ECLI:NL:RBOVE:2015:5806
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en omgangsregeling in een geschil tussen ouders over hun minderjarige kind
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door mr. T. Harmankaya, verzocht om een omgangsregeling waarbij het kind één weekend per maand bij hem verblijft en gedurende de helft van de schoolvakanties. De moeder, die niet verschenen was, had geen verweer gevoerd. De kinderrechter oordeelde dat hij bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen, omdat ten tijde van de indiening van het verzoek in november 2013 onduidelijk was waar de minderjarige verbleef, maar de hoofdverblijfplaats bij de moeder was vastgesteld.
De kinderrechter constateerde dat er al enkele jaren geen contact meer was tussen de vader en de minderjarige. De moeder had aan de Raad voor de Kinderbescherming laten weten dat zij contact tussen de vader en de minderjarige niet in de weg zou staan, maar dat dit contact onder begeleiding in het land waar zij verbleven moest plaatsvinden. De kinderrechter benadrukte het belang van contact tussen de minderjarige en beide ouders en oordeelde dat het contactherstel zorgvuldig en onder begeleiding moest plaatsvinden.
De beslissing van de kinderrechter hield in dat het contact tussen de vader en de minderjarige onder begeleiding moest worden opgebouwd in het land waar de minderjarige zich bevond, met het tempo van de minderjarige als leidraad. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte werd afgewezen.