ECLI:NL:RBOVE:2015:5759
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Loonvordering na faillissement en de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft eiser een loonvordering ingesteld tegen gedaagde na het faillissement van de werkgever. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.F. Dirkzwager, heeft op 4 december 2015 een dagvaarding betekend, waarin hij verzocht om een voorlopige voorziening. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. W.J.A. van Es, heeft verweer gevoerd tijdens de zitting op 16 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sinds 2 oktober 2002 in dienst was bij Cantorclin, dat op 13 augustus 2012 failliet is verklaard. Eiser heeft zijn vordering gebaseerd op het feit dat hij niets meer verschuldigd is aan gedaagde, aangezien het UWV de loondoorbetalingsverplichting heeft overgenomen. Gedaagde heeft echter aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon en stelt dat er geen rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser een declaratoir karakter hebben en dat hij niet bevoegd is om deze toe te wijzen. De vordering tot terugbetaling van een geldsom is ook afgewezen, omdat het bestaan van de vordering onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 200,00.