Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 juni 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 september 2015 en de daaraan gehechte stukken.
2.De feiten
(..)
II. Voor het geval ik vóór mijn echtgenote [gedaagde] mocht komen te overlijden en alsdan nakomelingen in de rechte nederdalende lijn nalaat, dan beschik ik als volgt:
A. Onder de hierna te omschrijven ontbindende voorwaarde maak ik bij deze een scheiding en verdeling overeenkomstig artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek en deel ik toe aan:
1. mijn voornoemde echtgenote alle tot mijn nalatenschap behorende goederen, waaronder uitdrukkelijk begrepen de onroerende zaken en overige registergoederen alsmede de roerende zaken, zulks onder de verplichting voor mijn echtgenote om voor haar rekening te nemen en als eigen schulden te zullen voldoen alle tot mijn nalatenschap behorende schulden en lasten, (..) en voorts onder de verplichting voor mijn echtgenote om aan mijn nakomelingen in de rechte nederdalende linie in contanten uit te keren ieders erfdeel (..).
B. Mede ter voldoening aan mijn verzorgingsplicht jegens mijn echtgenote, legateer ik aan haar onder de hierna te omschrijven ontbindende voorwaarde mede het vruchtgebruik van de aan mijn nakomelingen in de rechte nederdalende linie toekomende vorderingen als hiervoor sub A.2 omschreven.(..)
C. Mijn echtgenote zal verplicht zijn om uiterlijk binnen achttien maanden na mijn overlijden bij de daartoe op te maken notariële akte van vaststelling der scheiding en verdeling aan mijn nakomelingen in de rechte nederdalende linie kenbaar te maken of zij de hiervoor sub A omschreven toedeling overeenkomstig artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek en het hiervoor sub B omschreven legaat van het vruchtgebruik wenst te aanvaarden danwel beroep wenst te doen op één of beide van de hiervoor omschreven ontbindende voorwaarde.
1. Mijn echtgenote zal over elk der schuldig gebleven hoofdsommen overeenkomstig het hierna sub 2 bepaalde niet opeisbaar zijn, aan mijn nakomelingen generlei rente vergoeding verschuldigd zijn, doch mijn echtgenote zal in de hierna sub 3 omschreven gevallen van onmiddellijke opeisbaarheid verplicht zijn over elk der voormelde hoofdsommen, zulks te rekenen vanaf de dag van mijn overlijden, aan mijn nakomelingen jaarlijks een zodanig rentepercentage te vergoeden als gelijk is aan het percentage vermeld in artikel 10 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (..). Deze rentevergoeding is niet rentedragend.
2. Vorenbedoelde hoofdsommen zullen – onverminderd het hierna sub 3 bepaalde – gedurende het leven van mijn echtgenote zijdens mijn vorenbedoelde nakomelingen niet opeisbaar zijn (..);
3. Vorenbedoelde hoofdsommen danwel het restant daarvan, alsmede de hiervoor sub 1 omschreven rentevergoeding zullen echter onmiddellijk en voor het geheel opeisbaar zijn in de navolgende gevallen:
a. indien en zodra mijn echtgenote in staat van faillissement wordt verklaard danwel surséance van betaling aanvraagt of verkrijgt;
e. indien en zodra mijn echtgenote mocht hertrouwen danwel met een ander gaat samenleven als waren zij gehuwd, tenzij vorenbedoeld hertrouwen geschiedt onder het maken van huwelijkse voorwaarden, welke in ieder geval dienen in te houden uitsluiting van iedere huwelijksgoederengemeenschap.
a) een onroerende zaak, zijnde een woning (..) plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] , met een WOZ-waarde van € 332.000,00;
b) een op voornoemde onroerende zaak rustende hypothecaire geldlening bij SNS Bank van € 227.000,00;
c) diverse roerende zaken met een waarde van € 34.250,00;
d) bank- en spaarrekeningen en contant geld met een waarde van € 78.832,00;
Wij hebben twee zaken die we met jou willen bespreken, het testament en de rechtszaak.
TestamentWe zijn gistermiddag bij de notaris geweest en hij heeft ons bijgepraat over het testament van pa. Volgens hem zijn er drie opties:
* Afzien
* Uitvoeren- Het bedrag is opeisbaar.
(…)
Volgens de notaris hebben jullie dit in 1997 vast laten leggen en zoals wij het nu te horen hebben gekregen, is dit een gezamenlijk besluit van jullie geweest om een situatie te voorkomen waarin jij/wij nu verkeren.
Wat ons betreft zijn er hiervoor twee mogelijk scenario’s:
- Het bedrag is direct door ons opeisbaar. (..)
- We wachten met afrekening op de uitslag van de rechtszaak. (..)
RechtszaakWe zijn in de afgelopen 2,5 jaar voor ons gevoel verschillende keren in de steek gelaten, teleurgesteld en gekwetst.
De strubbelingen over de verdeling van de eventuele opbrengst van de rechtszaak en de radiostilte in de afgelopen weken heeft voor ons de emmer laten overlopen en hebben wij besloten dat wij geen financiële bijdrage gaan leveren in het (aanstaande) hoger beroep. (..)
Mijn intentie was en blijft zoals we (Pa en ik) bij de notaris hebben vast gelegd. Het gedeelte waar jullie recht op hebben komt jullie toe en moet zo blijven. Maar nu de vraag hoe we dit kunnen vast leggen. Zoals de notaris jullie heeft verteld zijn er 3 mogelijk heden: A: Afzien. B: Uitstellen. C: Uitvoeren. Ik zou het graag zien dat we tot een overeenkomst kunnen komen om voorstel B uit te voeren. De bedoeling van Pa en mij zijn juist. Om te zorgen dat er geen vermogen naar derden gaat indien ik hertrouw en om gelijkwaardig ga samen wonen. Het is zeker niet de bedoeling geweest van ons (Pa en ik) dat ik mij hier voor in de schulden moet gaan steken en of mijn huis zou moeten verkopen. Ik denk dat we tot een overeenkomst moeten komen dat wat er ook gebeurd jullie deel niet naar een derde kan gaan en ik wel het vrucht gebruik hiervan kan nemen. Dit kan in overleg met een notaris worden vast gesteld. Jullie regel dat er van jullie kant geen inzicht en controle meer kan worden uitgeoefend is normaal. (..)
Wij, [Y] en ik hebben definitief besloten dat we binnen kort gaan trouwen. Om de problemen die jullie in de afgelopen tijd hebben aangegeven op te lossen, hebben we bij onze notaris een document op huwelijkse voorwaarden laten opstellen. Met dit document voldoen we aan de gerechtelijke bepalingen t.o.v. het testament wat wij (jullie vader en ik) hebben opgesteld. (..)
In het daarbij gevoegde - niet ondertekende (en aldus kennelijk) concept - document “Huwelijkse voorwaarden” is onder meer opgenomen dat [Y] en [gedaagde] met elkaar in het huwelijk zullen treden en dat er tussen de echtgenoten geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen zal bestaan.
3.Het geschil
I verklaring voor recht dat [eiser 1] c.s. een opeisbare vordering op [gedaagde] hebben uit hoofde van de nalatenschap van erflater, welke vordering thans voor ieder van eisers (1/4 deel van € 135.932,50) € 33.983,00 bedraagt, te vermeerderen met de onder II genoemde uitkering en te vermeerderen met enkelvoudige rente van 6 % over de hoofdsom vanaf 31 december 2010 tot aan de dag van voldoening;
V veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
indien en zodra mijn echtgenote mocht hertrouwen danwel met een ander gaat samenleven als waren zij gehuwd, tenzij vorenbedoeld hertrouwen geschiedt onder het maken van huwelijkse voorwaarden, welke in ieder geval dienen in te houden uitsluiting van iedere huwelijksgoederengemeenschap.”
verzorgingsplicht” van erflater jegens [gedaagde] en het onder het oude recht opnemen van een ouderlijke boedelverdeling is het de kennelijke bedoeling van erflater geweest om [gedaagde] na zijn overlijden verzorgd achter te laten en te beschermen tegen de legitimaire aanspraken van de kinderen. Tegen die achtergrond is het de vraag of met het samenwonen van [gedaagde] met [Y] vanaf oktober 2012 sprake is geweest van een situatie van “
samenleven als waren zij gehuwd”. Gelet op de toevoeging “
als waren zij gehuwd” is het enkele samenwonen met een ander niet voldoende voor de in voormeld artikel bedoelde opeisbaarheid. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel, dat met het in artikel D sub 3 onder e bepaalde kennelijk is beoogd het vermogen te beschermen tegen vermenging met het vermogen van een nieuwe partner. Dat strookt ook met de uitdrukkelijk in artikel D sub 3 onder e bepaalde uitsluiting van directe opeisbaarheid van de vorderingen van de kinderen ingeval van een huwelijk onder huwelijkse voorwaarden onder uitsluiting van iedere huwelijksgoederengemeenschap. Het voorgaande in aanmerking nemende moet aldus onder “
samenwonen als waren zij gehuwd” een situatie worden begrepen waarbij sprake is van vermenging van het vermogen met de nieuwe partner.
samenwonen als waren zij gehuwd”, zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.5 bedoeld. Nu dat niet is komen vast te staan is er geen sprake van opeisbaarheid van de vorderingen van [eiser 1] c.s.. Dat betekent dat het onder I, III en IV gevorderde zal worden afgewezen.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)