ECLI:NL:RBOVE:2015:5746

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 december 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
08.955475.14, 08.730354.14 (+ tul 22.000857.11 en 05.840623.13) en 08.730449.14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor meerdere diefstallen en bankpasfraude

Op 29 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige vrouw uit Amsterdam, die samen met een medeverdachte betrokken was bij meerdere diefstallen en bankpasfraude. De vrouw werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 7 weken voorwaardelijk, omdat zij in de proeftijd van een eerdere veroordeling opnieuw in de fout was gegaan. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan een winkeldiefstal in Ommen en aan het pinnen van geldbedragen met de bankpassen van anderen. De feiten vonden plaats tussen februari en juni 2014, waarbij de vrouw en haar medeverdachte op slinkse wijze geldbedragen van verschillende slachtoffers hadden ontvreemd. De rechtbank achtte de bewezen dat de vrouw in nauwe en bewuste samenwerking met haar medeverdachte had gehandeld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers, die zich onveilig voelden door de gepleegde delicten. De vordering van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de schade die door haar handelen was veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.955475.14, 08.730354.14 (+ tul 22.000857.11 en 05.840623.13) en 08.730449.14 (P)
Datum vonnis: 29 december 2015
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Nieuwersluis (HvB).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 september 2014, 11 juni 2015, 6 oktober 2015 en 15 december 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Leunk en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting van 11 juni 2015 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08.955475.14, 08.730354.14 en 08.730449.14 tegen de verdachte aangebrachte zaken.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14
feit 1:in de periode van 4 februari 2014 tot en met 11 juni 2014 samen met een ander van negen verschillende mensen in verschillende plaatsen geldbedragen heeft gestolen;
feit 2:op 25 april 2014 te Vleuten samen met een ander sieraden van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 3:op 25 april 2014 te Utrecht samen met een ander een portemonnee met inhoud van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
feit 4:op 30 mei 2014 te Oegstgeest samen met een ander een mapje, inhoudende een bankpas, 200 euro, een ID-kaart en/of een rijbewijs van [slachtoffer 3] heeft gestolen;
in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14:
feit 1:op 1 juli 2014 te Ommen samen met een ander DVD's en ondergoed en tubes body scrub uit [supermarkt 1] heeft gestolen;
feit 2:op 1 juli 2014 te Rijssen samen met een ander een blouse heeft gestolen uit ' [kledingwinkel 1] ';
feit 3:op 1 juli 2014 te Rijssen samen met een ander panty's heeft gestolen uit ' [kledingwinkel 2] ';
feit 4:op 1 juli 2014 te Rijssen samen met een ander pakjes geurtabletten heeft gestolen van [drogisterij 1] ;
in de dagvaarding met parketnummer 08.730449.14
feit 1:op 13 mei 2014 te Warnsveld samen met een ander een pinpas van [slachtoffer 4] heeft gestolen;
feit 2:op 13 mei 2014 in de gemeente Zutphen samen met een ander een geldbedrag van [slachtoffer 4] heeft gestolen;
feit 3:op 10 mei 2014 te Hengelo samen met een ander een tas met inhoud van [slachtoffer 5] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte:
in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14, dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2014 tot en met 11 juni 2014, in de gemeente Veenendaal en/of in de gemeente IJsselstein en/of te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer en/of te Nieuw Vennep in de gemeente Haarlemmermeer en/of te Maarssen in de gemeente Stichtse Vecht en/of in de ggemeente Oegstgeest en/of in de gemeente Leiden en/of te Roelofarendsveen in de gemeente Kaag en Braassem en/of in de gemeente Leiderdorp en/of in de gemeente Apeldoorn en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pin-, geld- en/of betaalautomaat heeft weggenomen de/het hierna te noemen geldbedrag(en), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en wel:
een geldbedrag van 1.000 euro en/of een geldbedrag van 250 euro, in elk geval (een) geld(bedrag/bedragen) tot een totaal van 1.250 euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , en/of
een geldbedrag van 1.200 euro en/of een geldbedrag van 50 euro, in elk geval (een) geld(bedrag/bedragen) tot een totaal van 1.250 euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , en/of
een geldbedrag van 570 euro en/of een geldbedrag van 250 euro, in elk geval (een) geld(bedrag/bedragen) tot een totaal van 820 euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , en/of
een geldbedrag van 930 euro, 1.009 euro, 1.009 euro, 250 euro, 100 euro en/of 100 euro, in elk geval (een) geld(bedrag/bedragen) tot een totaal van 3.398 euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , en/of
een geldbedrag van 1.000 euro, 1.009 euro, 1.009 euro, 250 euro en/of 5 euro, in elk geval (een) geld(bedrag/bedragen) tot een totaal van 3.273 euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , en/of
een geldbedrag van 1.000 euro en/of een geldbedrag van 400 euro, in elk geval (een) geld(bedrag/bedragen) tot een totaal van 1.400 euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , en/of
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van 2.125,78 euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , en/of
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van 3.867,98 euro, althans enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13] , en/of
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van 3.100 euro, althans enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14] ,
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende code op naam van die [slachtoffers] );
2.
zij op of omstreeks 25 april 2014, te Vleuten in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op of aan het Alenveltpark (nummer 302) heeft weggenomen een of meer (gouden en/of zilveren) ring(en), een of meer (gouden en/of zilveren) ketting(en), een broche en/of een (gouden) hanger in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
3.
zij op of omstreeks 25 april 2014, in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/althans (inhoudende) (ongeveer) 80 euro, een of meer bankpas(sen) en/of een staatsloterijlot, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
4.
zij op of omstreeks 30 mei 2014, in de gemeente Oegstgeest, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mapje en/of (inhoudende) een bankpas, 200 euro, een ID-kaart en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14, dat:
1.
zij op of omstreeks 01 juli 2014 te Ommen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel op/aan de [adres 1] heeft weggenomen drie (3), althans één of meer DVD's en/of zes (6), althans één of meer stuks ondergoed en/of twee (2), althans één of meer tubes body scrub, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt 1] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
2.
zij op of omstreeks 01 juli 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel op/aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een blouse, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [kledingwinkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
3.
zij op of omstreeks 01 juli 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel op/aan [adres 3] ) heeft weggenomen één of meer panty's en/of één of meer kousen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 15] en/of " [kledingwinkel 2] ", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
4.
zij op of omstreeks 01 juli 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel op/aan de [adres 4] ) heeft weggenomen 10, althans één of meer pakjes geurtabletten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [drogisterij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
in de dagvaarding met parketnummer 08.730449.14, dat:
1.
zij op of omstreeks 13 mei 2014 te Warnsveld, gemeente Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
2.
zij op één of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 13 mei 2014 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) in/uit/middels één of meer geldautomaten en/of pintransacties heeft weggenomen één of meer geldbedragen (in totaal 2111,26 euro), in elk geval enig goed/geld, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
zij op of omstreeks 10 mei 2014 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of een ID kaart en/of één of meer pasjes en/of één of meer bankbiljetten en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De beoordeling van het bewijs

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De
officier van justitieheeft, zakelijk weergegeven, gevorderd:
- in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14: vrijspraak van de feiten 2 en 3 en veroordeling voor de feiten 1 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14: veroordeling voor feiten 1, 2, 3 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730449.14: vrijspraak van feit 3 en veroordeling voor de feiten 1 en 2;
- ten aanzien van voornoemde bewezen geachte feiten een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummers 22.000857.11 en 05.840623.13;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]tot een bedrag van € 1400,00 en
niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering voor het overige;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]tot een bedrag van
€ 407,50 en niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering voor het
overige;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 14]tot een bedrag van € 150,00
en niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering voor het overige;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in de vordering.
De
raadsmanheeft met betrekking tot het ten laste gelegde, zakelijk weergegeven, de volgende standpunten ingenomen:
- in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14:
- met betrekking tot feit 1:
- vrijspraak met betrekking tot de feiten inzake aangevers: [slachtoffer 7] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] ;
- referte met betrekking tot de feiten inzake aangevers [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 9] ;
- vrijspraak van de feiten 2, 3 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14: vrijspraak van de feiten 1, 2, 3 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730449.14: vrijspraak van de feiten 1, 2 en 3.
Met betrekking tot een eventueel op te leggen straf heeft de raadsman bepleit dat de eis van de officier van justitie veel te fors is. De raadsman heeft betoogd dat, in het geval van een bewezenverklaring, een (veel) kortere gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel is aangewezen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van behandeling en het volgen van cursussen.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat, voor zover vrijspraak is bepleit, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen en heeft zich voor het overige ten aanzien van de vorderingen aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Overwegingen met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14:
feit 1
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 6]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 6] , waaruit blijkt dat aangeefster op 4 februari 2014 in een Kruitvat-filiaal aan de Passage te Veenendaal haar pinpas heeft gebruikt om 11.45 uur en dat aangeefster omstreeks 12.35 uur merkte dat zij haar pinpas miste. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat omstreeks 11.59 uur bij twee verschillende geldautomaten, die dichtbij elkaar zijn gesitueerd, in totaal 1250 euro is opgenomen met de pas van aangeefster.
De camerabeelden van één van deze transacties zijn onderzocht. Daarop wordt verdachte door verbalisant [verbalisant] herkend, die verdachte in zijn hoedanigheid van wijkagent kent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde. Deze herkenning vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens medeverdachte [medeverdachte] herkend op de beelden.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum omstreeks 11.59 uur geld hebben opgenomen met de pinpas van aangeefster. Nu de tweede transactie op vrijwel hetzelfde tijdstip heeft plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code op dat moment in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de tweede transactie hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transactie te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 7]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 7] , waaruit blijkt dat aangeefster op 28 februari 2014 tussen 15.45 en 16.05 uur bij de Blokker in IJsselstein haar pinpas heeft gebruikt, dat zij vervolgens in getrek en geduw met twee vrouwen met een zigeuneruiterlijk terechtkwam en enige tijd later haar portemonnee met pinpas miste. Uit de aangifte blijkt voorts dat met de pinpas die dag om 16.01 uur een bedrag van 1200 euro bij de Rabobank is opgenomen en om 16.08 uur een bedrag van 50 euro bij de ING bank te IJsselstein.
De camerabeelden van één van deze transacties zijn onderzocht. Daarop wordt verdachte door verbalisant [verbalisant] herkend, die verdachte in zijn hoedanigheid van wijkagent kent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde. Deze herkenning vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens medeverdachte [medeverdachte] herkend op de beelden.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum om 16.01 uur [1] geld hebben opgenomen met de pinpas van aangeefster. Nu de tweede transactie kort daarna heeft plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code zeven minuten daarvoor in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de tweede transactie hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transactie te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 8]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 8] , waaruit blijkt dat aangeefster op 7 maart 2014 omstreeks 14.20 uur op de markt te Hoofddorp een bedrag van 20 euro heeft gepind en vervolgens naar de Coolcat is gelopen. Daar merkte zij dat haar portemonnee uit haar schoudertas was verdwenen. Uit de aangifte blijkt dat van de rekening van aangeefster om 14.33 uur een bedrag van 570 euro is opgenomen en om 14.38 uur een bedrag van 250 euro, beide bij de ABN AMRO aan de Nieuweweg 63 te Hoofddorp.
De camerabeelden van één van deze transacties, die van omstreeks 14.33 uur, zijn onderzocht. Daarop worden door verbalisant [verbalisant] twee vrouwen beschreven, die om 14.34.21 uur pinnen bij de ABN AMRO aan de Nieuweweg 63 te Hoofddorp, welk tijdstip overeenkomt met een afschrijving van 570 euro van de rekening van aangeefster. Verdachte is van de camerabeelden herkend door verbalisant [verbalisant] , die verdachte kent in zijn hoedanigheid van wijkagent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde. Deze herkenning vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is en het signalement van beide dames dat door verbalisant [verbalisant] op basis van die beelden is gegeven. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens medeverdachte [medeverdachte] herkend op de beelden.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum omstreeks 14.33 uur geld hebben opgenomen met de pinpas van aangeefster. Nu de tweede transactie kort daarna heeft plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code vijf minuten daarvoor in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de tweede transactie hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transactie te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 9]
De rechtbank constateert dat het dossier een aangifte van [slachtoffer 9] bevat. Voorts worden beelden beschreven van een camera bij de ABN-AMRO bank en de daarop zichtbare personen worden vergeleken met beelden van personen die bij een soortgelijk misdrijf in Nieuw-Vennep op camerabeelden zichtbaar zouden zijn. De rechtbank kan deze vergelijking niet toetsen, noch op basis van een eigen waarneming tot identificatie komen, nu het dossier geen (foto’s van) beelden van de door aangeefster genoemde pintransacties bevat. Nu het dossier ook overigens geen bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bevat, zal de rechtbank haar van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met betrekking tot aangever[slachtoffer 10]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 10] , waaruit blijkt dat aangever op 14 maart 2014 omstreeks 16.00 uur een boodschap heeft gedaan bij drogisterij Etos te Nieuw-Vennep en daar met zijn bankpas heeft afgerekend. Vervolgens komt hij op de parkeerplaats bij zijn auto in contact met een vrouw, die - ongevraagd - de jas van aangever schoon begint te maken, waarbij aangever zijn jas ook uittrekt. Omstreeks 20.00 uur die dag komt aangever erachter dat hij zijn bankpas niet meer in bezit heeft. Uit de aangifte blijkt dat er diverse bedragen van de rekening zijn afgeschreven, alle tussen 16.14 en 16.26 uur, tot een totaalbedrag van 3.273 euro.
De camerabeelden van (een deel van) deze transacties zijn onderzocht. Daarop worden door verbalisant [verbalisant] twee vrouwen beschreven, die om 16.26 uur pinnen aan de Venneperstraat te Nieuw-Vennep, welk tijdstip overeenkomt met een afschrijving van 250 euro van de rekening van aangever. Deze rechtbank concludeert op basis eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is en het signalement van beide dames dat door verbalisant [verbalisant] op basis van die beelden is gegeven.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op de bewuste datum om omstreeks 16.26 uur geld hebben opgenomen met de pinpas van aangever. Nu de overige vier transacties kort daarvoor hebben plaatsgevonden en de pas met bijbehorende code 14 minuten na de eerste transactie in ieder geval in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank – gelet op het zeer korte tijdsbestek – eveneens bewezen dat zij de vier eerdere transacties (te weten om: 16.12, 16.14, 16.21 en 16.23 uur) hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transacties te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 11]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 11] , waaruit blijkt dat aangeefster op 11 april 2014 omstreeks 10.45 uur te Maarssen geld heeft gepind en vervolgens naar de [supermarkt 2] is gegaan, waar haar schoudertas met daarin onder meer twee bankpassen is gestolen. Uit de aangifte blijkt dat die dag om 10.54 uur een bedrag van 1000 euro van de privérekening van aangeefster is gepind bij de geldautomaat van de ABN-AMRO bank te Maarssen. Kort daarna, om 10.55 uur is er bij dezelfde automaat 400 euro gepind van de spaarrekening van aangeefster.
De camerabeelden van (één van) deze transacties zijn onderzocht.
De rechtbank stelt vast dat op de twee foto’s van deze camerabeelden die zich in het dossier bevinden tijdstippen (te weten: 10:39:22 en 10:40:39) staan vermeld die niet corresponderen met de tijdstippen van de geldopnames blijkens de aangifte en de betreffende bankafschriften van aangeefster (te weten: 10:54 en 10:55 uur). De rechtbank stelt vast dat sprake is van een tijdsverschil van 15 tot 16 minuten. Nu enige verklaring voor dit tijdsverschil ontbreekt, zal de rechtbank het betreffende proces-verbaal dat betrekking heeft op deze camerabeelden buiten beschouwing laten. De rechtbank zal – gelet hierop en gelet op het ontbreken van overig bewijs van betrokkenheid van verdachte bij dit feit – verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met betrekking tot aangever[slachtoffer 12]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 12] , waaruit blijkt dat aangever op 30 mei 2014 omstreeks 12.15 bij de Jumbo te Oegstgeest een pinbetaling heeft gedaan. Vervolgens heeft aangever kort nadat hij was thuisgekomen een jonge vrouw met zwart haar in zijn woning binnengelaten, die vertelde dat ze hem kwam interviewen voor school. Deze vrouw heeft met toestemming van aangever zonder diens aanwezigheid de woning bekeken en is op enig moment weer weggegaan. Aangever ontdekte op 3 juni 2014 dat zijn bankpas niet meer in zijn portemonnee zat. Uit de aangifte blijkt dat er vanaf 30 mei 2014 € 2125,78 van de rekening van aangever is gepind. Uit de aangifte en het bij de aangifte gevoegde rekeningafschrift [2] blijkt dat onder meer bij een geldautomaat "Rabo Leiden en Omstreken", en bij [drogisterij 2] te Leiden geld is gepind van de rekening van aangever. Getuige [getuige 1] , werkzaam bij [drogisterij 2] , verklaart dat op 30 mei 2014 twee vrouwen – een met een gezet postuur en de ander met een slank postuur en een spits gezicht – bij haar in de winkel waren geweest die zich nogal gehaast en opvallend gedroegen, omdat ze meerdere malen dezelfde pinpas gebruikten om te betalen. Uit de bij de aangifte overgelegde bankafschriften blijkt dat op 30 mei 2014 om 13:57, 14:00 en tweemaal om 14:04 uur voor een totaalbedrag van € 430,67 is gepind bij [drogisterij 2] .
De camerabeelden van voornoemde transacties zijn onderzocht. De op de beelden zichtbare vrouwen zijn door verbalisant [verbalisant] , in samenwerking met verbalisant [verbalisant] , geïdentificeerd als verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] , aan de hand van vergelijkbare politiefoto's. Deze identificatie vindt steun in de eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte sterke gelijkenis vertoont met de persoon die op de in het dossier gevoegde beelden zichtbaar is en past ook in de – weliswaar summiere – signalementen gegeven door getuige [getuige 1] ..
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte de personen zijn geweest die op 30 mei 2014 omstreeks 13:23 uur geld hebben opgenomen bij de Rabobank Leiden en Omstreken met de pinpas van aangever. Nu alle overige transacties op 30 mei 2014 hebben plaatsgevonden (kort) na 13:23 uur, terwijl de pas met bijbehorende code op dat moment in bezit waren van de verdachten, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij de overige transacties hebben uitgevoerd. Een alternatief scenario om deze transacties te verklaren is geenszins aannemelijk en is evenmin door de verdediging aangevoerd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat zij tot een bewezenverklaring komt van een bedrag dat € 11,61 lager ligt dan het bedrag dat in de aangifte wordt vermeld, nu aangever dit bedrag blijkens zijn aangifte zelf heeft gepind bij de Jumbo.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 13]
De rechtbank constateert dat het dossier een aangifte van [slachtoffer 13] bevat, waarin zij verklaart dat zij op 6 juni 2015 haar boodschappen heeft afgerekend bij de [supermarkt 2] te Leiderdorp. Daar wordt zij door een Oost-Europees uitziende vrouw aangesproken. Ongeveer twee uur later komt aangeefster erachter dat haar pinpas weg is en blijkt dat er meerdere geldbedragen van haar rekening zijn afgeschreven. Het dossier bevat daarnaast beelden van de betreffende [supermarkt 2] en een proces-verbaal van bevindingen, waarin deze beelden worden beschreven. De rechtbank constateert dat op basis van voornoemde bevindingen weliswaar twee vrouwen als verdachten in beeld komen, maar dat het dossier evenwel geen beelden van de door aangeefster genoemde pintransacties bevat. Nu het dossier ook overigens geen bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het wegnemen van de tenlastegelegde geldbedragen bevat, zal de rechtbank haar van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met betrekking tot aangeefster[slachtoffer 14]
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 14] , waaruit blijkt dat aangeefster op 11 juni 2014 omstreeks 14.15 uur bij de Dekamarkt te Apeldoorn heeft gepind en dat zij vervolgens op weg naar haar auto het gevoel krijgt dat zij door personen wordt opgejaagd. Bij de auto wordt zij door een vrouw aangesproken die haar de weg naar het ziekenhuis vraagt. Vervolgens rijdt ze in haar auto naar huis en merkt daar dat het portier aan de bijrijderszijde, waar zij haar handtas met daarin haar bankpas had neergelegd, niet goed dicht zit. Omstreeks 17.00 uur wordt aangeefster gebeld door de fraudeafdeling van de ING bank en krijgt aangeefster te horen dat er grote bedragen van haar rekening zijn opgenomen. Het betreffen meerdere transacties, waarbij in totaal ruim 3100 euro van de rekening van aangeefster is afgeschreven. Aangeefster geeft aan dat zij – naar aanleiding van betalingen met haar gestolen pinpas bij supermarkt Nico de Wit op 11 juni 2014 – de camerabeelden van supermarkt Nico de Wit van die dag heeft bekeken en op de beelden tussen 15:12 en 15:14 uur de vrouw herkent die haar bij haar auto heeft aangesproken.
De camerabeelden van supermarkt Nico de Wit zijn onderzocht. Daarop wordt verdachte door verbalisant [verbalisant] , die verdachte kent in zijn hoedanigheid van wijkagent van onder andere huisbezoeken die hij bij haar aflegde, herkend. Op basis van een vergelijking met politiefoto's wordt door verbalisant [verbalisant] eveneens medeverdachte [medeverdachte] herkend op de beelden.
De rechtbank stelt evenwel vast dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte en de medeverdachte ook de personen zijn geweest die de betreffende geldtransacties hebben verricht. Zo blijkt uit de foto van de camerabeelden van Nico de Wit niet dat verdachte en de medeverdachte op 11 juni 2014 omstreeks 15:12 en/of omstreeks 15:14 uur pintransacties hebben verricht bij supermarkt Nico de Wit. Nu het dossier ook overigens geen bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit blijkt zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachte ten aanzien van de onder 1 bewezenverklaarde feiten telkens samen op de in het dossier gevoegde camerabeelden zijn herkend en dat uit de bewijsmiddelen ten aanzien van verschillende aangevers telkens is gebleken dat twee vrouwen bij de voorbereiding betrokken waren en/of dat de beide verdachten onderling contact hadden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voor elk van de onder 1 bewezenverklaarde feiten komen vast te staan dat verdachte telkens in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld.
feit 2 en 3
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal haar daarvan vrijspreken.
feit 4
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 3] , waaruit blijkt dat zij na een bezoek aan de [supermarkt 2] te Oegstgeest op 30 mei 2014 merkt dat zij een mapje met daarin een ING bankpas, 200 euro, een ID-kaart en een rijbewijs mist. Aangeefster verklaart dat zij op meerdere momenten gedurende het boodschappen doen op tamelijk ongebruikelijke wijze met twee vrouwen in aanraking is gekomen. Het dossier bevat daarnaast beelden van de [supermarkt 2] en een proces-verbaal van bevindingen met een beschrijving van die beelden. Op de beelden worden twee vrouwen waargenomen, die zich in de nabijheid van aangeefster hebben bevonden en die - uiteindelijk - door verbalisant [verbalisant] worden geïdentificeerd als verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde omstandigheden weliswaar vragen oproepen, maar dat moet worden geconstateerd dat aangeefster niet heeft gezien wie haar mapje met inhoud heeft weggenomen en dat ook op de camerabeelden geen wegnemingshandeling zichtbaar is. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal haar daarvan vrijspreken.
Overwegingen met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14:
feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de [supermarkt 2] te Ommen aan de [adres 1] op heterdaad is aangehouden. Nadat door aangever [naam 1] en getuige [getuige 2] op camerabeelden is waargenomen dat zij en een andere vrouw goederen in hun tas stopten, heeft [naam 1] op de winkelvloer gezien dat verdachte deze goederen bij het passeren van de kassa niet had afgerekend. In de tas van verdachte zijn dvd's en tubes bodyscrub aangetroffen en bij medeverdachte is ondergoed aangetroffen. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat zij deze goederen had meegenomen zonder te betalen. Ter terechtzitting is namens verdachte het verweer gevoerd dat zij, omdat zij er met haar hoofd niet goed bij was die dag, was vergeten af te rekenen en dat zij aldus geen opzet had op het plegen van diefstal. De rechtbank acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig, gelet op het winkelgedrag van verdachte, zoals dat door getuige [getuige 2] aan de hand van de camerabeelden wordt beschreven. Daaruit volgt immers dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de winkel binnen gaat, dat beide dames met een open tas lopen waar zij beiden goederen in doen, dat zij het merendeel van de tijd gezamenlijk door de winkel lopen en elkaar daarbij kennelijk afschermen, en dat zij vervolgens ieder een afzonderlijke kassa kiezen en een aantal goederen niet afrekenen. Op grond van deze gedragingen acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet had op het plegen van diefstal. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank op grond van voornoemde gedragingen komen vast te staan dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld. De rechtbank acht daarom het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
Uit het dossier blijkt dat een blouse is aangetroffen in een door medeverdachte [medeverdachte] gehuurde auto. De rechtbank constateert dat tussen het tijdstip van de mogelijke diefstal van een blouse bij de winkel ' [kledingwinkel 1] ' en het tijdstip waarop een soortgelijke blouse wordt aangetroffen in een door [medeverdachte] gehuurde auto een aanzienlijk tijdsverloop (te weten: één week) is geweest. [medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 1 juli 2014 samen met verdachte in Rijssen was en dat deze blouse van verdachte was. Nu verdachte [medeverdachte] mogelijk een persoonlijk belang heeft om een ander dan zichzelf aan te wijzen als verdachte en uit het dossier voor het overige niet is gebleken van enige betrokkenheid van verdachte bij het wegnemen van deze blouse, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het onder 2 ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
feit 3
Uit het dossier blijkt ook dat panty's zijn aangetroffen in een door medeverdachte [medeverdachte] gehuurde auto. [medeverdachte] heeft een bekennende verklaring heeft afgelegd over de diefstal van deze panty's uit de winkel ' [kledingwinkel 2] '. Aangeefster [slachtoffer 15] heeft camerabeelden van de winkel ter beschikking gesteld, waarop volgens aangeefster zichtbaar is dat op 1 juli 2014 twee vrouwen de winkel binnenkomen, die vervolgens beiden panty's in hun tassen stoppen. Het dossier bevat enige stills van deze camerabeelden, waarop twee verschillende vrouwen zichtbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze beelden echter niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat verdachte één van deze twee vrouwen is. Nu ook voor het overige niet van betrokkenheid van verdachte bij deze diefstal is gebleken, zal de rechtbank verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijspreken.
feit 4
Uit het dossier blijkt voorts dat geurtabletten/geurkaarsen zijn aangetroffen in een door medeverdachte [medeverdachte] gehuurde auto. [medeverdachte] heeft een bekennende verklaring afgelegd over de diefstal van deze geurtabletten uit de [drogisterij 1] . Het dossier bevat geen beeldmateriaal van dit feit. Nu niet is gebleken van enige betrokkenheid van verdachte bij deze diefstal, zal de rechtbank haar van het onder 4 ten laste gelegde vrijspreken.
Overwegingen met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 08.730449.14:
feiten 1 en 2
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 4] , waarin hij beschrijft dat hij op 13 mei 2014 op een parkeerplaats bij de Blokker te Warnsveld bij zijn auto werd aangesproken door twee vrouwen. Aangever geeft van beide vrouwen een signalement. Onderweg naar huis merkte aangever vervolgens dat zijn pinpas niet meer in zijn borstzakje zat en later bleek dat er ruim 2000 euro van aangevers rekening was afgeschreven. Aangever heeft van een bankmedewerker vernomen dat er op verschillende plaatsen met zijn pas gepind was, te weten bij een pinautomaat van de Rabobank in Warnsveld en bij een [supermarkt 2] , een Gall&Gall en een Etos te Zutphen. Van deze locaties zijn stills van camerabeelden aan het dossier toegevoegd. Op deze beelden zijn - onder meer - twee vrouwen zichtbaar, die blijkens een proces-verbaal van bevindingen [3] worden herkend als zijnde verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot het vorenbedoeld proces-verbaal, dat daarin niet meer wordt gerelateerd dan dat de beelden zijn vergeleken met andere items op RI-online en
'dat uit onderzoek van de politieregio Midden Nederland de identiteit van de vrouwen is vastgesteld.'Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit proces-verbaal onvoldoende op welke wijze de gestelde herkenning is geschied, zodat de betrouwbaarheid daarvan niet kan worden getoetst. De rechtbank heeft voorts de verdachte ter terechtzitting gezien en haar uiterlijke kenmerken vergeleken met die van de vrouwen op de betreffende stills, in het bijzonder de beelden bij de Rabobank, in het dossier. Dit onderzoek heeft de rechtbank niet zonder meer tot de conclusie gebracht dat verdachte één van de personen is die op deze beelden kunnen worden waargenomen. De identiteit van de vrouwen die aangever hebben aangesproken kan voorts naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld op basis van uitsluitend de signalementen die aangever heeft verschaft. De rechtbank zal, nu de betrokkenheid van verdachte ook niet uit andere bewijsmiddelen is gebleken, verdachte vrijspreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
feit 3
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal haar daarvan eveneens vrijspreken.
De navolgende bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd
- in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 onder 2, 3 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14 onder 2, 3 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730449.14 onder 1, 2 en 3.
De rechtbank zal haar daarvan vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 onder 1 en het in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat,
in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14:
1.
zij in de periode van 4 februari 2014 tot en met 11 juni 2014, in de gemeente Veenendaal en in de gemeente IJsselstein en te Hoofddorp en te Nieuw Vennep en in de gemeente Oegstgeest en in de gemeente Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen de hierna te noemen geldbedragen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
geldbedragen tot een totaal van
1.25euro, toebehorende aan
[slachtoffer 6] ,en
geldbedragen tot een totaal van
1.25euro, toebehorende aan
[slachtoffer 7] ,en
geldbedragen tot een totaal van
820euro, toebehorende aan
[slachtoffer 8], en
geldbedragen tot een totaal van
3.273euro, toebehorende aan
[slachtoffer 10], en
geldbedragen tot een totaal van
2.084,17euro, toebehorende aan
[slachtoffer 12],
waarbij verdachte en haar mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende code op naam van die [slachtoffer 6] , die [slachtoffer 7] , die [slachtoffer 8] , die [slachtoffer 10] en die [slachtoffer 12] ;
in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14:
1.
zij op 1 juli 2014 te Ommen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel aan de [adres 1] heeft weggenomen DVD's en ondergoed en tubes body scrub, toebehorende aan [supermarkt 1] B.V.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, en zal haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14:
feit 1
het misdrijf: diefstal in vereniging, waarbij verdachte en haar mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14:
feit 1
het misdrijf: diefstal in vereniging.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan zes diefstallen, zoals vervat in de twee bewezenverklaarde feiten. Het betreft in één geval een winkeldiefstal en in vijf gevallen het pinnen van geldbedragen met de bankpassen van anderen. Het gaat in die laatste gevallen om zeer verwerpelijke vormen van diefstal, waarbij verdachte en haar mededader op slinkse wijze (grote) geldbedragen hebben buitgemaakt. Daarbij werden kennelijk bewust veelal oudere, kwetsbare personen als slachtoffer uitgezocht. Verdachte en haar mededader zijn daarbij - gezien deze werkwijze en de schaal waarop zij opereerden - op gewiekste en betrekkelijk professionele wijze te werk gegaan. Daarbij had verdachte uitsluitend oog voor eigen geldelijk gewin en werd met de schade en overlast voor anderen geen rekening gehouden. De gevolgen hiervan komen onder meer tot uitdrukking in gevoelens van onveiligheid en wantrouwen bij de slachtoffers en angst bij het betalen in winkels. Dit valt haar zeer zwaar aan te rekenen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 12 mei 2015, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf, gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht met betrekking tot zakkenrollerij. Gelet op de frequente recidive van verdachte is per feit een gevangenisstraf van vier maanden in beginsel gerechtvaardigd. De rechtbank constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en zal daarom de in totaal op te leggen straf dienovereenkomstig matigen. De rechtbank ziet in de stukken geen aanleiding een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, aangezien in een over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van 3 juli 2014 is opgetekend dat verdachte een negatieve houding heeft ten opzichte van begeleiding en behandeling, en gelet op de omstandigheid dat in het onderhavige vonnis van twee eerder opgelegde voorwaardelijke straffen alsnog de ten uitvoerlegging zal worden bevolen, omdat verdachte binnen de proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft daarmee getoond zich niet aan de (algemene) voorwaarden bij een voorwaardelijk opgelegd strafdeel te kunnen of willen houden. De rechtbank zal daarom volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht, het voorgaande afwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14:
1.
Met betrekking tot feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 heeft
[slachtoffer 6]zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 1.457,50(zegge: veertienhonderdzevenenvijftig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 4 februari 2014. De vordering betreft deels materiële (€ 1307,50) en deels immateriële (€ 150,00) schade. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank constateert dat ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat zij 1250 euro heeft gepind van de rekening van [slachtoffer 6] . De officier van justitie heeft verzocht dit bedrag en de gevorderde immateriële schade à 150 euro toe te wijzen, en de benadeelde voor het overige niet ontvankelijk te verklaren in de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank staan echter ook de overige schadeposten, te weten het opladen van de chipknip met 50 euro op 4 februari 2014 te 12.35 uur (kort nadat verdachte 1000 euro van de rekening heeft weggenomen) en de kosten voor een nieuwe bankpas a 7,50 euro, in zodanig nauw verband met het bewezenverklaarde feit, dat deze posten als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering kunnen worden aangemerkt. Het voorgaande brengt mee dat de vordering geheel zal worden toegewezen, inclusief de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
2.
Met betrekking tot feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 heeft
[slachtoffer 9]zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 857,50(zegge: achthonderdzevenenvijftig euro en vijftig eurocent). De vordering betreft materiële schade.
Nu verdachte van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op voornoemde benadeelde partij, wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
3.
Met betrekking tot feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 heeft
[slachtoffer 14]zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 218,38(zegge: tweehonderdachttien euro en achtendertig eurocent). De vordering betreft materiële schade.
Nu verdachte van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op voornoemde benadeelde partij, wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
4.
Met betrekking tot feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 heeft
[slachtoffer 1]zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 521,00 (zegge: vijfhonderdeenentwintig euro). De vordering betreft materiële schade.
Nu verdachte van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-
ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens dit slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Met betrekking tot parketnummer 22.000857.11
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet daarop en op het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht bepaalde, acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 9 oktober 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week toe te wijzen.
Met betrekking tot parketnummer 05.840623.13
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet daarop en op het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht bepaalde, acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 3 december 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes weken toe te wijzen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat verdachte is tenlastegelegd
- in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 onder 2, 3 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14 onder 2, 3 en 4;
- in de dagvaarding met parketnummer 08.730449.14 onder 1, 2 en 3
en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14 onder 1 en het in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 9]niet-ontvankelijk is in haar vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 14]niet-ontvankelijk is in haar vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk is in haar vordering;
tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
  • gelast de
  • gelast de
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2015.
Buiten staat
Mr. M. van Bruggen en mr. L.J. Bosch zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
in de dagvaarding met parketnummer 08.955475.14:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van de Politie Eenheid Midden-Nederland met registratienummer PL0900-2014251260. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
feit 1
De rechtbank constateert dat de tenlastelegging en de bewezenverklaring uit een verzameling van meerdere feiten bestaan. Voor de overzichtelijkheid zullen de bewijsmiddelen hieronder per aangever worden uitgewerkt.
Met betrekking tot aangever[slachtoffer 6] :
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster: [4]
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van geld door middel van diefstal van een pinpas van mij. Op 3 (de rechtbank begrijpt: 4) februari 2014, om 11.45 uur heb ik bij het Kruitvat-filiaal, gelegen aan de Passage te Veenendaal enige goederen met mijn pinpas afgerekend. (…) Vervolgens ben ik terug gelopen naar de [supermarkt 2] om boodschappen te gaan doen. Toen ik omstreeks 12.35 uur bij de [supermarkt 2] wilde afrekenen, merkte ik dat mijn mapje met pasjes uit mijn handtas was weggenomen. Ik ben gelijk naar de ING-bank gelopen om mijn pasjes te laten blokkeren. Ik hoorde van een baliemedewerkster dat de dader(s) al gepind had(den) met mijn ING-bankpasje en wel voor een totaalbedrag van € 1250,-.
De dader(s) heeft/hebben die dag omstreeks 11.59 uur bij de ING-bank te Veenendaal
€ 1000,- gepind met mijn ING-pinpas en vervolgens is door de dader(s) om 11.59 uur met mijn ING-pas € 250,- gepind bij de Rabo-bank te Veenendaal.
Noot verbalisant: De ING-bank en de Rabo-bank zijn ongeveer zestig meter van elkaar verwijderd.
Ik kan u verklaren dat ik gemerkt heb dat tussen genoemde tijdstippen één persoon tegen mij aan stootte.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, inclusief de als bijlage gevoegde fotobladen 1 t/m 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant
[verbalisant] : [5]
Ik werk als wijkagent in de gemeente Nieuwegein. Vanuit die functie ben ik regelmatig op huisbezoek geweest op de [adres 5] te Nieuwegein. Daar woonde [verdachte] . Eveneens ontmoette ik [verdachte] regelmatig in Nieuwegein. Door een collega werd ik attent gemaakt op foto's op RI on line van "Geldopname met gerolde bankpas in Maarssen." Op die foto's herkende ik [verdachte] . Hierna ben ik verder gaan zoeken op RI online en Operationeel op Intranet. Ik herkende op een aantal foto's [verdachte] . Hierna heb ik bij de Infodesk van politie gevraagd wie de mededaders van [verdachte] zijn. Daarop ontving ik de gegevens en de foto van [medeverdachte] .
Zoals gemeld herkende ik [verdachte] . Zij stond onder andere bij pintransacties op de foto's Ik heb de foto's van de pintransacties vergeleken met de politiefoto van [verdachte] . Bij verschillende foto's stond [verdachte] steeds met dezelfde vrouw op de foto. Dit blijkt, na vergelijking van politiefoto's en foto's bij pintransacties, [medeverdachte] te zijn. Ik heb haar politiefoto naast de foto's van de pintransacties gelegd. Ik herkende haar aan de vorm van haar gezicht en aan haar haardracht. Vervolgens heb ik een foto-bijlage samengesteld. Op blad 2 en 3 staan verschillende foto's die in het politiesysteem bekend zijn van [verdachte] . Op blad 4 en 5 staan verschillende foto's die in het politiesysteem bekend zijn van [medeverdachte] . Op de volgende foto's heb ik de verdachten herkend:
(…)
Op 4 februari 2014, tussen 12.45 en 12.35 uur vond in de Passage te Veenendaal een diefstal plaats van een portemonnee met daarin enkele bankpassen. Met die passen werd geld opgenomen. Van deze opname zijn foto's. Op de eerste foto, blad 15 is [verdachte] door mij herkend. Op de foto op blad 16 is bij de geldopname de dame links op de foto te herkennen als [medeverdachte] en de dame rechts is [verdachte] .
3. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 15 december 2015, voor zover inhoudende dat verdachte qua postuur, vorm van het gezicht en haardracht/haarinzet sterke gelijkenis vertoont met de afgebeelde persoon op fotoblad 16, op pagina 80, onderste afbeelding, - vanuit de kijker gezien - rechts afgebeelde persoon. Dit betreft een still van een geldopname te Veenendaal, waarop voorts de volgende data zichtbaar zijn:
04-02-2014 11:59.
Geldopname.
Gekozen bedrag EUR 250,00.
met betrekking tot aangever[slachtoffer 7]
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster: [6]
Hierbij doe ik aangifte van diefstal/zakkenrollerij. Op 28 februari 2014 was ik tussen 15.45 en 16.05 uur bij de Blokker op de Utrechtsestraat te IJsselstein. Ik had mijn portemonnee in mijn jaszak gestoken. Ik had bij de kassa mijn aankoop met mijn bankpas van de Rabo per pin afgerekend. Na het pinnen stopte ik mijn bankpas weer in mijn jaszak. Na de Blokker ben ik naar twee andere winkels gelopen op de Utrechtsestraat. Dit was eerst Kaatje, een chocolaterie, en hierna liep ik richting Van Rooyen, een parfumerie. Het viel mij op dat ik bij van Rooyen twee vrouwen zag met een zigeuner uiterlijk die bij Kaatje aan de deur hadden staan rommelen, terwijl ik naar binnen wilde. Dit werd een beetje een getrek en geduw. Uiteindelijk zijn wij elkaar gepasseerd. Deze vrouwen hebben niets tegen mij gezegd. Het viel mij op dat zij beide een zwarte jas aanhadden. (…) Ik liep direct vanaf van Rooyen naar mijn fiets op de Overtoom bij het gemeentehuis. Ik wilde mijn fietssleutel uit mijn jaszak pakken en voelde dat mijn portemonnee weg was. Ik ben direct naar de naastgelegen Rabo-bank gelopen om mijn bankpas te laten blokkeren. De medewerker van de bank heeft mijn pas geblokkeerd en zag op mijn rekeningoverzicht dat er inmiddels met mijn bankpas geld was opgenomen. Op 28 februari 2014, om 16.01 uur is er bij een geldautomaat van de Rabo een bedrag van € 1200,- opgenomen en bij de ING Bank IJsselstein om 16.08 uur een bedrag van € 50,-.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, inclusief de als bijlage gevoegde fotobladen 1 t/m 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant
[verbalisant] : [7]
Ik werk als wijkagent in de gemeente Nieuwegein. Vanuit die functie ben ik regelmatig op huisbezoek geweest op de [adres 5] te Nieuwegein. Daar woonde [verdachte] . Eveneens ontmoette ik [verdachte] regelmatig in Nieuwegein. Door een collega werd ik attent gemaakt op foto's op RI on line van "Geldopname met gerolde bankpas in Maarssen." Op die foto's herkende ik [verdachte] . Hierna ben ik verder gaan zoeken op RI online en Operationeel op Intranet. Ik herkende op een aantal foto's [verdachte] . Hierna heb ik bij de Infodesk van politie gevraagd wie de mededaders van [verdachte] zijn. Daarop ontving ik de gegevens en de foto van [medeverdachte] .
Zoals gemeld herkende ik [verdachte] . Zij stond onder andere bij pintransacties op de foto's Ik heb de foto's van de pintransacties vergeleken met de politiefoto van [verdachte] . Bij verschillende foto's stond [verdachte] steeds met dezelfde vrouw op de foto. Dit blijkt, na vergelijking van politiefoto's en foto's bij pintransacties, [medeverdachte] te zijn. Ik heb haar politiefoto naast de foto's van de pintransacties gelegd. Ik herkende haar aan de vorm van haar gezicht en aan haar haardracht. Vervolgens heb ik een foto-bijlage samengesteld. Op blad 2 en 3 staan verschillende foto's die in het politiesysteem bekend zijn van [verdachte] . Op blad 4 en 5 staan verschillende foto's die in het politiesysteem bekend zijn van [medeverdachte] . Op de volgende foto's heb ik de verdachten herkend:
(…)
Pintransactie van 28 februari 2014 in IJsselstein. Op de foto's op blad 6 en 7 staan [verdachte] en [medeverdachte] .
3. Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] : [8]
Op 20 maart 2014 deed ik onderzoek naar camerabeelden die ik had ontvangen op een cd-rom met opschrift 28/2/2014 Overtoom. Op de cd-rom stonden vier videobestanden. Ik bekeek de beelden en heb in alle beelden twee vrouwen gezien. Ik kan de vrouwen als volgt omschrijven:
Vrouw A:
Ik zag een vrouw van tussen de 20 en 30 jaar oud. Ze had bruin haar tot op de schouders, vrij smal gezicht en een slank postuur. Zij droeg een donkere jas met een bontkraag en daaronder een rode top.
Vrouw B:
Ik zag een vrouw van tussen de 20 en 30 jaar oud. Ze had donker haar dat strak naar achter zat, een wat voller gezicht en een dikker postuur. Zij droeg een roze sjaal, die zij dubbel om had en een donkere jas.
4. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 15 december 2015, voor zover inhoudende dat verdachte qua postuur, vorm van het gezicht en haardracht/haarinzet sterke gelijkenis vertoont met de afgebeelde persoon op fotoblad 7 (pagina 71, afbeelding rechts, de - vanuit de kijker gezien - rechtsvoor afgebeelde persoon). Dit betreft een foto van een geldopname te IJsselstein op 28 februari 2015.
met betrekking tot aangever[slachtoffer 8] :
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Hierbij doe ik aangifte van tassenrollerij. Op 7 maart 2014 omstreeks 14.20 uur bevond ik mij op de markt op het Burgemeester Van Stamplein te Hoofddorp. Ik heb toen zelf bij de SNS bank een bedrag van 20 euro gepind van mijn bankrekening voorzien van nummer [rekeningnummer 1] . Ik heb op de markt wat goederen aangeschaft en betaald. Ik heb mijn portemonnee na het betalen weer terug gedaan in mijn schoudertas. Omstreeks 14.25 uur ben ik richting de "Coolcat" gelopen in het winkelcentrum. In "Coolcat" heb ik een kledingstuk uit de rekken gehaald. Op het moment dat ik besloot het goed te gaan kopen, heb ik mijn schoudertas van de grond opgepakt en zag toen gelijk dat de rits van mijn tas open stond. Ik heb in de schoudertas gekeken en zag gelijk dat mijn portemonnee was weggenomen. Ik ben toen naar de ABN-AMRO bank gegaan, gevestigd aan de Kruisweg te Hoofddorp en ik heb daar aangegeven dat ze mijn pas moesten blokkeren. Toen dit gedaan werd, verklaarde de medewerker van de bank dat na de 20 euro die ik zelf had gepind er van de betaalrekening een bedrag van € 570,- euro gepind was. Dit is gebeurd vanaf de rekening [rekeningnummer 1] , bij GEA automaat nummer S1L197, aan de Nieuweweg nummer 63 te Hoofddorp, op 7 maart 2014 om 14.33 uur. Er is tevens een bedrag van € 250,- van mijn spaarrekening afgehaald. Dat is gepind van de spaarrekening voorzien van nummer [rekeningnummer 2] , bij GEA automaat S1L197, aan de Nieuweweg nummer 63 te Hoofddorp, op 7 maart 2014 om 14.38 uur.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, inclusief de als bijlage gevoegde fotobladen 1 t/m 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant
[verbalisant] : [9]
Ik werk als wijkagent in de gemeente Nieuwegein. Vanuit die functie ben ik regelmatig op huisbezoek geweest op de [adres 5] te Nieuwegein. Daar woonde [verdachte] . Eveneens ontmoette ik [verdachte] regelmatig in Nieuwegein. Door een collega werd ik attent gemaakt op foto's op RI on line van "Geldopname met gerolde bankpas in Maarssen." Op die foto's herkende ik [verdachte] . Hierna ben ik verder gaan zoeken op RI online en Operationeel op Intranet. Ik herkende op een aantal foto's [verdachte] . Hierna heb ik bij de Infodesk van politie gevraagd wie de mededaders van [verdachte] zijn. Daarop ontving ik de gegevens en de foto van [medeverdachte] .
Zoals gemeld herkende ik [verdachte] . Zij stond onder andere bij pintransacties op de foto's Ik heb de foto's van de pintransacties vergeleken met de politiefoto van [verdachte] . Bij verschillende foto's stond [verdachte] steeds met dezelfde vrouw op de foto. Dit blijkt, na vergelijking van politiefoto's en foto's bij pintransacties, [medeverdachte] te zijn. Ik heb haar politiefoto naast de foto's van de pintransacties gelegd. Ik herkende haar aan de vorm van haar gezicht en aan haar haardracht. Vervolgens heb ik een foto-bijlage samengesteld. Op blad 2 en 3 staan verschillende foto's die in het politiesysteem bekend zijn van [verdachte] . Op blad 4 en 5 staan verschillende foto's die in het politiesysteem bekend zijn van [medeverdachte] . Op de volgende foto's heb ik de verdachten herkend:
(…)
Bankpasfraude na zakkenrollerij in Hoofddorp. Op de foto, op fotoblad 11, op de voorgrond [verdachte] en op de achtergrond en profile [medeverdachte] .
3. Een proces-verbaal van bevindingen, inclusief de bijgevoegde stills, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] -Brouwer: [10]
Omschrijving beelden van de ABN-AMRO, gelegen aan de Nieuweweg 63 te Hoofddorp met zicht op de pinautomaat.
De datum: 7 maart 2014.
Tijdstip: 14.34 uur. Er staan twee vrouwen voor de automaat.
Signalement van de pinnende vrouw:
Leeftijd tussen de 20 en de 30 jaar;
Postuur normaal;
Lang donker steil haar tot halverwege haar rug;
Donker gekleurde jas met bontkraag om de capuchon.
Signalement van de tweede vrouw:
Leeftijd tussen de 25 en 30 jaar;
Lang donker haar naar achter weggestoken;
Postuur vol;
Donker kleurige jas.
Deze vrouw staat achter de pinnende vrouw en kijkt met haar mee, praat met haar en kijkt veel opzij.
4. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 15 december 2015, voor zover inhoudende dat verdachte qua vorm van het gezicht, oogopslag, kaaklijn en haardracht/haarinzet sterke gelijkenis vertoont met de afgebeelde persoon op fotoblad 11 (pagina 75, onderste afbeelding, de - vanuit de kijker gezien - linksvoor afgebeelde persoon). Dit betreft een foto van een geldopname te Hoofddorp op 7 maart 2014.
met betrekking tot aangever[slachtoffer 10]
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever: [11]
Ik ben houder van een bankrekening van de ING Bank. Mijn bankrekeningnummer is 3248538. Op 14 december (
de rechtbank begrijpt: maart) 2014 omstreeks 16.00 uur heb ik een boodschap gedaan bij drogisterij Etos aan het Handelplein te Nieuw Vennep. Ik heb mijn boodschap afgerekend met mijn bankpas. Toen ik klaar was bij drogisterij Etos ben ik naar mijn personenauto gelopen, nabij het Handelplein. Toen ik vlakbij mijn auto was, kwam een vrouw naar mij toegelopen en deze vrouw vertelde mij dat mijn jas erg vies was op de rug. De vrouw had een tissue bij zich en had mijn jas wat afgeveegd om mij te laten zien wat er op mijn jas zat. Omdat ik net in mijn auto wilde stappen, heb ik mijn jas uitgetrokken en op de stoel naast mij neergelegd. Ik heb een spierziekte waardoor ik minder flexibel ben in mijn handen, ik heb dus wat moeite moeten doen om de jas uit te trekken. Ik heb het vermoeden dat men toen de kans heeft gezien de bankpas uit mijn broekzak weg te nemen. Ik had mijn bankpas opgeborgen in mijn rechterbroekzak. De vrouw heeft nog even om mij heen gestaan en ik denk dat zij ook een dochter bij zich had. Op 15 maart 2014 omstreeks 20.00 uur kwam ik erachter dat ik mijn bankpas niet meer in bezit had. Ik heb op 15 maart 2014 direct mijn bankpas laten blokkeren, maar toen hoorde ik van een medewerker van de bank dat mijn bankpas inmiddels al was geblokkeerd. Ik kreeg te horen dat er diverse bedragen van mijn rekening waren afgeschreven. Via de mail heb ik een overzicht van mijn bankrekening gekregen, hierop is te zien dat de volgende bedragen zijn afgeschreven:
- ING Nieuw Vennep 14-03-2014 16.14 uur 1000,00 euro
- MUA-048 Nieuw-Vennep 14-03-2014 16.21 uur 1009,00 euro
- MUA-048 Nieuw-Vennep 14-03-2014 16.23 uur 1009,00 euro
- Venneperstraat 1 te Nieuw-Vennep 14-03-2014 16.26 uur 250,00 euro
2. Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] : [12]
Op 18 maart 2014 heeft [slachtoffer 10] aangifte gedaan van zakkenrollerij/tassenrollerij. Hij verklaarde op 14 maart 2014 een boodschap te hebben gedaan bij de Etos in Nieuw-Vennep. Buitengekomen werd hij aangesproken door een vrouw die vertelde dat zijn jas aan de achterzijde was besmeurd. Uit de ontvangen beelden van de ABN-AMRO bank Nieuw-Vennep blijkt een vrouw om 16.26 uur te hebben gepind. De vrouw is in gezelschap van nog een vrouw.
Van deze beelden zijn afdrukken gemaakt welke bij het proces-verbaal zijn gevoegd.
De pinnende vrouw is als volgt te omschrijven:
- leeftijd tussen de 20 en 35 jaar;
- lang stijl donker gekleurd haar;
- half lange jas met bontkraag;
- licht gekleurd shirt.
De vrouw die in haar gezelschap was, is als volgt te omschrijven:
- leeftijd tussen de 25 en 40 jaar;
- driekwart donkere jas;
- licht gekleurd t-shirt;
- lange rok, tot op de enkels;
- donker haar in een knot.
3. Een proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijgevoegde stills, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] : [13]
Naar aanleiding van het onderzoek, waarbij gepind is bij de ABN-AMRO bank, met een gestolen bankpas, zijn de volgende beelden voor opsporing ter beschikking gesteld.
Omschrijving beelden in de ABN-AMRO, gelegen aan de Venneperstraat te Nieuw-vennep met zicht op de toegangsdeur.
- 16.20 uur: komen twee dames de ABN-AMRO bank binnenlopen.
Signalement van de voorste vrouw:
Leeftijd tussen de 20 en 35 jaar;
Postuur normaal;
Lang donker stijl haar tot halverwege haar rug;
Lange broek;
Heup-jas met bontkraag;
Signalement van de tweede vrouw:
Leeftijd tussen de 25 en 40 jaar;
Kort donker haar in een knot;
Postuur vol;
T-shirt met opdruk;
Lange rok tot ver over de knieën met split achter;
Gewatteerde lichte jas.
- 16.20 uur: Dames zijn in de ABN-AMRO bank.
- 16.25 uur: Dames verlaten de bank en lopen rechtsaf naar de aldaar gelegen pinautomaat.
Omschrijving beelden van pinautomaat, buiten, aan de Venneperstraat te Nieuw-Vennep op 14 maart 2014.
- 16.25 uur: Er staat een jonge vrouw voor de pinautomaat.
- 16.26 uur: Er verschijnt een tweede, iets oudere vrouw bij haar.
- 16.26 uur: De vrouw is klaar met pinnen en loopt weg.
- 16.26 uur: De tweede vrouw loopt haar achterna.
4. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 15 december 2015, voor zover inhoudende dat verdachte qua postuur, vorm van het gezicht en/of haardracht/haarinzet sterke gelijkenis vertoont met de op pagina 128, onderste foto en de op pagina 130, vanuit de kijker gezien, links afgebeelde persoon. Dit betreft een foto van de entree van een ABN-AMRO filiaal te Nieuw-Vennep. Op beide foto's zijn tevens de volgende data te zien: 2014-03-14 16:26.
met betrekking tot aangever[slachtoffer 12]
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever: [14]
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning. Bij de diefstal is mijn bankpas weggenomen waarmee in korte tijd € 2125,28 van mijn bankrekening gestolen is. Op 30 mei 2014 ben ik omstreeks 12.00 uur naar de Jumbo op de Lange Voort te Oegstgeest gegaan. Ik heb bij de Jumbo boodschappen gedaan en heb rond 12.15 uur afgerekend bij de kassa. Ik heb bij het afrekenen gebruik gemaakt van mijn pinpas. Ik heb na het pinnen mijn pinpas in mijn portemonnee gedaan. Ik heb daarna mijn portemonnee in de binnenzak van mijn jas gedaan. Nadat ik de boodschappen had afgerekend heb ik de winkel verlaten en ben ik naar huis gegaan. Eenmaal thuis heb ik mijn scootmobiel in de logeerkamer neergezet. Ik heb mijn jas over de scootmobiel gehangen. Nadat ik ongeveer 10 minuten in de woning was, werd er aangebeld. Ik zag dat er een jonge vrouw met zwart haar voor de hoofdingang stond. Ik hoorde dat de vrouw vertelde dat ze van een school was en kwam om mij te interviewen. Omdat wij wel vaker mensen van scholen over de vloer krijgen, vond ik dat niet raar en heb de vrouw binnengelaten. Even later stond de vrouw voor mijn voordeur en deed ik open. Ik heb de vrouw vervolgens mijn woning binnengelaten en we gingen naar de woonkamer. Op een gegeven moment vroeg de vrouw mij of ze de rest van het huis mocht bekijken. Ik vond dat geen probleem, omdat ik de vrouw wel vertrouwde. Omdat ik slecht ter been ben, bleef ik in de woonkamer achter. De vrouw is vervolgens in het huis gaan kijken. Ik zag dat ze de logeerkamer ook in ging om te kijken. Na een tijdje kwam de vrouw de woonkamer in en heeft ze mij gedag gezegd. Hierna heeft de vrouw mijn woning verlaten.
Op 3 juni 2014 ging ik samen met mijn vrouw boodschappen doen bij dezelfde Jumbo als waar ik 30 mei 2014 geweest was. Ik wilde mijn eigen bankpas gebruiken, maar deze zat niet meer in mijn portemonnee. Eenmaal thuis hebben we onze zoon gebeld. Hij heeft een machtiging van ons om onze bankzaken te kunnen bekijken. Mijn zoon kwam erachter dat er geen saldo meer op de bankrekening stond. Hij zag dat er vanaf 30 mei 2014 €2125,78 euro van onze rekening gepind is. Ik heb het vermoeden dat de jonge vrouw welke in mijn woning is geweest mijn bankpas heeft weggenomen. Dit denk ik omdat ik mijn bankpas nog in mijn portemonnee had toen ik 30 mei 2014 thuis kwam van het boodschappen doen.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige: [15]
Op 30 mei 2014 was ik werkzaam bij parfumerie de [drogisterij 2] , gelegen te [adres 6] te Leiden. Op een gegeven moment kwamen er twee vrouwen de winkel in. De ene vrouw had een gezet postuur en de andere vrouw was slank en had een spits gezicht. De vrouwen verzamelden nogal gehaast meerdere producten. Nadat ze de producten hadden verzameld, kwamen de vrouwen naar de kassa. Ik zag dat de vrouwen niet gezamenlijk afrekenden, maar apart. Ze kwamen nogal gehaast op mij over, waardoor ik wat meer ging opletten. Volgens mij gaven de vrouwen de pinpas waarmee ze afrekenden over aan elkaar. Het gedrag van de vrouwen was erg opvallend, omdat ze meerdere keren de pinpas gebruikten om producten af te rekenen. Ik werd op 5 juni 2014 gebeld door de politie met de vraag of ik mij kon herinneren of er op 30 mei 2014 opvallende transacties waren geweest. Ik herinnerde mij gelijk de twee vrouwen. Ik heb vervolgens de camerabeelden van 30 mei 2014 bekeken en daarop stonden de twee vrouwen die ik herkende als de vrouwen die nogal gehaast producten hadden gekocht.
3. Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] : [16]
Op 4 juni 2014 is door [slachtoffer 12] aangifte gedaan van diefstal. Met de weggenomen RABO bankpas van aangever is vervolgens geld opgenomen bij een geldautomaat van de Rabobank en met de pas is gepind bij supermarktketen Jumbo en bij [drogisterij 2] te Leiden. Naar aanleiding van het onderzoek heb ik de beelden van de Rabobank ontvangen.
Het beeldmateriaal van [drogisterij 2] en van supermarkt Jumbo zijn vrijwillig aan de politie overhandigd.
Toen ik, verbalisant, het bewegende beeldmateriaal van deze betrokken bedrijven zag, herkende ik de vrouwen die in beeld kwamen uit het proces-verbaal PL1600-201406449. Ik herkende de vrouwen aan hun gelaat, postuur, hun haardracht en de manier waarop zij zich bewogen. Ik zag dat er andere foto's van deze vrouwen op RI-online stonden en dat de identiteit van de vrouwen bekend was. Ik heb toen contact opgenomen met collega [verbalisant] , die de herkenning van deze vrouwen op RI-online had geplaatst. [verbalisant] heeft mij de identiteitsgegevens van beide vrouwen doorgegeven:
[verdachte] . Dit is de jongste vrouw met het steile donkere haar en spitse gezicht. [medeverdachte] . Dit is de vrouw met het gezette postuur en het lange donkere haar met slag/krul, met het ronde gelaat.
Een overzicht van het beeldmateriaal:
Fotobijlage [drogisterij 2] 7, 8 en 9:
Deze foto's zijn van [drogisterij 2] , gevestigd op het [adres 6] te Leiden. Op deze fotobijlagen is zichtbaar dat beide vrouwen de winkel binnenkomen. Aan het postuur en de kleding zijn de vrouwen herkenbaar.
Fotobijlage Rabo 10:
Foto van de beveiligingscamera van de Rabobank Leiden en Omstreken. Op het beeld is de datum 30.05.2014 en tijd 13.24 uur zichtbaar. [verdachte] loopt in de richting van de geldautomaat, terwijl [medeverdachte] op een stoel heeft plaatsgenomen bij de ingang van de bank.
Fotobijlage Rabo 11:
Foto van de beveiligingscamera van de Rabobank Leiden en Omstreken, datum 30.05.2014, tijd 13:24:26 uur. [verdachte] doet een pintransactie. Op de achtergrond is [medeverdachte] zichtbaar.
4. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 15 december 2015, voor zover inhoudende dat verdachte qua vorm van het gezicht en haardracht/haarinzet sterke gelijkenis vertoont met de afgebeelde persoon op pagina 197 (bijlage 1). Dit betreft een still van beelden van de Jumbo te Oegstgeest, en dat verdachte qua postuur sterke gelijkenis vormt met de afgebeelde persoon op pagina 206, welke qua vorm van het gezicht en haardracht dezelfde persoon als afgebeeld op pagina 207 en 208. Dit betreffen stills van de beelden van de Rabobank Leiden/Oegstgeest.
in de dagvaarding met parketnummer 08.730354.14:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van de Regiopolitie IJsselland met registratienummer PL04DO-2014058240. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte [naam 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever: [17]
Ik ben als bedrijfsleider van [supermarkt 2] , gevestigd aan de [adres 1] te Ommen, gerechtigd tot het doen van aangifte van winkeldiefstal. Op 1 juli 2014 werd ik door een medewerkster, genaamd [getuige 2] , aangesproken. Zij had twee dames in de winkel gezien die zij niet vertrouwde. Hierop is zij naar de camera's gegaan om de dames in de gaten te houden. Het betroffen een stevige dame met opgestoken haar, zigeunerachtig uiterlijk en een slankere dame, klein met donker lang haar met eveneens een zigeunerachtig uiterlijk. Op een gegeven moment, ik stond toen bij de camera's, zag ik dat ze iets in de tas stopten. Ik ben toen nnaar beneden gelopen en zag dat de dames zich bij de kassa splitsten en allebei bij een andere kassa iets afrekenden. Ik heb de slankere dame in de gaten gehouden en zag dat zij alleen een toiletblokje afrekende. Nadat zij de kassa waren gepasseerd, heb ik de dames aangesproken. Op mijn verzoek hebben ze hun tas geopend en ik zag dat de slankere dame drie DVD's, die wij verkopen, in de tas had zitten. De andere, stevige dame had twee pakjes ondergoed in de tas zitten die zij niet had afgerekend. Ik heb de dames aangehouden en mee naar ons kantoor genomen. Hier heb ik de politie gebeld. De slanke dame heeft zich als [verdachte] aan mij voorgesteld.
Toen de politie met de dames weg was, heb ik de beelden nagekeken. Ik zag hierbij dat de beide dames vanaf het einde van het parkeerterrein over het terrein naar de winkel toe liepen. Ik zag dat de slanke dame, [verdachte] , DVD's in haar tas stopt en dat de dikkere dame twee pakjes ondergoed in haar tas stopt. [verdachte] stopt ook nog iets in haar tas in het shampoo-pad. Van u heb ik begrepen dat er in haar tas ook nog 3 tubes bodyscrub zaten van het merk Traecle Moon. Deze verkopen wij inderdaad en bij navraag bij mijn collega vertelde hij dat het vak ook praktisch leeg is.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige: [18]
Ik ben werkzaam in het filiaal van [supermarkt 2] , gevestigd aan de [adres 1] te Ommen. Op 1 juli 2014 was ik ook aan het werk. Omstreeks 14.50 uur a 15.00 uur was ik aanwezig op de winkelvloer en zag ik dat er twee dames in de winkel liepen. Zij vielen mij op door hun uiterlijk. Ik zag dat een dikkere dame betrof en een dame die duidelijk slanker was. Ik zag dat beide dames een tas bij zich hadden, waarvan de rits helemaal openstond. Ik ben naar de ruimte gelopen waar de camera's uitgekeken kunnen worden. Ik zag op de live beelden dat de dikkere dame bij het vak met ondergoed stond en hiervan een aantal pakjes in haar openstaande tas stopte. [naam 1] is vervolgens naar de ruimte voorbij de kassa gelopen, om de dames aan te kunnen houden. Ik bleef achter in de kantoorruimte. Ik zag vervolgens op de camerabeelden dat beide dames een aparte kassa kozen om af te rekenen. Toen beide dames voorbij de kassa waren, heeft mijn collega [naam 1] hen aangehouden op verdenking van winkeldiefstal.
Later heb ik samen met [naam 1] de camerabeelden uitgekeken en ze op de camera's gevolgd. Ik zag dat zij gezamenlijk de winkel binnen liepen. Het merendeel van de tijd liepen ze ook gezamenlijk door de winkel. Op de beelden had ik de indruk dat zij elkaar zo nu en dan afschermden. Ook zag ik dat de dunnere dame op een gegeven moment in het gangpad van de shampoo stond. Ik zag dat ze een paar flesjes of iets dergelijks vasthield. Vervolgens zag ik op de beelden dat ze dat in haar tas stopte. Vermoedelijk zijn dit de ontvreemde tubes bodyscrub geweest.
3. Een proces-verbaal van aanhouding door burger, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , dan wel één hunner: [19]
Op 1 juli 2014 werd door directeur/eigenaar [supermarkt 2] vestiging te Ommen [naam 1] aan ons overgedragen de door hem op dinsdag 1 juli 2014 te [adres 1] te Ommen op heterdaad aangehouden verdachte:
[verdachte] .
4. Een proces-verbaal van aanhouding door burger, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , dan wel één hunner; [20]
Op 1 juli 2014 werd door directeur/eigenaar [supermarkt 2] vestiging te Ommen [naam 1] aan ons overgedragen de door hem op dinsdag 1 juli 2014 te [adres 1] te Ommen op heterdaad aangehouden verdachte:
[medeverdachte] .
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte: [21]
Ik was vandaag, 1 juli 2014, in Ommen. Bij mij was [medeverdachte] , zij is een vriendin van mij. We zijn naar de [supermarkt 2] gegaan. Ik ben samen met [medeverdachte] naar binnen gegaan. Ik pakte 3 dvd's. Vervolgens pakte ik wc-blokjes en stopte ik de dvd's in mijn tas. Ik heb daarna de wc-blokjes afgerekend. Ik doe afstand van deze dvd's.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte: [22]
U laat mij 3 tubes body scrub zien. U zegt mij dat de [supermarkt 2] in Ommen deze scrubs mist. Ja, sorry, ik was de scrub helemaal vergeten. Ik heb ze bij de [supermarkt 2] in Ommen weggenomen, samen met de dvd's.

Voetnoten

1.Datum en tijdstip zijn zichtbaar op pagina 70, foto linksonder.
2.Pagina 182.
3.Dossier van de Regiopolitie Twente, registratienr. PL05KL-2014085970, pagina 78.
4.pagina 27-28.
5.pagina 63-82.
6.pagina 41-42.
7.pagina 63-82.
8.pagina 54-55.
9.pagina 63-82.
10.pagina 90-91 en 94-95.
11.pagina 115-117.
12.pagina 111-112.
13.pagina 125-130.
14.pagina 179-181.
15.pagina 184-185.
16.pagina 193-196.
17.pagina 46-48.
18.pagina 53-54.
19.pagina 34-35.
20.pagina 11-12.
21.pagina 88-89.
22.pagina 90-91.