ECLI:NL:RBOVE:2015:5757

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
4 januari 2016
Zaaknummer
08/770091-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens bedreigingen en mishandelingen tijdens het Bevrijdingsfestival in Zwolle

Op 15 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man uit Nunspeet, die werd beschuldigd van bedreigingen en meerdere mishandelingen tijdens het Bevrijdingsfestival in Zwolle op 5 mei 2015. De verdachte had zich agressief gedragen tegenover feestgangers die hem aanspraken op ongewenst gedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk dreigende uitspraken had gedaan, zoals 'Ik pak jullie allemaal', en daarbij bewegingen maakte alsof hij een wapen trok. Dit leidde tot een veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 147 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens kreeg de man een werkstraf van 120 uur en werd hij verplicht tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers, die in totaal meer dan 950 euro bedroegen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde, wat de strenge straf rechtvaardigde.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, zich meerdere malen schuldig had gemaakt aan geweldsdelicten en dat zijn gedrag tijdens het festival niet te tolereren was. De rechtbank benadrukte het belang van een veilige omgeving voor festivalgangers en de verantwoordelijkheid van deelnemers om zich respectvol te gedragen. De verdachte werd ook geadviseerd om deel te nemen aan een gedragsinterventie om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer (P): 08/770091-15
Datum vonnis: 15 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 december 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
( die op dat moment werkzaam waren/was in de beveiliging op festivalterrein
Dance for Liberation, aan de Rieteweg)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] geroepen/gezegd: :
"Ik pak jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking toegevoegd, en/of
daarbij (een) beweging(en) gemaakt alsof hij, verdachte, een wapen achter
zijn broeksband vandaan trok en/of (vervolgens) dat/een wapen doorlaadde
en/of richtte op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] geroepen/gezegd: "Jij bent als eerste aan de beurt" en/of
"Jou pak ik als eerste" en/of "Met jou ga ik beginnen", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze opzettelijk meermalen, althans
eenmaal met kracht in diens gezicht te slaan en/of te stompen en/of te
schoppen;
3.
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze opzettelijk (met kracht)
in haar gezicht en/of op/tegen haar (voor)hoofd en/of elders op/tegen haar
lichaam te slaan en/of te stompen en/of
hard aan haar haren (naar de grond) te trekken en/of te duwen en/of
ten val te brengen;
4.
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 6]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- die [slachtoffer 6] op haar mond en/of tegen haar (rechter)oog, althans in haar
gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 6] aan haar haren naar de grond heeft getrokken en/of geduwd en/of
ten val gebracht en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag) met een hand de keel van die [slachtoffer 6] heeft
dichtgedrukt en/of met zijn andere hand die [slachtoffer 6] in haar gezicht en/of
tegen haar sleutelbeen en/of tegen haar hoofd heeft geslagen en/of gestompt
(waardoor die [slachtoffer 6] het bewustzijn heeft verloren);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
[slachtoffer 6] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal
meermalen, althans eenmaal (met kracht)
op haar mond en/of tegen haar (rechter)oog, althans in haar
gezicht te slaan en/of te stompen en/of aan haar haren naar de grond te
trekken en/of te duwen en/of ten val te brengen en/of
(terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag) met een hand de keel van die [slachtoffer 6] dicht
te drukken en/of met zijn andere hand die [slachtoffer 6] in haar gezicht en/of
tegen haar sleutelbeen en/of tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen
(waardoor die [slachtoffer 6] het bewustzijn heeft verloren);
5.
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een ander en/of alleen
[slachtoffer 7] heeft mishandeld door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal
met kracht in het gezicht te slaan en/of te stompen;
6.
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 8] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 8] met kracht in het gezicht heeft
geslagen en/of gestompt, (waarbij deze ten val is gekomen), en/of tegen zijn lichaam is geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 8] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal met kracht
in het gezicht te slaan en/of te stompen (waarbij deze ten val is gekomen) en/of tegen zijn lichaam is geschopt/getrapt.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en zevenenvijftig dagen, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht en de gedragsinterventie training Alcohol & Geweld.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Inleiding
Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte op 5 mei 2015 op het festivalterrein Dance for Liberation te Zwolle was. Volgens aangever [slachtoffer 4] viel het hem op dat een persoon iedere keer veel interesse toonde voor meisjes. Aangever [slachtoffer 4] zag dat die persoon enkele keren een meisje vastpakte en naar zich toe trok. De meisjes maakten vervolgens kenbaar dat zij dat niet leuk vonden. Naast aangever [slachtoffer 4] verklaren meerdere personen waaronder aangeefster [slachtoffer 6] , aangeefster [slachtoffer 5] , getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] dat zij zagen dat een persoon handtastelijk was bij meisjes. Aangeefster [slachtoffer 5] verklaart hierover dat zij zag dat een jong meisje door een paar buitenlanders half verkracht werd en aangeefster [slachtoffer 6] verklaart dat het haar opviel dat een persoon nogal handtastelijk was tegenover passerende meisjes. Getuige [getuige 2] heeft hierover verklaard dat hij de persoon die verschillende meisjes aansprak en vasthield, op een gegeven moment heeft aangesproken op zijn gedrag en dat die persoon daarna compleet door het lint ging. Getuige [getuige 1] verklaart dat zij zag dat een meisje door een persoon werd opgetild en dat getuige [getuige 2] naar deze persoon is toegegaan om hem kennelijk op zijn gedrag aan te spreken. Volgens getuige [getuige 1] gebeurde dit op een rustige manier. In reactie hierop duwde deze persoon getuige [getuige 2] weg waarna de situatie escaleerde en aangever [slachtoffer 4] een klap in het gezicht kreeg. Aangeefster [slachtoffer 6] verklaart hier ook over dat zij zag dat een persoon erg agressief reageerde nadat hij werd aangesproken door getuige [getuige 2] en dat die persoon getuige [getuige 2] wilde slaan. Volgens de verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] stond aangever [slachtoffer 4] inmiddels ook bij die persoon en getuige [getuige 2] en werd aangever [slachtoffer 4] door die persoon in het gezicht geslagen. Aangever [slachtoffer 4] verklaart hierover dat de persoon door het lint ging en dat hij als eerste werd geslagen. Vervolgens zag aangever [slachtoffer 4] dat aangeefster [slachtoffer 6] tussen hem en de persoon in ging staan, zij ook werd geslagen, aan haar haren werd getrokken en op de grond viel. Verder zag aangever [slachtoffer 4] dat getuige [slachtoffer 5] op de nek van de persoon sprong. Aangever [slachtoffer 4] herkent vervolgens verdachte niet als de persoon die hem geslagen heeft, maar wel als de persoon die aangeefster [slachtoffer 6] heeft mishandeld. Aangever [slachtoffer 4] heeft verder nog gezien dat verdachte een ander persoon sloeg, maar weet niet zeker of deze persoon aangever [slachtoffer 7] of [slachtoffer 8] was. Aangeefster [slachtoffer 6] verklaart verder dat zij aangever [slachtoffer 4] wilde ontzetten om de partijen te scheiden waarna zij van die persoon een klap op haar mond en oog kreeg en vervolgens aan haar haren richting de grond werd getrokken waardoor zij ten val kwam. Bij de politie herkent aangeefster [slachtoffer 6] verdachte als de persoon die haar mishandeld heeft. Aangeefster [slachtoffer 5] verklaart dat zij zag dat aangever [slachtoffer 4] klappen kreeg van een persoon en dat zij samen met aangeefster [slachtoffer 6] naar die persoon is gelopen. Vervolgens keerde die persoon zich tot haar en werd zij geslagen waarna zij op de grond viel. Hierna zag aangeefster [slachtoffer 5] dat die persoon aangeefster [slachtoffer 6] over de grond sleurde en is aangeefster [slachtoffer 5] op de rug van die persoon gesprongen om aangeefster [slachtoffer 6] te helpen waarbij zij die persoon met beide handen om zijn nek heeft vastgepakt en waarschijnlijk ook heeft gekrabd. Aangeefster [slachtoffer 5] herkent verdachte als de persoon die haar geslagen heeft en bij wie zij op de rug gesprongen is. Vervolgens zag aangeefster [slachtoffer 5] dat aangever [slachtoffer 8] er ook aan kwam lopen en klappen kreeg op zijn gezicht. Aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij zag dat een persoon aangeefster [slachtoffer 6] vastpakte en tegen de grond gooide. Deze persoon liep daarna weg en kwam na een korte tijd weer terug. Vervolgens zag aangever [slachtoffer 7] dat aangever [slachtoffer 8] ingreep door die persoon bij aangeefster weg te duwen waarna die persoon aangever [slachtoffer 8] in het gezicht sloeg en in de buik schopte. Aangever [slachtoffer 7] herkent verdachte als de persoon die aangevers [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] heeft mishandeld. Aangever [slachtoffer 8] verklaart dat hij heeft gezien dat aangever [slachtoffer 4] in zijn gezicht werd geslagen door een persoon en dat die persoon daarna naar aangeefster [slachtoffer 6] liep, die op de grond lag, en bij haar bleef staan. Aangever [slachtoffer 8] duwde die persoon weg waarna die persoon hem een klap in zijn gezicht gaf en in zijn buik schopte.
Aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] waren op 5 mei 2015 als beveiligers werkzaam op het festivalterrein van Dance for Liberation. Op enig moment herkenden aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verdachte als de persoon die eerder die dag van het terrein was verwijderd omdat hij betrokken was geweest bij een incident. Aangevers verklaren hierover onder meer dat zij verdachte herkenden aan zijn shirt en aan de krassen in zijn nek van het eerdere incident die dag. Verdachte werd hierop aangesproken door aangevers en vervolgens naar de uitgang begeleid. Volgens aangever [slachtoffer 3] leken ineens de stoppen bij verdachte door te slaan. Verdachte weigerde gevolg te geven aan de verzoeken van aangevers, gedroeg zich zeer recalcitrant en zocht de confrontatie met de aangevers. Op een gegeven moment hoorden aangevers dat verdachte schreeuwde “ik pak jullie allemaal”, “jou pak ik als eerste” en “met jou ga ik beginnen”, waarbij verdachte in hun richting keek en daarbij bewegingen maakte alsof hij een wapen achter zijn broeksband vandaan trok en dat wapen doorlaadde.
5.2
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken aangezien het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie en op de zitting van 1 december 2015 ontkend dat hij de ten laste gelegde woorden heeft gebruikt en bewegingen met zijn handen heeft gemaakt alsof hij een wapen vasthield. Naar het oordeel van de rechtbank strookt het door verdachte geschetste scenario niet met de verklaringen van aangevers. Die verklaringen komen op wezenlijke onderdelen met elkaar overeen en weerspreken verdachtes lezing over de feiten. Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze context, de handelingen van verdachte van zodanige aard waren en onder zodanige omstandigheden zijn verricht, dat bij aangevers een werkelijke vrees is gewekt dat hen dermate geweld zou worden aangedaan dat zij het leven zouden kunnen laten zodat er sprake is van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5.2
Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken aangezien het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat aangever op 5 mei 2015 in het gezicht is geslagen. Verdachte heeft hierover op de zitting van 1 december 2015 tegenover de rechtbank verklaard dat hij aangever heeft geslagen, maar dat hij zich enkel verweerd heeft nadat hij zelf werd aangevallen. Deze lezing van verdachte strookt niet met de verklaringen van aangever en de andere getuigen. Die verklaringen komen grotendeels met elkaar overeen en weerspreken verdachtes lezing over de feiten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voorgaande overweging in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, het wettig en overtuigend bewijs oplevert dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd.
5.3
Feit 3
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken aangezien het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van aangeefster ten aanzien van in de tenlastelegging opgenomen geweldsincidenten niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
5.4
Feit 4 primair en subsidiair
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken aangezien het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Volgens aangeefster zou verdachte op enig moment geweld tegen haar hebben gebruikt. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting van 1 december 2015 verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan hetgeen waarvan hij wordt verdacht. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de door aangeefster en getuigen bij de politie afgelegde verklaringen consistent zijn en op meerdere punten overeenkomen. Uit de aangifte en de verklaringen van meerdere getuigen blijkt dat verdachte aangeefster op haar mond en tegen haar oog heeft geslagen en haar aan haar haren naar de grond heeft getrokken. Door een arts is bovendien letsel bij aangeefster geconstateerd, dat zou kunnen passen bij de door aangeefster omschreven toedracht. Ten aanzien van de overige geweldshandelingen lopen de getuigenverklaringen uiteen. Deze handelingen worden niet ondersteund door andere verklaringen dan de verklaring van aangeefster zelf. De rechtbank zal verdachte voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op “(terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag) met een hand de keel van die [slachtoffer 6] dicht te drukken en/of met zijn andere hand die [slachtoffer 6] in haar gezicht en/of tegen haar sleutelbeen en/of tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen (waardoor die [slachtoffer 6] het bewustzijn heeft verloren)” vrijspreken, nu dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen is gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het handelen van verdachte niet genoegzaam worden afgeleid dat verdachte opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin. Van het primair ten laste gelegde feit zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Wel is er in ieder geval sprake geweest van opzet op het toebrengen van pijn in algemene zin; dat opzet volgt rechtstreeks uit het door verdachte verrichte handelingen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde dat ziet op het meermalen slaan op de mond en tegen het hoofd van aangeefster en aan haar haren naar de grond brengen en ten val te brengen van aangeefster wettig en overtuigend bewezen is.
5.5
Feit 5
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
5.6
Feit 6
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken aangezien het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat aangever op 5 mei 2015 in het gezicht is geslagen en tegen zijn lichaam is geschopt. Verdachte heeft hierover op de zitting van
1 december 2015 tegenover de rechtbank verklaard dat hij aangever heeft geslagen, maar dat hij zich enkel verweerd heeft omdat hij zich bedreigd voelde. Verdachte ontkent dat hij aangever in zijn buik heeft geschopt. Deze lezing van verdachte strookt niet met de verklaringen van aangever en de andere getuigen. Die verklaringen komen grotendeels met elkaar overeen en weerspreken verdachtes lezing over de feiten. Door een arts is bovendien letsel bij aangever geconstateerd, dat past bij de door aangever omschreven toedracht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit dit handelen van verdachte niet genoegzaam worden afgeleid dat verdachte opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin. Van het primair ten laste gelegde feit zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Wel is er in ieder geval sprake geweest van opzet op het toebrengen van pijn in algemene zin; dat opzet volgt rechtstreeks uit het door verdachte verrichte handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voorgaande overweging in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, het wettig en overtuigend bewijs oplevert dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 3, 4 primair, feit 5 en feit 6 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 4 subsidiair en feit 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 05 mei 2015 te Zwolle [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (die op dat moment werkzaam waren in de beveiliging op festivalterrein Dance for Liberation, aan de Rieteweg)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geroepen:
"Ik pak jullie allemaal",
en
daarbij bewegingen gemaakt alsof hij, verdachte, een wapen achter zijn broeksband vandaan trok en vervolgens dat wapen doorlaadde
en
- tegen die [slachtoffer 3] geroepen: "Jij bent als eerste aan de beurt" en "Jou pak ik als eerste" en/of "Met jou ga ik beginnen";
2.
hij op 05 mei 2015 te Zwolle [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze opzettelijk
met kracht in diens gezicht te slaan;
4 subsidiair.
hij op 05 mei 2015 te Zwolle [slachtoffer 6] heeft mishandeld door deze meermalen, met kracht op haar mond en tegen haar rechteroog te slaan en aan haar haren naar de grond te
trekken en ten val te brengen;
6 subsidiair.
hij op 05 mei 2015 te Zwolle [slachtoffer 8] heeft mishandeld door deze in het gezicht te slaan en tegen zijn lichaam heeft geschopt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, 2, 4 subsidiair en 6 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer.
Voor het slagen van een beroep op noodweer is allereerst vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich moest verdedigen. De rechtbank acht deze noodweersituatie niet aannemelijk geworden, nu verdachte nadat hij op zijn gedrag werd aangesproken niet is weggegaan maar de confrontatie welbewust heeft gezocht en escalerend en agressief heeft gereageerd terwijl uit de verklaringen van meerdere getuigen is gebleken dat hier geen enkele aanleiding voor was. In een dergelijke situatie kan niet gezegd worden dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte waartegen hij zich moest en mocht verdedigen. Het beroep op noodweer slaagt niet.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: Mishandeling;
feit 4 subsidiair
het misdrijf: Mishandeling;
feit 6 subsidiair
het misdrijf: Mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft subsidiair het standpunt ingenomen dat sprake is geweest van noodweerexces.
Nu de rechtbank niet aannemelijk acht dat er sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging, geboden tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, kan het beroep op noodweerexces evenmin slagen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan mishandeling en aan een bedreiging. Dat is gebeurd tijdens het Bevrijdingsfestival. Verdachte heeft enkele feestgangers, die hem aanspraken op ongewenst gedrag, mishandeld. Hierdoor gekrenkt, is verdachte ver over de schreef gegaan. Vervolgens heeft hij mensen die waren belast met de beveiliging van het festival bedreigd. De bedreiging is voor de betrokkenen een zeer vervelend feit geweest dat de nodige indruk heeft gemaakt. Twee van de personen die verdachte heeft mishandeld hebben zich onder behandeling van een arts moeten stellen. Gewelddadigheden als door verdachte gepleegd met name daar wanneer die zich voordoen in het uitgaansleven, acht de rechtbank verwerpelijk. Van mensen die deelnemen aan het uitgaansleven wordt verwacht dat zij zich zodanig gedragen dat het voor iedereen prettig is om uit te gaan. Iedereen heeft de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat niet, al dan niet onder invloed van alcohol, een sfeer ontstaat waarin grenzen van het betamelijke worden overschreden en agressie op de loer ligt. In een dergelijke sfeer heeft verdachte jegens aangevers verkeerde, grensoverschrijdende keuzes gemaakt. Het is niet bij een klap gebleven, maar er is sprake geweest van een keten van gewelddadig gedrag. Het is meerdere keren gebeurd dat wanneer iemand uit de groep van aangevers te hulp schoot omdat één van hen door verdachte werd geslagen, zijn agressie zich vervolgens richtte op degene die hulp bood.
Uit het psychologisch onderzoek van R.A. Sterk van 30 november 2015 blijkt dat dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheid met narcistische trekken. Verder zijn er geen psychische problemen in de vorm van een ziekelijke stoornis geconstateerd. Onderliggend lijkt er bij de verschillende ten laste gelegde feiten sprake van eenzelfde dynamiek, waarbij verdachte zich gekleineerd voelt en zich vervolgens opblaast om de kleinering teniet te doen. In zijn handelwijze gaat verdachte niet zozeer de-escalerend te werk, maar reageert hij escalerend en agressief. Deze dynamiek is verbonden met de narcistische persoonlijkheidstrekken. Geadviseerd wordt om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De kans op herhaling wordt vanuit psychopathologisch perspectief als matig verhoogd ingeschat. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling geïndiceerd.
Door de reclassering wordt, in het rapport van 26 november 2015, geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden: meldplicht en de gedragsinterventie training Alcohol & Geweld.
Hoewel de rechtbank tot een bewezenverklaring van minder feiten komt dan door de officier van justitie is gerekwireerd, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafrechtelijke verleden van verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en daarnaast een werkstraf passend en geboden is. Gebleken is dat de narcistische trekken en de krenkingsgevoeligheid van verdachte ten tijde van het delict op de voorgrond hebben gestaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en moet de straf met name zijn gericht op het bieden van handvatten ter voorkoming van recidive. De rechtbank ziet daarom aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de psycholoog en van de reclassering.
De rechtbank zal verdachte conform de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf opleggen voor de duur van honderdzevenenveertig (147) dagen waarvan zevenenvijftig (57) dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De proeftijd wordt vastgesteld op twee jaar. Daarnaast legt de rechtbank een werkstraf op voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf als een meldplicht bij de reclassering verbinden en, de verplichting om aan de geadviseerde gedragsinterventie mee te werken.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van feit 4
[slachtoffer 6] , wonende te [adres 1] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.312,24. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade van € 312,24;
  • immateriële schade van € 1.000,-.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade geheel toewijzen. De gevorderde immateriële schade zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 300,-. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost immateriële schade voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van feit 6
[slachtoffer 8] , wonende te [adres 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 146,40 (materiële schade). Ter zitting heeft de benadeelde partij vordering aangevuld en immateriële schade gevorderd voor een bedrag van € 300,-
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onvoldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade geheel toewijzen. De gevorderde immateriële schade zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 200,-. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost immateriële schade voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering wat betreft dat deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 5] , wonende te [adres 3] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.075,52. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade van € 575,52;
  • immateriële schade van € 500,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 4 en 6 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 3, feit 4 primair, feit 5 en feit 6 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 4 subsidiair en feit 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2, feit 4 subsidiair en feit 6 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: Mishandeling;
feit 4 subsidiair
het misdrijf: Mishandeling;
feit 6 subsidiair
het misdrijf: Mishandeling.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2, feit 4 subsidiair en feit 6 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van € 612,24;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van € 346,40;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] , niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, District IJsselland met nummer PL0600-2015271012. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 6 mei 2015, pagina 140 t/m 142, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015, was ik in functie werkzaam als beveiliger in dienst van [bedrijf] op het festivalterrein Dance for Liberation, gehouden aan de Rieteweg in Zwolle bij de IJsselhallen. (…) [slachtoffer 1] zag op de rug van de jongen een New York teken van het vrijheidsbeeld staan. Aan de hand van zijn shirt herkenden wij dat het om dezelfde persoon ging die kennelijk eerder van het terrein was afgezet en van wie de gegevens genoteerd was. Ik zag dat hij de krassen nog in zijn nek had staan van het eerdere incident in de middag. (…) Deze persoon hebben wij vervolgens weer het terrein afgezet, maar bij de uitgang begon hij tegen te stribbelen. (…) Ik hoorde dat deze jongen verbaal wat gewelddadiger werd. (…) Nabij de uitgang van het festivalterrein hoorde ik de jongen roepen: “Ik pak jullie allemaal”. Ik hoorde hem tegen [slachtoffer 3] zeggen: “Jij gaat als eerste”.
(…) Ik zag dat hij naar zijn shirt greep. (…) Ik zag dat de persoon zijn hand op zijn rug deed. Ik zag dat hij vervolgens zijn rechterhand tussen zijn benen hield in de vorm van een pistool en vervolgens met zijn linkerhand een beweging maakte over zijn rechterhand alsof hij een pistool laadde. Hij zei toen weer tegen [slachtoffer 3] : “Jij gaat er als eerste aan”. (…) Op het moment dat hij riep dat hij ons zou pakken en ook de beweging maakte van een pistool laden keek hij mij ook aan. Ik had zeker het gevoel dat hij zijn bedreiging uit zou kunnen voeren. (…).”
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 6 mei 2015, pagina 143 t/m 145, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015, was ik werkzaam in de beveiliging op het festivalterrein Dance for Liberation, gehouden op het terrein van de IJsselhallen, gelegen aan de Rieteweg in Zwolle. (…) Ik zag dat deze jongen een wit T-Shirt droeg met een New York teken erop en zag dat hij krassen had aan de linkerkant van zijn nek. (…) Bij het schouwen/observeren trof ik deze man weer aan bij bar 3. (…) Na gegevens van hem te hebben is hij verzocht zich te verwijderen van het terrein. Hierop werd hij verbaal gewelddadig en zei hij dat hij onze gegevens wilde hebben. (…) Bij de weg, buiten de slagboom draaide hij zich om en kwam hij terug. Ik hoorde hem roepen: “Ik pak jullie allemaal”. Ik zag dat hij met zijn rechterarm in zijn broek ging achter zijn rug en zodoende dreigde iets uit zijn broek te halen. Hij had zijn linkerhand gestrekt naar voren. Om zijn woorden kracht bij te zetten haalde hij zijn hand snel uit zijn broek en met zijn linkerhand deed hij alsof hij een pistool laadde. Hij zei meerdere keren dat hij ons zou pakken en wees naar [slachtoffer 3] en riep daarbij hem als eerste te pakken. (…) Ik voelde mij door zijn woorden en houding daadwerkelijk bedreigd. Hij keek ons alle drie aan. Ik vond hem ertoe in staat om zijn woorden tot uitvoer te brengen. (…).”
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 11 mei 2015, pagina 146 t/m 149, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever:
“(…) Op 5 mei 2015 was ik, [slachtoffer 3] (…) te Zwolle aan het werk als beveiliger voor [bedrijf] op het parkeerterrein van de IJsselhallen te Zwolle aan de Rieteweg.
(…) Omstreeks 22.30 zagen mijn collega’s [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en ik een man waarvan wij het vermoeden hadden dat deze al eerder door ons de toegang tot het evenemententerrein was ontzegd. Mijn collega [slachtoffer 1] zei hiertoe dat: “Als er New York op zijn shirt staat weet ik het zeker”. Om dit te verifiëren ben ik om de man heengelopen. Toen ik voor de man stond zag ik dat voornoemde tekst op zijn shirt staan. Hierop hebben mijn collega [slachtoffer 1] en ik de man aangesproken en naar de uitgang begeleid. (…) De man stond op een gegeven moment recht tegenover mijn collega [slachtoffer 2] . (…) Op enig moment leken de stoppen spreekwoordelijk bij de man door te slaan. (…) De man greep met zijn rechterhand in zijn onderbroek en gaf ons de indruk dat hij daar een voorwerp of een object had, waarmee hij ons mogelijk letsel zou kunnen of willen toebrengen. Hier ging voor mijn gevoel een zeer ernstige dreiging vanuit. Aan de reactie van mijn collega’s te zien hadden zij dit gevoel ook.
(…) In totaal heeft de man zeker 10 keer met zijn rechterhand in zijn onderbroek gegrepen om het mogelijk aanwezige voorwerp te pakken. Meerdere malen heeft hij hierbij geroepen: “Ik pak jullie allemaal” vervolgens keek de man mij aan, maakte met zijn linkerhand een naar mij wijzende beweging waarbij hij naar mij riep “en jij bent als eerste aan de beurt.”. Ook heeft hij soortgelijke zaken naar mij geroepen. Zoals bijvoorbeeld: “Jou pak ik als eerste” en “met jou ga ik beginnen”. Dit heb ik als een uiterst dreigende situatie ervaren.
(…) Zijn hand had hij zo vormgegeven dat zijn hand leek op een pistool. (…) Vervolgens maakte hij met zijn linkerhand een zodanige beweging op zijn vooruitgestoken rechter wijsvinger dat het leek alsof hij een vuurwapen aan het doorladen was. (…).”
4.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Overijssel van 1 december 2015, zakelijk weergegeven:
“(…) Ik werd aangesproken door beveiligers (…). Ze bleven mij in mijn rug duwen. Ik werd boos en heb tegen ze geschreeuwd. Ik heb toen lelijke dingen tegen de beveiligers gezegd. (…).”
Feit 2
1.
Het proces-verbaal verhoor aangever van [slachtoffer 4] , van 6 mei 2015, pagina 120 t/m 121, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wet vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Die middag bemerkten wij dat een persoon met een licht getinte huidskleur, mogelijk een Marokkaans type, iedere keer veel interesse toonde voor meisjes. Wat wij zagen is dat hij enkele keren, meisje vastpakte en zo’n meisje dan naar zich toe trok. De meisjes maakten kenbaar aan hem dat zij dat niet leuk vonden. (…) Die getinte man ging toen door het lint en hij sloeg mij van onze groep als eerste. (…) Hij sloeg mij met kracht op mijn gezicht, half op mijn neus en half op mijn mond. Dat deed mij pijn. (…). Toen die jongen mij sloeg greep mijn vriendin [slachtoffer 6] in. Zij ging tussen mij en die man instaan. (…) Ik zag toen dat [slachtoffer 5] op de nek van die man sprong. (…) Tonen foto B met afbeelding van [alias verdachte] . (…) [alias verdachte] gaf [slachtoffer 8] of [slachtoffer 7] een harde vuistslag in het gezicht. (…) Hij pakte [slachtoffer 6] bij haar haren en trok [slachtoffer 6] toen naar de grond. [slachtoffer 6] kwam daardoor te vallen op de grond. (…)”
2.
Het proces-verbaal verhoor aangeefster van [slachtoffer 5] , van 6 mei 2015, pagina 134 t/m 135, voor zover inhoudende, als verklaring van aangeefster:
“ (…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wat vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Wij zagen dat een jong meisje door een paar buitenlanders half verkracht worden met haar kleren aan. (…) Ik zag dat [slachtoffer 4] , dat is 1 van de jongens die in ons vriendengroepje aanwezig was, naar de jongen toe liep. (…) Ik zag dat [slachtoffer 4] een aantal rake klappen kreeg. (…) Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 8] er aan kwam lopen en ik zag dat ook hij volop klappen kreeg op zijn gezicht. (…) Ik heb die jongen herkend die mij tegen mijn voorhoofd heeft geslagen. Deze jongen maakt op Facebook gebruik van de naam [alias verdachte] . Ik ben ook bij deze jongen op de rug gesprongen om [slachtoffer 6] te helpen. Ik heb hem toen met beide handen om zijn nek vastgepakt en waarschijnlijk ook wel gekrabd. (…).”
3.
Het proces-verbaal verhoor aangeefster van [slachtoffer 6] , van 6 mei 2015, pagina 53 t/m 61, voor zover inhoudende, als verklaring van aangeefster:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wat vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Ik zag toen dat voor ons een groepje van vier a vijf jongens stonden met een lichtbruin getinte huidskleur en pikzwart haar. Ik zag dat een van deze jongens opviel omdat hij nogal handtastelijk was tegenover passerende dames. (…) Ik zag toen dat [getuige 2] op deze jongen afstapte op een normale en rustige manier. (…) Ik zag dat die jongen daarop erg agressief reageerde en dat hij zijn rechtervuist balde en [getuige 2] wilde slaan. (…)
Mijn vriend [slachtoffer 4] stond inmiddels ook bij [getuige 2] en die jongen en kon die vuistslag met zijn armen afweren. Deze jongen sloeg hierna met zijn gebalde vuisten op mijn vriend [slachtoffer 4] in. Ik zag dat hij met een van zijn vuisten het gezicht van [slachtoffer 4] raakte. (…).”
4.
Het proces-verbaal verhoor getuige van [getuige 1] , van 6 mei 2015, pagina 84 t/m 86, voor zover inhoudende, als verklaring van getuige:
“(…) Gisteren, dinsdag 5 mei 2015 was ik samen met vrienden en vriendinnen in Zwolle. (…) Terwijl wij bij de housestage stonden zag ik dat een tweetal meisjes werden lastig gevallen door een groep jongens. (…) Ik zag dat een van deze jongens een meisje optilde. (…) Mijn neef [getuige 2] zag dit gebeuren en is naar deze groep gelopen. Dit gebeurde allemaal heel rustig. (…) Ik zag dat deze jongen [getuige 2] begon te duwen. (…) Tegelijkertijd zag ik dat [slachtoffer 4] er zich ook mee ging bemoeien. Ik zag dat [slachtoffer 4] een klap in zijn gezicht heeft gekregen. (…). Het was een grote chaos allemaal. Het liep allemaal door elkaar heen. (…)”
5.
Het proces-verbaal verhoor getuige van [getuige 2] , van 7 mei 2015, pagina 78 t/m 80, voor zover inhoudende, als verklaring van getuige:
“(…) Op dinsdag, 5 mei 2015 was ik met vrienden en vriendinnen bezoeker van het Bevrijdingsfestival hier in Zwolle. (…) Ik zag toen een jongen met een getinte huidskleur. Ik zag dat die jongen iedere voorbij lopend meisje aansprak en vervolgens vastpakte en kort vasthield. Dat deed die jongen bij meerdere meisjes en die meisjes vonden dat niet leuk. (…) Ik heb tegen die jongen gezegd dat hij het meisje los moest laten. (…) Toen ik die jongen een duwtje had gegeven en gezegd dat hij dat meisje los moest laten, ging hij compleet door het lint. Hij maakte toen een met arm een slaande beweging naar mijn gezicht maar ik kon die vuistslag met moeite ontwijken. (…).”
6.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Overijssel van 1 december 2015, zakelijk weergegeven:
“ Op 5 mei 2015 was ik in Zwolle. (…) In een reactie heb ik [slachtoffer 4] geslagen. (…).”
7.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris, van 12 mei 2015, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte:
“(…) U vraagt mij of ik op facebook de naam [alias verdachte] gebruik. Ja, dat klopt. (…).”
Feit 4 subsidiair
1.
Het proces-verbaal verhoor aangeefster van [slachtoffer 6] , van 6 mei 2015, pagina 53 t/m 61, voor zover inhoudende, als verklaring van aangeefster:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wat vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Ik zag toen dat voor ons een groepje van vier a vijf jongens stonden met een lichtbruin getinte huidskleur en pikzwart haar. Ik zag dat een van deze jongens opviel omdat hij nogal handtastelijk was tegenover passerende dames. (…) Ik zag toen dat [getuige 2] op deze jongen afstapte op een normale en rustige manier. (…) Ik zag dat die jongen daarop erg agressief reageerde en dat hij zijn rechtervuist balde en [getuige 2] wilde slaan. (…)
Mijn vriend [slachtoffer 4] stond inmiddels ook bij [getuige 2] en die jongen en kon die vuistslag met zijn armen afweren. Deze jongen sloeg hierna met zijn gebalde vuisten op mijn vriend [slachtoffer 4] in. Ik zag dat hij met een van zijn vuisten het gezicht van [slachtoffer 4] raakte. (…) Ik ben toen pas in beeld gekomen en wilde mijn vriend [slachtoffer 4] ontzetten. (…) Ik kreeg toen van deze jongen met een van zijn vuisten een harde klap aan de rechterzijde op mijn mond. Ik voelde dat mij dat pijn deed. (…) Hierna voelde ik dat hij mij nog een keer met zijn gebalde vuist op mijn rechteroog sloeg. Ook dat deed mij erg veel pijn. (…) Ik merkte toen dat hij mij met zijn handen aan mijn lange haar en jas trok en mij richting de grond trok. (…) Hij sloeg mij toen met zijn andere nog een paar keer op mijn gezicht en rechtersleutelbeen. (…)
Opmerking verbalisant: Ik heb van de aangehouden verdachte [verdachte] twee foto-opnamen gemaakt waarop hij staat afgebeeld. Ik zal je deze foto’s nu tonen gemerkt met de nummers D en F. (…) Antwoord aangeefster: De persoon op de foto’s die je mij toonde is degene die mij mishandeld heeft.
2.
De letselrapportage van GGD IJsselland, opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, d.d. 8 mei 2015, pagina 67 t/m 68, voor zover inhoudende de bevindingen van de arts;
“(…) conclusie: lichte hersenschudding en kneuzingen gelaat. (…) kneuzingen rond rechter schouder en sleutelbeen. (…). Letsel veroorzaakt door direct inwerkend stomp en botsend geweld hetgeen zou kunnen passen bij de door SO aangegeven toedracht. (…).”
3.
Het proces-verbaal verhoor aangever van [slachtoffer 4] , van 6 mei 2015, pagina 120 t/m 121, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wat vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Toen die jongen mij sloeg greep mijn vriendin [slachtoffer 6] in. Zij ging tussen mij en die man instaan. (…) Ik zag toen dat die man [slachtoffer 6] bij haar strot vastpakte en met een vuist op haar rechteroog sloeg. [slachtoffer 6] kwam door die slag in haar gezicht te vallen. Zij viel op de grond. Door de val van [slachtoffer 6] trok zij die man mee naar de grond. (…) Tonen foto B met afbeelding van [alias verdachte] (…) Ik zet nu alles op een rijtje. Die [naam] stond bij mij en [slachtoffer 6] moet dan geslagen zijn door die [alias verdachte] . Dat kan bijna niet anders. (…) [slachtoffer 6] kreeg een vuistslag op de wang en haar rechteroog toegediend. (…) [slachtoffer 6] werd door die jongen [alias verdachte] tegen de vlakte gegooid. (…) Hij pakte [slachtoffer 6] bij haar haren en trok [slachtoffer 6] toen naar de grond. [slachtoffer 6] kwam daardoor te vallen op de grond. [slachtoffer 6] viel zoals ik zag hard op de grond. (…).”
4.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris, van 12 mei 2015, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte:
“(…) U vraagt mij of ik op facebook de naam [alias verdachte] gebruik. Ja, dat klopt. (…).”
5.
Het proces-verbaal verhoor aangeefster van [slachtoffer 5] , van 6 mei 2015, pagina 134 t/m 135, voor zover inhoudende, als verklaring van aangeefster:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wat vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Wij zagen dat een jong meisje door een paar buitenlanders half verkracht worden met haar kleren aan. (…) Ik zag dat [slachtoffer 4] , dat is 1 van de jongens die in ons vriendengroepje aanwezig was, naar de jongen toe liep. Ik zag dat [slachtoffer 4] een aantal rake klappen kreeg. (…) Ik ben toen samen met [slachtoffer 6] Deddel, een vriendin van mij op die jongen afgelopen. (…) Ik zag dat hij daarna naar [slachtoffer 6] toe liep. Ik zag dat hij haar over de grond sleurde. (…). Ik ben ook bij deze jongen op de rug gesprongen om [slachtoffer 6] te helpen. Ik heb hem toen met beide handen om zijn nek vastgepakt en waarschijnlijk ook wel gekrabd. (…).”
Feit 6 subsidiair
1.
Het proces-verbaal aangifte en verhoor aangever van [slachtoffer 8] , van 6 mei 2015 en 8 mei 2015, pagina 88 t/m 95, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wat vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Ik zag dat [slachtoffer 4] door die jongen in zijn gezicht geslagen werd. Ik zag vervolgens dat de jongen die [slachtoffer 4] geslagen had naar de op de grond liggend [slachtoffer 6] liep en bij [slachtoffer 6] bleef staan. Direct nadat ik die jongen had weggeduwd kreeg ik van die licht getinte jongen een klap met een vuist in mijn gezicht. Dat deed mij veel pijn en ik kwam te vallen. (…) Ik ben kort daarna even “weggeweest” . Ik bedoel hiermee dat ik kort daarna weer wakker werd. (…) Dezelfde jongen die [slachtoffer 4] heeft geslagen, heeft ook mij neergeslagen. (…) Ik weet nog wel dat hij daarna terug is gekomen en mij heeft getrapt in mijn buik minstens 3 keer, dat kan ik me wel weer herinneren. (…).”
2.
De letselrapportage van GGD IJsselland, opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, d.d. 21 mei 2015, pagina 101 t/m 102, voor zover inhoudende de bevindingen van de arts;
“(…) hoofd. 1/Gebroken neus. Zwelling en pijn scheurwond/barstwond op/ nabij de neus wondje is met huidlijn dichtgemaakt (gehecht) 2/bloeduitstorting onder rechteroog/ ter hoogte van rechter jukbeen. SO is op eigen verzoek voor behandeling van de gebroken neus verwezen naar een KNO-arts in de eigen woonplaats. (…) Letsel past bij toedracht: letsel ontstaan door direct inwerkend stomp botsend geweld hetgeen zou kunnen passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht. (…).”
3.
Het proces-verbaal aangifte en verhoor aangever van [slachtoffer 7] , van 5 en 6 mei 2015, pagina 106 t/m 109, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever:
“(…) Op dinsdag 5 mei 2015 was ik, samen met wat vrienden, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle. (…) Een mij onbekende jongen met een getint uiterlijk pakte op een gegeven moment [slachtoffer 6] vast en wilde haar niet meer los laten. (…) Die man gooide vervolgens [slachtoffer 6] tegen de grond. (…) De dader vertrok toen snel maar kwam na een aantal minuten weer terug. Hij begon toen tegen de nog steeds op de grond zittende [slachtoffer 6] te schreeuwen. (…) [slachtoffer 8] greep toen in door die jongen bij [slachtoffer 6] weg te duwen. [slachtoffer 8] werd daarop door die dader met geweld op de grond gegooid. (…) De dader sloeg vervolgens in op het gezicht van [slachtoffer 8] en de dader trapte [slachtoffer 8] , zoals ik zag, hard in de buik- en maagstreek. Om [slachtoffer 8] te ontzetten heb ik vervolgens ingegrepen. (…) De foto’s waarop de persoon [verdachte] op staat afgebeeld zijn gemerkt met de letter B en D. De foto waarop [naam] staat afgebeeld is voorzien van de letter A. Ik toon je nu deze foto’s. Kun je mij vertellen door wie van de twee je mishandeld bent. (…) Door de persoon op de foto’s B en D. (…) Hij sloeg met zijn gebalde vuisten [slachtoffer 8] vol in het gezicht. Ik heb gezien dat [slachtoffer 8] hier nu een blauw opgezwollen blauw oog van heeft overgehouden. (…).”
4.
Het proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank Overijssel van 1 december 2015, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) Op 5 mei 2015 was ik in Zwolle. (…) De verklaring van [slachtoffer 8] is redelijk correct. Ik heb hem in een reactie geslagen. (…).”