ECLI:NL:RBOVE:2015:5806

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
C/08/148156 / FA RK 13-2504
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en omgangsregeling in een geschil tussen ouders over hun minderjarige kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door mr. T. Harmankaya, verzocht om een omgangsregeling waarbij het kind één weekend per maand bij hem verblijft en gedurende de helft van de schoolvakanties. De moeder, die niet verschenen was, had geen verweer gevoerd. De kinderrechter oordeelde dat hij bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen, omdat ten tijde van de indiening van het verzoek in november 2013 onduidelijk was waar de minderjarige verbleef, maar de hoofdverblijfplaats bij de moeder was vastgesteld.

De kinderrechter constateerde dat er al enkele jaren geen contact meer was tussen de vader en de minderjarige. De moeder had aan de Raad voor de Kinderbescherming laten weten dat zij contact tussen de vader en de minderjarige niet in de weg zou staan, maar dat dit contact onder begeleiding in het land waar zij verbleven moest plaatsvinden. De kinderrechter benadrukte het belang van contact tussen de minderjarige en beide ouders en oordeelde dat het contactherstel zorgvuldig en onder begeleiding moest plaatsvinden.

De beslissing van de kinderrechter hield in dat het contact tussen de vader en de minderjarige onder begeleiding moest worden opgebouwd in het land waar de minderjarige zich bevond, met het tempo van de minderjarige als leidraad. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/148156 / FA RK 13-2504 (SL(O)
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 2 oktober 2015
inzake

[verzoeker] ,

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats 1] , [adres] ,
verzoeker,
advocaat: mr. T. Harmankaya,
en

[belanghebbende] ,

verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
belanghebbende,
niet verschenen.

Het procesverloop

Bij op 27 november 2013 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft de man verzocht de omgangsregeling vast te stellen.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 december 2013. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De zaak is wederom behandeld ter zitting van 10 maart 2014. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Op 10 maart 2014 is aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo verzocht om een onderzoek te verrichten en daarover te rapporteren en te adviseren. Op 21 mei 2014 is door de Raad per brief het verzoek teruggelegd.
Op 10 december 2014 en 23 februari 2015 zijn er brieven van mr. Harmankaya ter griffie ingekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 september 2015. Ter zitting zijn verschenen:
- mr. Harmankaya, namens de man;
- de heer [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De vrouw is ter zitting niet verschenen, hoewel zij daartoe behoorlijk is opgeroepen door middel van een openbaar exploot dat geplaatst is in dagblad Trouw […] .

De vaststaande feiten

De ouders zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is geboren:
[B] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 april 2013 is de echtscheiding uitgesproken.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vrouw.

De standpunten van partijen

Door de man is verzocht om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige te bepalen, waarbij de minderjarige één weekend per maand bij hem verblijft alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties.
De vrouw is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

ten aanzien van de bevoegdheid
In zaken betreffende minderjarigen is bevoegd de rechter van de woonplaats, of bij gebrek van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige (art. 265 Rv.). Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift in november 2013 was onduidelijk waar de minderjarige verbleef. Omdat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw is bepaald volgt de minderjarige de woonplaats van de vrouw. De vrouw heeft tot
18 juni 2013 ingeschreven gestaan op het adres [C] te [woonplaats 2] en is daarna vertrokken naar een onbekende bestemming. Door de man is vernomen dat de vrouw op dat moment feitelijk nog wel met de minderjarige in [woonplaats 2] verbleef. Uit de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 mei 2014 blijkt dat de vrouw aan de Raad heeft meegedeeld dat zij eind maart 2014 met de minderjarige naar [D] is verhuisd. De kinderrechter concludeert uit het vorenstaande dat de vrouw en de minderjarige ten tijde van de indiening van het verzoek hoogstwaarschijnlijk nog in Nederland verbleven, althans dat niet duidelijk was in welk land de man deze procedure anders aanhangig aan had moeten maken. Daarnaast is enkele maanden daarvoor door de vrouw bij deze rechtbank de echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt, waarbij deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken en er nevenvoorzieningen met betrekking tot de minderjarige zijn getroffen. De kinderrechter acht zich dan ook bevoegd om van het verzoek van de man kennis te nemen.
ten aanzien van het verzochte
Gedurende de procedure heeft er geen contactherstel tussen de man en de minderjarige plaatsgevonden. De minderjarige verblijft hoogstwaarschijnlijk met haar moeder in [D] . Voor de man is nog altijd niet duidelijk waar zij precies verblijven.
De vrouw heeft aan de Raad voor de Kinderbescherming laten weten dat zij contact tussen de man en de minderjarige niet in de weg zal staan, maar dat dit contact onder begeleiding en in [D] zal moeten plaatsvinden. Zij tracht om samen met de minderjarige in [D] een nieuw leven op te bouwen en zij zullen, wanneer dit lukt, niet terugkeren naar Nederland.
De kinderrechter constateert dat er al enkele jaren geen contact meer is tussen de man en de minderjarige. Over het algemeen is het in het belang van minderjarigen om een goed contact met beide ouders te kunnen onderhouden. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat getracht moet worden om het contact tussen de minderjarige en de man te herstellen. Dit contactherstel zal zorgvuldig en onder begeleiding moeten plaatsvinden in het land waar de minderjarige verblijft. De hierna te noemen regeling zal de kinderrechter vastleggen, nu hij dit het meest in het belang van de minderjarige acht. Mocht de minderjarige terugkeren naar Nederland dan zou het Project Begeleide Omgangsregeling (BOR) van Humanitas een goed middel zijn om tot contactherstel te komen.
ten aanzien van de proceskosten
De kinderrechter zal de proceskosten compenseren nu partijen gehuwd zijn geweest en de procedure het recht op omgang van de hieruit geboren minderjarige betreft.

De beslissing

De kinderrechter:
1. Treft inzake het recht van de minderjarige [B] op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders de navolgende regeling:
- het contact tussen de man en de minderjarige zal onder begeleiding moeten worden opgebouwd in het land waar de minderjarige zich bevindt, waarbij het tempo van de minderjarige leidend is.
2. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.M.B. Elferink, in tegenwoordigheid van M.R. Asveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2015.