ECLI:NL:RBOVE:2015:5787

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
C/08/177701 / JE RK 15-1672
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [A]. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [A] voor de duur van twaalf maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor dezelfde periode. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Raad een besluit van het college van burgemeester en wethouders heeft overgelegd, maar dat dit besluit niet voldeed aan de vereisten van de Jeugdwet. Desondanks heeft de kinderrechter geoordeeld dat het belang van het kind, [A], een machtiging tot uithuisplaatsing rechtvaardigt, ook zonder het vereiste besluit. De kinderrechter heeft de zorgpunten die in het rapport van de Raad zijn genoemd, als ernstig beoordeeld en vastgesteld dat deze niet met vrijwillige hulpverlening konden worden weggenomen. Daarom is de ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Almelo
zaakgegevens : C/08/177701 / JE RK 15-1672
datum uitspraak: 26 oktober 2015

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Almelo.
betreffende

[A] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [A] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[B] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 1] ,

[C] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats 2] ,

en de minderjarige [A] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
19 oktober 2015, ingekomen bij de griffie op 19 oktober 2015.
Op 23 oktober 2015 is een brief van [A] ter griffie ingekomen.
Op 26 oktober 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- de minderjarige [A] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [D] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, de heer [E] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [A] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt de uithuisplaatsing verzocht van [A] voor de duur van twaalf maanden in een voorziening voor pleegzorg. De Raad is daartoe gemachtigd bij besluit van het college van B&W van de gemeente [geboorteplaats] van 16 februari 2015.

Standpunt ouders en minderjarige

Zowel vader als moeder en de minderjarige kunnen instemmen met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de in het rapport van de Raad genoemde zorgpunten die een ernstige bedreiging vormen voor de ontwikkeling van [A] . De ouders hebben die zorgpunten niet of niet voldoende onderbouwd betwist. Deze staan vast en ze gelden hier als ingelast en herhaald. Het is duidelijk geworden dat de zorgpunten niet met vrijwillige hulpverlening weggenomen kunnen worden en daarom is de ondertoezichtstelling nodig.
De kinderrechter zal daarom [A] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [A] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Ingevolge het tweede lid van dit artikel legt de Raad bij het verzoek het besluit van het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 2.3 Jeugdwet over. De Raad heeft aan de kinderrechter een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [geboorteplaats] van 16 februari 2015 overgelegd waarin het college de Raad mandaat heeft verleend het besluit als bedoeld in artikel 2.3 Jeugdwet te nemen. Naar het oordeel van de kinderrechter is een dergelijk mandaat in overeenstemming met artikel 10:3, derde lid, Algemene wet bestuursrecht nu geen wettelijk voorschrift mandaat van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 2.3 Jeugdwet verbiedt en ook de aard van de bevoegdheid zich daar niet tegen verzet. Echter, het besluit van de Raad (namens het college van burgemeester en wethouders) tot het verstrekken van jeugdhulp als bedoeld in artikel 2.3 Jeugdwet ontbreekt zodat in dit opzicht aan de vereisten van artikel 1:265b, tweede lid, BW niet is voldaan. Op grond van het derde lid kan de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing verlenen zonder besluit als bedoeld in artikel 2.3 Jeugdwet indien het belang van het kind dit vergt. De kinderrechter is van oordeel dat deze situatie zich voordoet en zal het ontbreken van het besluit op grond van het derde lid passeren.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [A] onder toezicht van Jeugdbescherming Overijssel te Almelo, met ingang van
26 oktober 2015 tot 26 oktober 2016;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [A] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 26 oktober 2015 tot 26 oktober 2016;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.M.B. Elferink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2015.