ECLI:NL:RBOVE:2015:5742

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
C/08/160272 / FA RK 14-1775
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tussen vader en minderjarigen na verzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 september 2015 een ambtshalve beschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en zijn drie minderjarige kinderen, [A], [B] en [C]. De kinderen, die bij hun moeder wonen, hebben via brieven hun wensen kenbaar gemaakt over de omgang met hun vader. De kinderrechter heeft op basis van deze verzoeken en eerdere gesprekken met de kinderen en ouders, alsook op basis van rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Overijssel, de situatie beoordeeld. De ouders zijn niet met elkaar gehuwd en er is sprake van gezamenlijk ouderlijk gezag. De vader had eerder een voorlopige omgangsregeling die door de voorzieningenrechter was vastgesteld, maar de kinderen gaven aan deze regeling niet te willen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er tussen de ouders geen overleg mogelijk is en dat de vader niet in staat lijkt om rekening te houden met de emotionele behoeften van de kinderen. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter besloten dat er geen rechtens afdwingbare omgangsregeling meer geldt tussen de vader en de kinderen. Deze beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de kinderrechter benadrukt dat de vader de mogelijkheid heeft om in een bodemprocedure een andere regeling te verzoeken. De beschikking is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden naar de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/160272 / FA RK 14-1775 (HA)

ambtshalve beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel

d.d. 15 september 2015

betreffende de minderjarigen

[A] (roepnaam [A] ),

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
[B](roepnaam: [B] ),
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ,
[C](roepnaam [C] ),
geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] ,
allen wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
kinderen van

[D] ,

verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1]
en

[E] ,

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] .
Met betrekking tot dit verzoek is mede als belanghebbende aan te merken:
de stichting
Jeugdbescherming Overijssel,
hierna: JBO,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo.

De procedure

Op 13 mei 2013 zijn brieven van de minderjarige kinderen ontvangen en op 23 juni 2014 is een tweede brief van [B] ontvangen.
Naar aanleiding van de brieven heeft mr. Flos, kinderrechter in deze rechtbank, een gesprek met de kinderen gehad op 3 juli 2014.
Naar aanleiding van dat gesprek heeft de kinderrechter de ouders uitgenodigd voor een gesprek. Dat gesprek heeft plaatsgehad op 18 augustus 2014. Vader heeft zich tijdens dat gesprek doen bijstaan door mr. E.D. Breuning ten Cate. De kinderrechter heeft naar aanleiding van hetgeen ter zitting besproken is aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht om een onderzoek naast de meest wenselijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders.
Op 12 november 2014 is het raadsrapport ontvangen en in dat rapport heeft de Raad geadviseerd. Dit rapport heeft de kinderrechter besproken ter zitting op 27 november 2014.
De kinderrechter heeft ter zitting de ondertoezichtstelling over de kinderen uitgesproken.
Op 1 juni 2015 schrijft en concludeert JBO en op 3 juni 2015 reageert vader per brief.
Naar aanleiding van de inhoud van die stukken heeft de kinderrechter opnieuw een gesprek gepland, en wel op 18 augustus 2015. Er zijn verschenen en gehoord mevrouw [F] als vertegenwoordiger van JBO, alsmede mevrouw [G] , moeder en de heer [H] als vertegenwoordiger van de Raad.
Vader heeft naar aanleiding van de uitnodiging een brief gestuurd voorzien van foto’s, bij de griffie ontvangen op 30 juni 2015.

Feiten en omstandigheden

De ouders van de [A] , [B] en [C] zijn niet met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn allen erkend door de vader. Er is sprake van gezamenlijk ouderlijk gezag.
De kinderen wonen bij moeder en zij draagt zorg voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen.
Bij kort geding vonnis van 8 april 2014 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank een voorlopige omgangsregeling getroffen, waarbij de man eens per twee weken omgang met de minderjarigen heeft van vrijdag na schooltijd tot dinsdag voor schooltijd en eens per twee weken van zondagavond na het eten tot dinsdagmorgen voor schooltijd.

Verzoek

De kinderen hebben te kennen gegeven dat zij de door de voorzieningenrechter bepaalde voorlopige omgangsregeling niet -in die vorm- willen.

Beoordeling

Met hun verzoek hebben [A] , [B] en [C] gebruik gemaakt van de in artikel 1:377g BW geboden mogelijkheid om een ambtshalve beslissing van de kinderrechter te verzoeken op de voet van de artikelen 1:377a of 1:377b BW, dan wel zodanige beslissing te wijzigen op de voet van artikel 1:377e BW.
De kinderrechter heeft alle stukken gelezen en het beeld is ontstaan dat vader altijd een liefdevolle vader voor de kinderen is geweest maar dat het de kinderen niet lukt om afspraken met vader te maken, anders dan wat het meest overeenkomt met zijn eigen planning en/of belangen. Het feit dat vader vindt dat zijn nieuwe partner deel uitmaakt van zijn leven en dat de kinderen dat moeten accepteren maakt dat de toch al heftige scheiding tussen de ouders voor de kinderen moeilijk te verwerken is.
Zowel uit de rapportages als uit hetgeen ter zitting is besproken komt naar voren dat tussen de ouders geen enkele vorm van overleg mogelijk is. Vader wenst geen enkel gesprek met moeder aan te gaan en evenmin met de gezinsvoogdes mevrouw [F] , mevrouw [G] of met de kinderrechter. Vader lijkt niet in staat te zijn om zich aan te sluiten bij de emotionele behoefte van de kinderen en een binding met de kinderen te maken door ook rekening met hun wensen en gevoelens te houden.
Na beraad is de kinderrechter van oordeel dat het weinig zinvol is om de voorlopige omgangsregeling, zoals die is vastgelegd in het kort geding vonnis, in stand te laten.
Om uitvoerig in te gaan op de stellingen en standpunten van de ouders is niet aan de orde. De ouders hebben immers geen verzoekschrift ingediend dan wel voorgelegd waarop moet worden beslist. De mening van de kinderen is duidelijk geworden en hun belang bij het voorleggen van hun verzoek is voldoende toegelicht in de stukken. De kinderrechter acht het in het belang van de kinderen dat in deze beschikking wordt bepaald dat er niet langer sprake zal zijn van een rechtens afdwingbare omgangsregeling zoals vastgelegd in het kort geding vonnis. Uiteraard staat het vader vrij om in een bodemprocedure anders te verzoeken.

De beslissing

De kinderrechter:
wijzigt het vonnis kort geding vonnis van 8 april 2014 en bepaalt dat er vanaf heden geen rechtens afdwingbare omgangsregeling geldt tussen de vader en de kinderen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, in tegenwoordigheid van H.E. Abbink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015.
Een afschrift van deze beschikking wordt aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo gestuurd en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die Raad opgenomen in zijn registratie.