] belastend is om uit de vertrouwde omgeving gehaald te worden. Volgens school is [C] bovengemiddeld sociaal en flexibel. Hij kan zich wel redden bij een verhuizing. Vader heeft in het kader van de omgang treinkosten opgevoerd, maar hij reist met de auto. Er zijn weinig argumenten naar voren gebracht op basis waarvan moeder en de kinderen niet zouden mogen verhuizen naar [B] . Er is een tweewekelijkse omgangsregeling, van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur en daarnaast zijn de kinderen 2/3 van de vakanties bij vader. Voor [C] moet maatwerk worden geleverd . Co-ouderschap zoals door vader verzocht, is niet haalbaar vanwege zijn werk. Moeder verzoekt vervangende toestemming om met de kinderen naar [B] te verhuizen. Echter, zij zal niet zonder de kinderen verhuizen naar [B] .
De vader
Volgens vader wilde [C] in eerste instantie meer tijd bij vader zijn, maar zijn houding lijkt nu te zijn dat hij, om van het “gezeik” af te zijn, mee zal gaan naar [B] . Vader vindt het belangrijk dat [C] alsnog zijn mening aan de kinderrechter kenbaar kan maken. Wat betreft de ondertoezichtstelling is vader van mening dat er niet is gewerkt aan de hoofddoelen. Er is enkel gefocust op de verhuizing. Ook wat betreft de omgang is niet ingezet op uitbreiding daarvan. De ontwikkelingsbedreiging van [C] bestond voornamelijk uit de onzekerheid over zijn hoofdverblijfplaats en de loyaliteitsproblemen. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet behaald, er is te weinig ingezet. Verlenging van de ondertoezichtstelling heeft geen meerwaarde. De situatie is vader “rauw op het dak gevallen”. Hij vraagt zich af waaron er niet wordt gekeken naar wat haalbaar is in [woonplaats 3] . De Raad was ook van mening dat het in het belang van de kinderen werd geacht om in [woonplaats 3] te blijven. Dat is op zichzelf al een belemmering voor een verhuizing. Moeder heeft de vrijheid om te verhuizen. Uitgangspunt had moeten zijn de leefomgeving in [woonplaats 3] . Er wordt gezegd dat moeder in [woonplaats 3] ongelukkig is. Hij is er niet van overtuigd dat moeder meer kans op werk heeft in [B] dan in [woonplaats 3] . Daaromtrent is niets concreets gesteld of aannemelijk geworden en er is geen onderzoek naar gedaan. Moeders belang lijkt volgens hem te prevaleren boven dat van de kinderen. Voor [C] is het ingrijpend. Hij gaat naar het voortgezet onderwijs en heeft hier (sport)vrienden. Er is niet nagedacht over uitbreiding van de omgang. Vader werkt in het buitenland en daar is geen rekening mee gehouden. Er is sprake van verschillende vakantieregio’s. Het contact met familie wordt beperkt. De contacten met opa en oma (mz) zijn minder. Ook bij een evenwichtige verdeling is er sprake van hoge reiskosten. Bij een eventuele verhuizing wordt ook het contact van de kinderen met hun halfzusje [E] beperkt. Bij moeder zijn er geen halfbroertjes of –zusjes. Een verhuizing zal in alle gevallen een nieuwe situatie inhouden. Ook een belemmering voor verhuizing is dat moeder vader niet als een goede ouders erkent. Bij een verhuizing naar [B] zullen er meer overdrachtsmomenten zijn. In het slechtste geval gaan de kinderen kiezen voor de hoofdopvoeder. Vader verwacht niet dat de communicatie zal verbeteren, hij staat open voor Ouderschap Blijft. De Raad zegt in zijn rapportage dat de kinderen in een vertrouwde leefomgeving moeten blijven. Vader is bereid om zijn werk aan te passen, of te wisselen van werk. Het is belangrijk dat hij er voor [C] is. [C] lijkt te zwichten onder de grote druk. Vader heeft een stabiele thuissituatie; een gezin met een halfzusje en stiefmoeder. Een verhuizing van [B] geeft meer problemen dan dat het voordelen heeft. Als moeder toch wil verhuizen dan verzoekt vader subsidiair om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen. Primair verzoekt vader om handhaving van de huidige situatie. Mocht moeder toch verhuizen dan dient er een uitgebreide omgangsregeling conform het voorstel van de GI te worden vastgesteld. Voor [C] moet er maatwerk worden geleverd. Alleen de zomer- en kerstvakantie dienen 50-50 tussen ouders te worden verdeeld. De rest van de vakanties zouden de kinderen bij vader moeten zijn.
De GI
De gezinsvoogdes heeft naar voren gebracht dat ouders geen afspraken hebben kunnen maken over de omgang. Er is geen sprake van verbetering in de communicatie. Met de kinderen gaat het naar omstandigheden goed. De gezinsvoogdes ziet geen beletsel voor een verhuizing van moeder en de kinderen naar [B] , mits er een goede omgangsregeling met vader komt. De gezinsvoogdes zal de situatie voorlopig blijven monitoren.
De Raad
De Raad heeft bij monde van de heer [A] naar voren gebracht dat ouders hun verantwoordelijkheid moeten nemen en knopen moeten doorhakken. De Raad ziet geen reden om de kinderen niet met moeder mee te laten verhuizen naar [B] . Het is voor [C] erg belangrijk dat er duidelijkheid komt.
[C]
heeft in het gesprek met de kinderrechter gezegd dat hij niet hoeft te verhuizen, maar dat hij daar zijn moeder wel gelukkig mee maakt. Hij heeft een goede verstandhouding met vader. [C] denkt dat hij beide opties, een verhuizing met moeder naar [B] of het wonen bij vader, aankan. De verdeling van vier dagen bij vader en drie dagen bij moeder vindt hij prima. Zijn moeder heeft hier geen werk en het klopt dat moeder niet snel in de Twentse gemeenschap wordt opgenomen. De schoolverandering lijkt [C] wel heftig. Hij heeft daarover nog niet met zijn mentor gesproken. Hij heeft op school 1 goede vriend en een aantal mensen waar hij wel goed mee overweg kan. [C] doet aan kickboksen. Freerunning vindt hij ook leuk en dat doet hij samen met vrienden. Als hij naar [B] gaat verhuizen, dan wil hij zelf bepalen of hij het weekend bij vader of moeder verblijft. Het moet passen in zijn programma. Volgens [C] vinden zijn ouders dat ook goed.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

De inhoud van voormelde tussenbeschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
De kinderrechter overweegt het navolgende. De gezamenlijke gezagsuitoefening door partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen in beginsel toestemming van de vader behoeft. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
1. Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad mag uit voornoemd artikel niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen.
De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen wat er ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (zie de onder 5.6 genoemde uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008).
Ingevolge vaste rechtspraak kunnen in een geschil als het onderhavige de navolgende omstandigheden en belangen een rol spelen en dienen zij vervolgens te worden meegewogen:
  • - het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om
  • - de noodzaak om te verhuizen;
  • - de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • - de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de
  • - de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • - de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met
  • - de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • - de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn
  • - de extra kosten van de omgang na de verhuizing.
3. De kinderrechter moet het belang van moeder, die zich in Twente meer en meer ongelukkig voelt en die ervan overtuigd is dat ze in de omgeving van haar familie en kennissen in [B] , veel gelukkiger zal zijn en daar ook eerder en beter werk zal kunnen vinden, afwegen tegen het belang van vader op behoud van zijn deel in de opvoeding en verzorgingstaken van [C] en [D] en het belang van [C] om in [woonplaats 3] zijn school te vervolgen en daar af te maken en om in [woonplaats 3] in zijn sociale omgeving te blijven voor wat betreft vrienden en sport.
4. De kinderrechter is van oordeel dat de belangen van vader en [C] , afzonderlijk en in samenhang, zwaarder wegen dan die van moeder.
Voor vader en [C] zal er drastisch iets veranderen in de zin van “ongunstiger worden” in geval van verhuizing. [C] twijfelt sterk. Hij wil beide ouders tegemoet komen, plezier doen.
Als de situatie ongewijzigd zou blijven, dus geen verhuizing van moeder, dan zou hij meer tijd met en bij vader door willen brengen. Met een meeverhuizen met moeder denkt hij moeder een plezier te doen. Optimistisch als hij is, denkt hij het op een nieuwe school in [B] wel te redden. Hij zal er ook wel een nieuwe vriendenkring op kunnen bouwen en sport kunnen gaan doen, maar het heeft niet zijn voorkeur. Als hij mocht kiezen dan bleef moeder in [woonplaats 3] en bleef alles verder bij het oude. [C] heeft begrip voor moeders wens en verlangen om in [B] gelukkiger te worden. Hij gunt haar dat. De kinderrechter heeft het standpunt van [C] aldus begrepen dat hij ook als moeder verhuist en [D] ook, dat hij dan wel met haar mee wil maar dat hij ook wel bij zijn vader wil blijven met een omgangsregeling met moeder die er op neer kan komen dat hij en [D] alle weekenden en alle vakanties bij elkaar zijn. Hij realiseert zich dat er een groot leeftijdsverschil is, waardoor zijn doordeweekse leven en dat van [D] flink van elkaar verschillen en in de toekomst nog meer gaan verschillen, wanneer hij na de middelbare school gaat studeren. De kinderrechter denkt er net zo over als [C] . Hij neemt voor [C] , en daarmee ook voor ouders en [D] , de beslissing dat [C] in geval moeder gaat verhuizen, niet met haar mee gaat naar [B] . [C] gaat dan bij vader wonen. De kinderrechter zal moeder wel toestemming verlenen om met [D] te gaan verhuizen. Voor [D] brengt een verhuizing geen, in elk geval geen hele grote negatieve gevolgen met zich. Wel voor vader, die dan minder aandeel heeft in de opvoeding en verzorging van de jongste minderjarige. Bij weging van dat nadeel tegen moeders voordeel slaat de weegschaal door naar moeder.
5. Deze beslissingen brengen met zich dat de jongens door de weeks niet meer bij elkaar zullen kunnen wonen. In de praktijk liepen de twee leventjes van de jongens door de weeks al grotendeel uit elkaar vanwege het leeftijdsverschil en de invulling van schooltijden en de vrije tijd. De kinderrechter ziet dat gevolg als een niet prettig, maar nog wel acceptabel negatief gevolg van de beslissing om moeder toestemming te geven voor een verhuizing met [D] .
6. Wat de omgangsregeling over en weer betreft vertrouwt de kinderrechter erop dat ouders samen met [C] en met de gezinsvoogdes een bij de situatie passende regeling zullen weten te treffen voor de situatie die ontstaat na verhuizing van moeder en [D] . Als dat niet lukt, geldt als regeling dat de kinderen in de weekenden en vakanties bij elkaar zijn bij een der ouders, waarbij die weekenden en vakanties tussen de ouders gelijkelijk worden verdeeld. Zolang de verhuizing nog niet heeft plaatsgevonden blijft de huidige regeling van kracht.
7. Als moeder gebruik maakt van haar verhuisrecht met [D] dan dient de hoofdverblijfplaats van [C] bij vader te worden bepaald.

De beslissing

De kinderrechter:
Verleent aan moeder vervangende toestemming om samen met [D] te mogen verhuizen naar [B] .
II. Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [C] bij de vader zal zijn.
III. Treft inzake het recht van de ouders op en hun verplichting tot omgang met
de minderjarige kinderen met ingang van heden de navolgende omgangsregeling:
de kinderen verblijven in de weekenden en in de vakanties bij elkaar bij een van de ouders, waarbij de weekenden en vakanties tussen de ouders gelijkelijk worden verdeeld. Het staat ouders vrij om in overleg met [C] en de gezinsvoogdes van deze regeling af te wijken.
IV. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, in tegenwoordigheid van H.-J. van der Woude als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.