Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiseres] ,
[eiser],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de aanvullende productie van [eiseres] ,
- de producties van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
1 januari 2011 overgenomen door [eisers] Partijen hebben op 30 december 2010 een overeenkomst van praktijkoverdracht gesloten (hierna: de overeenkomst). In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
3.Het geschil
8 april 2015, recentelijk geconstateerd dat [gedaagde] in strijd handelt met het non-concurrentiebeding in artikel 8 van de overeenkomst. [gedaagde] heeft in het afgelopen jaar patiënten behandeld vanuit de [adres 4] te Enschede. Ter onderbouwing wordt - onder meer - verwezen naar de overgelegde declaratie-overzichten, uitdraaien uit het BIG-register en AGB-code-register. [gedaagde] heeft twee keer een praktijkcode (AGB-code) aangevraagd voor een eigen praktijk aan de [adres 4] te Enschede en heeft contracten afgesloten met zorgverzekeraars. [gedaagde] beschikt over zowel een BIG-registratie als fysiotherapeut als een registratie bij de Kamer van Koophandel. Hij heeft ook enige tijd een website in de lucht gehad, die hij na het voeren van de eerdere kort geding-procedure weer heeft verwijderd. [gedaagde] handelt daarbij onder verschillende (bedrijfs)namen en hanteert verschillende werkadressen aan de [adres 4] . Het lijkt erop dat [gedaagde] het non-concurrentiebeding tracht te omzeilen door zich thans als bewegingstherapeut in plaats van fysiotherapeut te manifesteren. Bewegingstherapie is de belangrijkste pijler van de fysiotherapie. Bovendien dient [gedaagde] als bewegingstherapeut bij het BIG-register ingeschreven te staan als fysiotherapeut en dient hij een AGB-code als fysiotherapeut aan te vragen.
’s-Hertogenbosch van 27 oktober 2015 [1] , waarin is bevestigd dat het bij de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding tussen partijen is geregeld, aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.( Haviltex-leer) De uitleg van [gedaagde] van het non-concurrentiebeding ligt objectief gezien niet voor de hand, omdat partij B bij de overeenkomst, te weten [gedaagde] als natuurlijk persoon, dan zonder contractuele betekenis zou zijn. Ten tijde van het opstellen van de overeenkomst hebben partijen uitdrukkelijk de bedoeling gehad dat de heer [gedaagde] in welke hoedanigheid dan ook geen praktijk als fysiotherapeut gaat uitoefenen of bij de uitoefening van een zodanige praktijk betrokken is. Per definitie ligt hierin besloten dat [gedaagde] als natuurlijk persoon niet binnen de grenzen van de gemaakte afspraken zal opereren als fysiotherapeut.
4.De beoordeling
€ 5.000,00.
5.De beslissing
€ 131,00 te vermeederen met € 68,00 voor het betekenen van het vonnis indien [gedaagde] 14 dagen na het verzoek om in der minne aan dit vonnis te voldoen in gebreke blijft.