In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 4 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar een andere plaats en inschrijving op een nieuwe school. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer, heeft aangegeven dat zij sinds april 2015 fulltime werkt in het restaurant van haar ouders en dat zij een huurwoning heeft gevonden nabij haar werk. De vader, vertegenwoordigd door mr. B.E.A. Lamping, heeft verzet aangetekend tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat dit nadelige gevolgen zal hebben voor de omgang met hun kind.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat beide ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen en dat de moeder in beginsel toestemming van de vader nodig heeft voor de verhuizing. De rechter heeft de belangen van het kind, de noodzaak van de verhuizing en de voorbereiding door de moeder in overweging genomen. De moeder heeft aangetoond dat de verhuizing goed is voorbereid en dat zij de gevolgen voor het kind heeft overwogen. De afstand van de nieuwe woonplaats tot de vader is ongeveer 20 kilometer, wat volgens de rechter geen grote belasting voor het kind zal zijn.
Na afweging van alle belangen heeft de kinderrechter besloten dat de moeder gerechtvaardigd is in haar verzoek en heeft zij de vervangende toestemming verleend voor de verhuizing en inschrijving van het kind op de nieuwe school. Het zelfstandig verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem te bepalen is afgewezen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere ouder zijn eigen kosten draagt.