4.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Overwegingen met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 08.955476.14:
feit 1
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 8]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 8] , waaruit blijkt dat aangeefster op 4 februari 2014 in een Kruitvat-filiaal aan de Passage te Veenendaal haar pinpas heeft gebruikt om 11.45 uur en dat aangeefster omstreeks 12.35 uur merkte dat zij haar pinpas miste. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat omstreeks 11.59 uur bij twee verschillende geldautomaten, die dichtbij elkaar zijn gesitueerd, in totaal 1250 euro is opgenomen met de pas van aangeefster.
De camerabeelden van één van deze transacties zijn onderzocht. Daarop wordt medeverdachte [medeverdachte] door verbalisant [verbalisant] herkend, die haar kent in zijn hoedanigheid van wijkagent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens verdachte [verdachte] herkend op de beelden. Deze herkenning vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum omstreeks 11.59 uur geld hebben opgenomen met de pinpas van aangeefster. Nu de tweede transactie op vrijwel hetzelfde tijdstip heeft plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code op dat moment in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de tweede transactie hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transactie te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 9]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 9] , waaruit blijkt dat aangeefster op 28 februari 2014 tussen 15.45 en 16.05 uur bij de Blokker in IJsselstein haar pinpas heeft gebruikt, dat zij vervolgens in getrek en geduw met twee vrouwen met een zigeuneruiterlijk terechtkwam en enige tijd later haar portemonnee met pinpas miste. Uit de aangifte blijkt voorts dat met de pinpas die dag om 16.01 uur een bedrag van 1200 euro bij de Rabobank is opgenomen en om 16.08 uur een bedrag van 50 euro bij de ING bank te IJsselstein.
De camerabeelden van één van deze transacties zijn onderzocht. Daarop wordt medeverdachte [medeverdachte] door verbalisant [verbalisant] herkend, die haar in zijn hoedanigheid van wijkagent kent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens verdachte [verdachte] herkend op de beelden. Deze herkenning vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum om 16.01 uurgeld hebben opgenomen met de pinpas van aangeefster. Nu de tweede transactie kort daarna heeft plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code zeven minuten daarvoor in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de tweede transactie hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transactie te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 10]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 10] , waaruit blijkt dat aangeefster op 7 maart 2014 omstreeks 14.20 uur op de markt te Hoofddorp een bedrag van 20 euro heeft gepind en vervolgens naar de Coolcat is gelopen. Daar merkte zij dat haar portemonnee uit haar schoudertas was verdwenen. Uit de aangifte blijkt dat van de rekening van aangeefster om 14.33 uur een bedrag van 570 euro is opgenomen en om 14.38 uur een bedrag van 250 euro, beide bij de ABN AMRO aan de Nieuweweg 63 te Hoofddorp.
De camerabeelden van één van deze transacties, die van omstreeks 14.33 uur, zijn onderzocht. Daarop worden door verbalisant [verbalisant] twee vrouwen beschreven, die om 14.34.21 uur pinnen bij de ABN AMRO aan de Nieuweweg 63 te Hoofddorp, welk tijdstip overeenkomt met een afschrijving van 570 euro van de rekening van aangeefster. Medeverdachte [medeverdachte] is van de camerabeelden herkend door verbalisant [verbalisant] , die haar in zijn hoedanigheid van wijkagent kent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens verdachte [verdachte] herkend op de beelden. Deze herkenning vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is en het signalement van beide dames dat door verbalisant [verbalisant] op basis van die beelden is gegeven.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum omstreeks 14.33 uur geld hebben opgenomen met de pinpas van aangeefster. Nu de tweede transactie kort daarna heeft plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code vijf minuten daarvoor in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de tweede transactie hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transactie te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 11]
De rechtbank constateert dat het dossier een aangifte van [slachtoffer 11] bevat. Voorts worden beelden beschreven van een camera bij de ABN-AMRO bank en de daarop zichtbare personen worden vergeleken met beelden van personen die bij een soortgelijk misdrijf in Nieuw-Vennep op camerabeelden zichtbaar zouden zijn. De rechtbank kan deze vergelijking niet toetsen, noch op basis van een eigen waarneming tot identificatie komen, nu het dossier geen (foto’s van) beelden van de door aangeefster genoemde pintransacties bevat. Nu het dossier ook overigens geen bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bevat, zal de rechtbank haar van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met betrekking tot aangever[slachtoffer 12]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 12] , waaruit blijkt dat aangever op 14 maart 2014 omstreeks 16.00 uur een boodschap heeft gedaan bij drogisterij Etos te Nieuw-Vennep en daar met zijn bankpas heeft afgerekend. Vervolgens komt hij op de parkeerplaats bij zijn auto in contact met een vrouw, die - ongevraagd - de jas van aangever schoon begint te maken, waarbij aangever zijn jas ook uittrekt. Omstreeks 20.00 uur die dag komt aangever erachter dat hij zijn bankpas niet meer in bezit heeft. Uit de aangifte blijkt dat er diverse bedragen van de rekening zijn afgeschreven, alle tussen 16.14 en 16.26 uur, tot een totaalbedrag van 3.273 euro.
De camerabeelden van (een deel van) deze transacties zijn onderzocht. Daarop worden door verbalisant [verbalisant] twee vrouwen beschreven, die om 16.26 uur pinnen aan de Venneperstraat te Nieuw-Vennep, welk tijdstip overeenkomt met een afschrijving van 250 euro van de rekening van aangever. Deze rechtbank concludeert op basis eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is en met het signalement van beide dames dat door verbalisant [verbalisant] op basis van die beelden is gegeven.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum om omstreeks 16.26 uur geld hebben opgenomen met de pinpas van aangever. Nu de overige vier transacties kort daarvoor hebben plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code 14 minuten na de eerste transactie in ieder geval in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank – gelet op het zeer korte tijdsbestek – eveneens bewezen dat zij de vier eerdere transacties (te weten om: 16.12, 16.14, 16.21 en 16.23 uur) hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transacties te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 13]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 13] , waaruit blijkt dat aangeefster op 11 april 2014 omstreeks 10.45 uur te Maarssen geld heeft gepind en vervolgens naar de Albert Heijn is gegaan, waar haar schoudertas met daarin onder meer twee bankpassen is gestolen. Uit de aangifte blijkt dat die dag om 10.54 uur een bedrag van 1000 euro van de privérekening van aangeefster is gepind bij de geldautomaat van de ABN-AMRO bank te Maarssen. Kort daarna, om 10.55 uur is er bij dezelfde automaat 400 euro gepind van de spaarrekening van aangeefster.
De camerabeelden van (één van) deze transacties zijn onderzocht.
De rechtbank stelt vast dat op de twee foto’s van deze camerabeelden die zich in het dossier bevinden tijdstippen (te weten: 10:39:22 en 10:40:39) staan vermeld die niet corresponderen met de tijdstippen van de geldopnames blijkens de aangifte en de betreffende bankafschriften van aangeefster (te weten: 10:54 en 10:55 uur). De rechtbank stelt vast dat sprake is van een tijdsverschil van 15 tot 16 minuten. Nu enige verklaring voor dit tijdsverschil ontbreekt, zal de rechtbank het betreffende proces-verbaal dat betrekking heeft op deze camerabeelden buiten beschouwing laten. De rechtbank zal – gelet hierop en gelet op het ontbreken van overig bewijs van betrokkenheid van verdachte bij dit feit – verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met betrekking tot aangever[slachtoffer 14]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 14] , waaruit blijkt dat aangever op 30 mei 2014 omstreeks 12.15 bij de Jumbo te Oegstgeest een pinbetaling heeft gedaan. Vervolgens heeft aangever kort nadat hij was thuisgekomen een jonge vrouw met zwart haar in zijn woning binnengelaten, die vertelde dat ze hem kwam interviewen voor school. Deze vrouw heeft met toestemming van aangever zonder diens aanwezigheid de woning bekeken en is op enig moment weer weggegaan. Aangever ontdekte op 3 juni 2014 dat zijn bankpas niet meer in zijn portemonnee zat. Uit de aangifte blijkt dat er vanaf 30 mei 2014 € 2125,78 van de rekening van aangever is gepind. Uit de aangifte en het bij de aangifte gevoegde rekeningafschriftblijkt dat onder meer bij een geldautomaat "Rabo Leiden en Omstreken", en bij [drogisterij 2] te Leiden geld is gepind van de rekening van aangever. Getuige [getuige 1] , werkzaam bij [drogisterij 2] , verklaart dat op 30 mei 2014 twee vrouwen – één met een gezet postuur en de ander met een slank postuur en een spits gezicht – bij haar in de winkel waren en zich nogal gehaast en opvallend gedroegen, omdat ze meerdere malen dezelfde pinpas gebruikten om te betalen. Uit de bij de aangifte overgelegde bankafschriften blijkt dat op 30 mei 2014 om 13:57, 14:00 en tweemaal om 14:04 uur voor een totaalbedrag van € 430,67 is gepind bij [drogisterij 2] .
De camerabeelden van voornoemde transacties zijn onderzocht. De op de beelden zichtbare vrouwen zijn door verbalisant [verbalisant] , in samenwerking met verbalisant [verbalisant] , geïdentificeerd als verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] , aan de hand van vergelijkbare politiefoto's. Deze identificatie vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is en past ook in de – weliswaar summiere – signalementen gegeven door getuige [getuige 1] .
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op 30 mei 2014 omstreeks 13.23 uur geld hebben opgenomen bij de Rabobank Leiden en Omstreken met de pinpas van aangever. Nu alle overige transacties alle op 30 mei 2014 hebben plaatsgevonden (kort) na 13.23 uur, terwijl de pas met bijbehorende code op dat moment in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de overige transacties hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transacties te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat zij tot een bewezenverklaring komt van een bedrag dat € 11,61 lager ligt dan het bedrag dat in de aangifte wordt vermeld, nu aangever dit bedrag blijkens zijn aangifte zelf heeft gepind bij de Jumbo.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 15]
De rechtbank constateert dat het dossier een aangifte van [slachtoffer 15] bevat, waarin zij verklaart dat zij op 6 juni 2015 haar boodschappen heeft afgerekend bij de Albert Heijn te Leiderdorp. Daar wordt zij door een Oost-Europees uitziende vrouw aangesproken. Ongeveer twee uur later komt aangeefster erachter dat haar pinpas weg is en blijkt dat er meerdere geldbedragen van haar rekening zijn afgeschreven. Het dossier bevat daarnaast beelden van de betreffende Albert Heijn en een proces-verbaal van bevindingen, waarin deze beelden worden beschreven. De rechtbank constateert dat op basis van voornoemde bevindingen weliswaar twee vrouwen als verdachte in beeld komen, maar dat het dossier evenwel geen beelden van de door aangeefster genoemde pintransacties bevat. Nu het dossier ook overigens geen bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het wegnemen van de tenlastegelegde geldbedragen bevat, zal de rechtbank haar van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 16]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 16] , waaruit blijkt dat aangeefster op 11 juni 2014 omstreeks 14.15 uur bij de Dekamarkt te Apeldoorn heeft gepind en dat zij vervolgens op weg naar haar auto het gevoel krijgt dat zij door personen wordt opgejaagd. Bij de auto wordt zij door een vrouw aangesproken die haar de weg naar het ziekenhuis vraagt. Vervolgens rijdt ze in haar auto naar huis en merkt daar dat het portier aan de bijrijderszijde, waar zij haar handtas met daarin haar bankpas had neergelegd, niet goed dicht zit. Omstreeks 17.00 uur wordt aangeefster gebeld door de fraudeafdeling van de ING bank en krijgt aangeefster te horen dat er grote bedragen van haar rekening zijn opgenomen. Het betreffen meerdere transacties, waarbij in totaal ruim 3100 euro van de rekening van aangeefster is afgeschreven. Aangeefster geeft aan dat zij – naar aanleiding van betalingen met haar gestolen pinpas bij supermarkt Nico de Wit op 11 juni 2014 – de camerabeelden van supermarkt Nico de Wit van die dag heeft bekeken en op de beelden tussen 15:12 en 15:14 uur de vrouw herkent die haar bij haar auto heeft aangesproken.
De camerabeelden van supermarkt Nico de Wit zijn onderzocht. Daarop wordt medeverdachte [medeverdachte] door verbalisant [verbalisant] , die haar in zijn hoedanigheid van wijkagent kent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde, herkend. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens verdachte [verdachte] herkend op de beelden.
De rechtbank stelt evenwel vast dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte en de medeverdachte ook de personen zijn geweest die de betreffende geldtransacties hebben verricht. Zo blijkt uit de foto van de camerabeelden van Nico de Wit niet dat verdachte en de medeverdachte op 11 juni 2014 omstreeks 15:12 en/of omstreeks 15:14 uur pintransacties hebben verricht bij supermarkt Nico de Wit. Nu het dossier ook overigens geen bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit blijkt zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachte ten aanzien van de onder 1 bewezenverklaarde feiten telkens samen op de in het dossier gevoegde camerabeelden zijn herkend en dat uit de bewijsmiddelen ten aanzien van verschillende aangevers telkens is gebleken dat twee vrouwen bij de voorbereiding betrokken waren en/of dat de beide verdachten onderling contact hadden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voor elk van de onder 1 bewezenverklaarde feiten komen vast te staan dat verdachte telkens in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld.
feit 2 en 3
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal haar daarvan vrijspreken.
feit 4
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 3] , waaruit blijkt dat zij na een bezoek aan de Albert Heijn te Oegstgeest op 30 mei 2014 merkt dat zij een mapje met daarin een ING bankpas, 200 euro, een ID-kaart en een rijbewijs mist. Aangeefster verklaart dat zij op meerdere momenten gedurende het boodschappen doen op tamelijk ongebruikelijke wijze met twee vrouwen in aanraking is gekomen. Het dossier bevat daarnaast beelden van de Albert Heijn en een proces-verbaal van bevindingen met een beschrijving van die beelden. Op de beelden worden twee vrouwen waargenomen, die zich in de nabijheid van aangeefster hebben bevonden en die - uiteindelijk - door verbalisant [verbalisant] worden geïdentificeerd als verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde omstandigheden weliswaar vragen oproepen, maar dat moet worden geconstateerd dat aangeefster niet heeft gezien wie haar mapje met inhoud heeft weggenomen en dat ook op de camerabeelden geen wegnemingshandeling zichtbaar is. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal haar daarvan vrijspreken.
feit 5
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 4] , waarin wordt gerelateerd dat zij in de middag van 3 juni 2014 in de Blokker te Heemstede een pinbetaling heeft gedaan en daarna in haar woning tussen 14.00 uur en 14.30 uur een meisje heeft binnengelaten, dat - naar zij vertelde - een scriptie wilde schrijven over het leven van ouderen. De aangifte bevat een signalement van dit meisje en vermeldt bovendien dat het meisje (onder meer) appeltaartpunten van de Albert Heijn had meegebracht. Later op de avond merkte aangeefster dat haar pinpassen weg zijn. Er blijkt van haar rekening gepind te zijn onder meer bij de Rabobank te Heemstede en om 20.24 uur bij Q-park te Amsterdam.
Er is onderzoek gedaan naar camerabeelden bij de betreffende Blokker, bij een nabijgelegen Albert Heijn en bij voornoemde Q-park te Amsterdam. Uit de bevindingen bij de Blokker blijkt dat op het moment dat aangeefster bij de Blokker aan het pinnen was zich twee vrouwen in haar nabijheid bevonden. Van beide vrouwen is een signalement opgenomen in het proces-verbaal. De rechtbank stelt vast dat het door de verbalisant gegeven signalement van één van hen qua uiterlijke kenmerken en kleding grotendeels overeenkomt met het door aangeefster gegeven signalement.
Onderzoek naar camerabeelden bij een Albert Heijn in de nabije omgeving van de Blokker waar aangeefster heeft gepind, tonen dat omstreeks 13.30 uur door een vrouw gebak wordt gekocht. Ook deze vrouw vertoont qua signalement (uiterlijk en kleding) grote overeenkomsten met de door aangeefster beschreven vrouw.
Uit de bevindingen bij Q-park blijkt voorts dat om 20.24 uur - het tijdstip waarop bij aangeefster een bedrag van de rekening wordt afgeschreven bij Q-park - een vrouw bij de betaalautomaat staat en een pincode intoetst. Ook van deze vrouw wordt een signalement gegeven, dat qua uiterlijke kenmerken overeenkomt met die van aangeefster en die van de vrouw die op de camerabeelden bij de Blokker en de Albert Heijn is waargenomen. Daarna wordt op de beelden gezien dat zij - met een man en een jongetje - in een personenauto met kenteken [kenteken] stapt, welke auto vanaf 12 mei 2014 door verdachte blijkt te zijn gehuurd.
De rechtbank heeft verdachte ter terechtzitting gezien en haar vergeleken met enkele stills van voornoemde camerabeelden, die zich in het dossier bevinden. De rechtbank constateert dat verdachte qua postuur, vorm van het gezicht, haarkleur en haardracht, sterk lijkt op de vrouw op deze stills.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de persoon op de beelden is, dat zij de persoon is die bij aangeefster in de woning is geweest en dat zij degene is die bij de Q-park een pintransactie met de pas van aangeefster heeft verricht.
Nu aangeefster omstreeks 13.30 uur nog in het bezit was van haar pinpas, terwijl daarmee om 14.20 uur is gepind bij de Rabobank - een tijdstip dat goed kan passen bij het bezoek van verdachte aan aangeefster - en nu de pas en de bijbehorende code diezelfde avond in bezit waren van verdachte, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte de transactie om 14.20 uur heeft uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transactie te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande en op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft gedaan.
Overwegingen met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 08.730353.14:
feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de Albert Heijn te Ommen aan de [adres 1] op heterdaad is aangehouden. Nadat door aangever [naam 1] en getuige [getuige 2] op camerabeelden is waargenomen dat zij en een andere vrouw goederen in hun tas stopten, heeft [naam 1] op de winkelvloer gezien dat verdachte deze goederen bij het passeren van de kassa niet had afgerekend. In de tas van verdachte is ondergoed aangetroffen en bij medeverdachte [medeverdachte] zijn dvd's en tubes bodyscrub aangetroffen. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat zij zich aan diefstal heeft schuldig gemaakt. Op grond van het winkelgedrag van verdachte, zoals dat door getuige [getuige 2] aan de hand van de camerabeelden wordt beschreven, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld. Uit die beschrijving volgt immers dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de winkel binnen gaat, dat beide dames met een open tas lopen waar zij beiden goederen in doen, dat zij het merendeel van de tijd gezamenlijk door de winkel lopen en elkaar daarbij kennelijk afschermen, en dat zij vervolgens ieder een afzonderlijke kassa kiezen en een aantal goederen niet afrekenen. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
De rechtbank constateert dat tussen het tijdstip van de mogelijke diefstal van een blouse bij de winkel ' [kledingwinkel 1] ' en het tijdstip waarop een soortgelijke blouse wordt aangetroffen in een door verdachte [verdachte] gehuurde auto een aanzienlijk tijdsverloop (te weten: één week) is geweest. Het aantreffen van deze blouse is op zichzelf reden voor een verdenking van diefstal. Nu echter op basis van het dossier niet kan worden geconcludeerd dat verdachte, dan wel medeverdachte [medeverdachte] deze blouse heeft weggenomen uit de winkel, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het onder 2 ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
feit 3
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 17] , betreffende de diefstal van pantykousen uit de winkel " [kledingwinkel 2] " op 1 juli 2014. In een door verdachte gehuurde auto zijn pantykousen aangetroffen en verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekend dat zij deze gestolen heeft. De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen de onder 3 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen met een - onbekend gebleven - ander, gelet op de door aangeefster beschreven camerabeelden, waaruit blijkt dat twee vrouwen gezamenlijk de winkel in lopen, dat zij samen door de winkel lopen en dat zij beiden panty's in hun tassen stoppen.
feit 4
Het dossier bevat een aangifte van [naam 2] , betreffende de diefstal van pakjes geurtabletten/geurkaarsen uit de [drogisterij 1] op 1 juli 2014. In een door verdachte gehuurde auto zijn geurtabletten aangetroffen en verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekend dat zij deze gestolen heeft. De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen de onder 4 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte op dit punt vrijspreken
Overwegingen met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 08.730450.14:
feiten 1 en 2
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 6] , waaruit blijkt dat hij op 13 mei 2014 omstreeks 15.45 uur nog in het bezit was van zijn pinpas. Kort nadat hij op de parkeerplaats aan de Dreiumme te Warnsveld door twee - hem onbekende - vrouwen is aangesproken, blijkt dat aangever zijn pinpas mist. Wanneer aangever zijn pinpas laat blokkeren, blijkt dat in korte tijd, tussen 15.50 uur en 16.46 uurgrote bedragen, (in totaal 2111,26 euro) van zijn bankrekening zijn afgeschreven. Er is onder andere gepind bij de Gall&Gall, de Etos en de Albert Heijn en bij een Rabobank-filiaal te Zutphen. Van deze bedrijven zijn beelden van de beveiligingscamera's opgevraagd en onderzocht. Daarop worden door verbalisant [verbalisant] en verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] telkens dezelfde twee vrouwen waargenomen.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met één van de vrouwen die op deze beelden zichtbaar is. Daarnaast hebben twee afzonderlijke getuigen, een medewerker van de Gall&Gall en een medewerkster van de Albert Heijn, verklaard dat twee vrouwen op 13 mei 2014, omstreeks 16.30 respectievelijk 16.45 uur - derhalve in de korte tijdsspanne dat geldbedragen van de rekening van aangever werden afgeschreven - meerdere pintransacties hebben uitgevoerd om alcoholhoudende dranken respectievelijk sigaretten te kopen. De bedragen die bij Gall&Gall omstreeks voornoemde tijdstippen zijn gepind en van de rekening van aangever zijn afgeschreven, komen globaal overeen met het bedrag dat deze vrouwen aan alcoholische dranken hebben uitgegeven. De bedragen die bij de Albert Heijn door deze vrouwen zijn uitgegeven aan sigaretten komen exact overeen met de bedragen die van de rekening van aangever worden afgeschreven.Beide getuigen hebben een signalement gegeven van deze vrouwen. De rechtbank heeft verdachte ter terechtzitting gezien en constateert dat zij sterke gelijkenissen vertoont met het signalement dat door beide afzonderlijke getuigen van één van deze vrouwen wordt gegeven.
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte één van de vrouwen is geweest die op de bewuste datum en tijdstippen geldbedragen hebben opgenomen bij de Gall&Gall, de Albert Heijn, de Etos en de Rabobank met de pinpas van aangever.
Nu de overige transacties alle binnen het tijdsbestek van één uur hebben plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code op dat moment in bezit waren van verdachte en haar mededader, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij deze overige transacties hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transacties te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met een tweede - niet geïdentificeerde - vrouw de pinpas van aangever gebruikt om geldbedragen weg te nemen. Deze samenwerking blijkt uit het gegeven dat op de beelden telkens dezelfde twee vrouwen zichtbaar zijn en dat zij, blijkens de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] , gezamenlijk de winkel binnenkwamen en verlieten, dat zij de pinpas onderling uitwisselden en dat zij met elkaar communiceerden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De navolgende bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.