ECLI:NL:RBOVE:2015:5730

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 december 2015
Publicatiedatum
28 december 2015
Zaaknummer
08.952663-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in Zwolle met zware gevolgen voor slachtoffers

Op 28 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 augustus 2015, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin en een andere man aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de man meermalen met kracht had geslagen en geschopt, terwijl deze op de grond lag, wat leidde tot ernstig letsel, waaronder een gebroken neus en meerdere gebroken handwortelbeentjes. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte met zijn geweld een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van ruim 11.000 euro aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidivekans van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952663-15 (P)
Datum vonnis: 28 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het PI Zwolle, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 december 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 30 augustus 2015 te Zwolle heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden, dan wel [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld door hem tegen zijn hoofd te slaan en stompen en tegen zijn hoofd te schoppen;
op 30 augustus 2015 te Zwolle zijn (ex-)levensgezel heeft mishandeld.
Voluit luidt – na wijziging tenlastelegging op 14 december 2015 - de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, en/of
- die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zat/lag) meermalen (met kracht) met geschoeide voet op/tegen/in de richting van het hoofd en/of tegen/in/in de richting van het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 in de gemeente Zwolle aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neusbeen, en/of
- een of meer gebroken middenhandsbeentjes en/of een of meer ontwrichte middenhandsbeentjes, en/of
- een of meer gebroken handwortelbeentjes, en/of
- een gekneusde borstkas en/of een of meer gekneusde ribben, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1]
- meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan/stompen, en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zat/lag) meermalen (met kracht) met geschoeide voet op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam te trappen/schoppen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, en/of
- die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zat/lag) meermalen (met kracht) met geschoeide voet op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 in de gemeente Zwolle zijn (ex-)levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het
gezicht/hoofd, althans op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies d.d. 10 december 2015. Ten aanzien van de klinische behandeling voor de duur van zeven weken heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Kort gezegd heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde – poging tot doodslag - aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] in zijn gezicht heeft geslagen en dat op basis van de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige] en de letselverklaring wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ook eenmaal in de richting van het gezicht heeft geschopt, waarbij [slachtoffer 1] de schop met zijn handen heeft afgeweerd. Uit het medisch onderzoek, uitgevoerd door forensisch arts Van Kuijk, is gebleken dat zonder afweer er zeer uitgebreid schedel-hersenletsel zou zijn ontstaan met een zeer grote kans op dodelijke afloop. Er was een aanmerkelijke kans op de dood en verdachte heeft deze kans ook aanvaard, zodat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan ook een bewezenverklaring volgen, omdat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de mishandeling van [slachtoffer 2] , doordat zij zich in de vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer 1] mengde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen.
Hiertoe heeft zij aangevoerd dat geen wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is waaruit blijkt dat verdachte aangever [slachtoffer 1] heeft geschopt. Wel kan worden bewezen dat verdachte meerdere keren tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 1] heeft gestompt, maar dit kan niet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wel heeft geschopt, eerst tegen de handen en dan tegen het gezicht van [slachtoffer 1] , dan kan dat evenmin tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag leiden, omdat er geen gerede kans bestond dat aangever daardoor zou komen te overlijden.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het onder 1 subsidiair en onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het letsel aan de hand van [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat ook vrijspraak moet volgen, omdat alleen het stompen tegen het hoofd en de zij van [slachtoffer 1] geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat vrijspraak moet volgen, omdat [slachtoffer 2] zelf heeft verklaard dat verdachte haar niet bewust heeft geslagen. Nu het opzet ontbreekt, dient vrijspraak te volgen.
Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd – mocht de rechtbank hieraan voorbij gaan - dat zij zich niet kan vinden in de door de officier van justitie geformuleerde strafeis ten aanzien van de gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is voor verdachte niet wenselijk, omdat verdachte zo snel mogelijk moet beginnen met een behandeling, zoals door de reclassering is geadviseerd.
4.3
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte op 30 augustus 2015 meermalen in het gezicht en tegen het lichaam van aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen en gestompt én eenmaal in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] heeft geschopt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij aangever [slachtoffer 1] wel in zijn gezicht heeft geslagen en gestompt, maar dat hij [slachtoffer 1] niet in zijn gezicht heeft geschopt. De rechtbank acht op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige] en [slachtoffer 2] echter ook bewezen dat verdachte in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt. Op basis van voornoemde getuigenverklaringen kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 2] op straat liep en – zonder dat hij in agressieve zin de confrontatie opzocht – middelpunt werd van een vechtpartij met verdachte. Verdachte heeft met kracht in het gezicht van [slachtoffer 1] geslagen en gestompt, waarbij [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij hierop direct een scherpe pijn voelde. Uit de letselverklaring, opgemaakt door forensisch arts Van Essen, is gebleken dat de neus van [slachtoffer 1] was gebroken.
Op basis van voornoemde verklaringen kan ook worden geconcludeerd dat [slachtoffer 1] door de klappen van verdachte ten val is gekomen en dat verdachte – toen [slachtoffer 1] op de grond lag – met zijn geschoeide voet in de richting van het hoofd van verdachte heeft geschopt. Daarbij heeft [slachtoffer 1] de schop afgeweerd en zijn hoofd beschermd met zijn handen en is verdachte met zijn voet tegen de handen van [slachtoffer 1] gekomen. Uit de letselverklaring van forensisch arts Van Kuijk volgt dat een groot aantal botten in de pols én in de hand van [slachtoffer 1] is gebroken. Tevens is naast een aantal gebroken middenhandsbeentjes, ook een aantal handwortelbeentjes gebroken en is een aantal ontwrichtingen in het polsgewricht ontstaan, wat aangeeft dat er excessief veel kracht is uitgeoefend. Dat past bij het uithalen met een (geschoeide) voet, zoals door aangever en getuige [getuige] is verklaard.
Dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat het letsel aan de handen van [slachtoffer 1] kan zijn veroorzaakt door de val acht de rechtbank niet geloofwaardig, mede gelet op de letselverklaring van Van Kuijk en de ernst van het letsel dat [slachtoffer 1] aan zijn hand heeft opgelopen.
Op grond van al het hiervoor overwogene acht de rechtbank bewezen dat verdachte met kracht in het gezicht en tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en gestompt en, toen [slachtoffer 1] op de grond lag, met geschoeide voet en met kracht eenmaal in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] heeft geschopt.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever had. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Verder is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het eenmaal met kracht schoppen tegen het hoofd een aanmerkelijke kans oplevert dat de dood intreedt. Het is een algemene ervaringsregel dat dit geweld kan leiden tot schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en kwetsuren aan het strottenhoofd of de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. In dit geval heeft verdachte met geschoeide voet met zodanig excessieve kracht - zoals blijkt uit de letselverklaring – in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] geschopt, dat daarmee een aanmerkelijke kans op fataal letsel bestond en dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen zoals onder 1 primair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 30 augustus 2015 zijn (ex-)levensgezel [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze in het gezicht te slaan.
De rechtbank ziet dit bewijs in de verklaring van [slachtoffer 2] , de letselverklaring van [slachtoffer 2] en de eigen verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 2] tijdens de vechtpartij met [slachtoffer 1] heeft geraakt. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij dit niet met opzet heeft gedaan, maar de rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij hierbij [slachtoffer 2] – die heeft geprobeerd de vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer 1] te beëindigen – pijn en/of letsel zou toebrengen. Aldus heeft hij zich aan mishandeling van zijn (ex-)levensgezel schuldig gemaakt.
4.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 30 augustus 2015 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand tegen het hoofd en/of in het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, en
- die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zat/lag) met kracht met geschoeide voet in de richting van het hoofd en/of in de richting van het gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 30 augustus 2015 in de gemeente Zwolle zijn (ex-)levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd te stompen of te slaan.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling begaan tegen zijn levensgezel.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Hij heeft op een harde en stevige wijze geslagen en eenmaal in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] getrapt, terwijl deze zich in een situatie bevond waarin hij zich niet of nauwelijks kon verweren, omdat hij op de grond lag. Verdachte heeft hierbij excessief geweld gebruikt, terwijl verdachte als beoefenaar van vechtsport juist heeft geleerd zijn kracht te doseren. [slachtoffer 1] had door deze handelswijze van verdachte het leven kunnen verliezen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Naast het lichamelijke letsel dat [slachtoffer 1] hierbij heeft opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan nog lange tijd psychische gevolgen kunnen ondervinden, wat in dit geval ook volgt uit de slachtofferverklaring, zoals deze ter zitting is voorgelezen.
Daarbij gaat het om een ernstig geweldsdelict dat zich in de openbaarheid heeft voorgedaan, waarmee het niet alleen voor het slachtoffer maar ook een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn partner.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 10 december 2015, opgemaakt door D. Albersen en
  • het uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 17 september 2015.
Uit voornoemd reclasseringsadvies en het uittreksel justitieel documentatieregister komt naar voren dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder verschillende mishandelingen, een poging tot zware mishandeling huiselijk geweld en diefstal met geweld. Uit het reclasseringsadvies is gebleken dat verdachte zijn gewelddadige gedrag bagatelliseert en dat hij voorts weinig berouw toont als hij over geweld praat, waarbij het lijkt alsof hij zich niet bewust lijkt te zijn van de impact van zijn gedrag. Hierdoor legt verdachte de verantwoordelijkheid buiten zichzelf.
Uit het reclasseringsadvies is verder gebleken dat verdachte problemen ervaart op het gebied van huisvesting, financiën, het behouden van werk en het aangaan van conflictvrije relaties. Daarnaast is bij verdachte sprake van fors alcoholgebruik in het weekend, wekelijks cocaïnegebruik en dagelijks cannabisgebruik. Verdachte is onvoldoende in staat om in te zien dat hij andere keuzes kan maken om uit de problemen te blijven.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, gelet op de delict geschiedenis van verdachte en het feit dat verdachte zijn gedrag niet voldoende kan reguleren. Tevens is gebleken dat verdachte eerdere hulpverlening heeft afgebroken.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden zijn een meldplicht en het verplicht volgen van een ambulante behandeling bij Justact of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de reclassering het van belang acht dat een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ambulant behandeltraject. Tot slot wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangever [slachtoffer 1] op te leggen.
De rechtbank acht in dit geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden noodzakelijk en passend bij de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde. De rechtbank zal, gelet op het advies van de reclassering, bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf, te weten tien maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de hiervoor genoemde, op begeleiding en behandeling toegespitste, voorwaarden. De rechtbank beoogt hiermee dat verdachte wordt behandeld voor zijn agressieproblematiek om hierdoor de kans op herhaling te verminderen. De proeftijd zal daarbij gesteld worden op drie jaar. Voor oplegging van een contactverbod ten opzichte van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank thans onvoldoende aanleiding.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 16.382,05 (zestienduizenddriehonderdtweeëntachtig euro en vijf eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Materiële schade van in totaal € 6.382,05 inhoudende;
1. Verblijf ziekenhuis (4 nachten a € 28,00) in totaal € 112,00;
2. Reiskosten in totaal € 78,00;
3. Verlies van zelfredzaamheid algemene dagelijkse verzorging € 480,00;
4. Verlies arbeidsvermogen € 5.200,00;
5. Kleding, telefoon, hoofdlampje en edelsteen in totaal € 497,55;
6. Kosten ter vaststelling schade € 14,50;
- Immateriële schade van € 10.000,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de immateriële en materiële kosten ten aanzien van de ‘handschadecomponenten’ buiten beschouwing moeten worden gelaten als de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte tegen de hand van [slachtoffer 1] heeft geschopt.
Tevens heeft de raadsvrouw van verdachte ten aanzien van de immateriële schade van
€ 2.500,00 voor het neusletsel betoogd dat dit een te hoog bedrag is voor een ‘simpele’ neusbreuk.
Voorts dienen de in de toekomst nog te maken reiskosten te worden afgewezen, nu deze afspraken niet zijn onderbouwd door middel van een afsprakenkaart.
Tevens dient het verlies van zelfredzaamheid algemene dagelijkse verzorging van € 480,00 (60 uur x € 8,00) te worden afgewezen, nu dit niet is onderbouwd.
Ten aanzien van het verlies van arbeidsvermogen heeft de raadsvrouw betoogd dat hiervan de bijstandsuitkering moet worden afgetrokken, omdat [slachtoffer 1] deze uitkering doorbetaald heeft gekregen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de kosten van de blouse en broek gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering ten aanzien van de kosten van de telefoon Samsung Galaxy Grand, het hoofdlampje en de edelsteen aan een koord moeten volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kosten geen gevolg zijn van het ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadepost ten aanzien van de hoogte van de immateriële kosten is betwist. De rechtbank acht ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 5.000,00 - in aanmerking genomen de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de fysieke en psychische schade die bij het slachtoffer is opgetreden - aannemelijk en alleszins redelijk en billijk.
Voorts zijn de opgevoerde schadeposten ten aanzien van de materiële kosten deels betwist.
De rechtbank acht de opgevoerde schadepost ten aanzien van de in de toekomst nog te maken reiskosten (in totaal 5 afspraken x € 6,00) reëel – gelet op de aard van het letsel aan de hand en het verloop van het herstel – en tevens in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar.
De opgevoerde schadepost ten aanzien van de zelfredzaamheid (€ 480,00) acht de rechtbank voldoende onderbouwd, nu niet is betwist dat [slachtoffer 1] maar één hand ter beschikking had en ondersteuning nodig heeft gehad.
De opgevoerde schadepost van verlies arbeidsvermogen (€ 5.200,00) is ten aanzien van de hoogte niet betwist, zodat deze toewijsbaar is. Daarbij dient de bijstandsuitkering van [slachtoffer 1] hier niet van te worden afgetrokken, nu een uitkering geen inkomen is en deze, na toewijzing van de vordering, zal worden teruggevorderd.
Voorts acht de rechtbank de schadeposten ten aanzien van de blouse (€ 109,00), de spijkerbroek (€ 79,00) en de kosten ter vaststelling schade (€ 14,50) toewijsbaar, nu deze posten niet zijn betwist.
Ten aanzien van de opgevoerde schadepost van de telefoon (€ 219,00), het hoofdlampje
(€ 69,95) en de edelsteen aan het koord (€ 20,00) ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde feit, zodat dit gedeelte van de vordering niet ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot in totaal een bedrag van € 11.072,50, te weten € 6.072,50 aan materiële kosten en € 5.000,00 aan immateriële kosten. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder 1 primair is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat;
1. de veroordeelde zich op uitnodiging bij de reclassering moet melden bij de reclassering. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek bij JusTact of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De veroordeelde wordt ook verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van

€ 11.072,50;

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns - Schipper, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2015.
Buiten staat
Mr. Versteeg en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland district IJsselland met registratienummer PL0600 2015529585. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 augustus 2015 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik wil aangifte doen van zware mishandeling dan wel poging tot doodslag. Een Antilliaanse man die ik ken onder de naam [bijnaam verdachte] heeft mij in elkaar geslagen en geschopt. Hij heeft mij in mijn gezicht gestompt en geschopt. Ik heb letsel opgelopen aan mijn gezicht, handen en bovenlichaam.(..) Ik heb als gevolg van het geweld diverse hoofdwonden Mijn neus is gebroken en ik heb pijn aan mijn kaak. Mijn linkerhand is op diverse plekken gebroken. Ik heb pijnlijke ribben. Ik heb over heel mijn lichaam pijn;
Ik was vannacht, omstreeks half vier, in mijn woning samen met [slachtoffer 2] . (..) [slachtoffer 2] was aan het bellen en zij kreeg ruzie over de telefoon met haar vriend of huisgenoot. Ik weet dat hij [bijnaam verdachte] heet. (..) Wij liepen naar buiten naar de auto van [slachtoffer 2] . Ik zag iemand uit de bosjes komen. Hij zat verstopt in die bosjes. (..) Ik zag dat [bijnaam verdachte] naar mij toe kwam rennen en op me in begin te slaan. Hij stompte me op mijn neus en ik voelde direct een hevige pijn. Ik verloor mijn evenwicht en viel op de grond. Toen ik op de grond lag, schopte hij op me in. Ik werd heel vaak geschopt en voelde dat ik met kracht in mijn gezicht werd geschopt. Dit deed veel pijn. Ik voelde dat ik geschopt werd onder mijn kin, op mijn neus en tegen mijn ribben. Ik zag dat hij naar mijn gezicht schopte en heb de schoppen afgeweerd met mijn handen. Zo kwamen de trappen tegen mijn handen terecht. Dit deed erg veel pijn.
Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 10 september 2015 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(..) Mijn linkerhand is op 10 plekken gebroken. De handkootjes zijn helemaal stuk. Het gaat nog wel een half jaar duren voor ik ben hersteld. (..) Het is maar afwachten of het allemaal nog goed komt. Ik heb mijn neus op meerdere plaatsen gebroken. Ik had ernstige hoofdpijn, vermoedelijk een hersenschudding, diverse kneuzingen op mijn hoofd en bovenlichaam. Ik heb een aantal ribben gekneusd, een stuk of 4. Daar heb ik ook veel last/pijn van gehad. (..)
(V: Wat deed [bijnaam verdachte] toen hij uit de bosjes kwam?)Hij kwam rechtstreeks naar mij en ik kreeg direct een stomp op mijn hoofd en ging plat. [slachtoffer 2] probeerde hem nog tegen te houden. Ik zag dat zij ook een klap of stoot kreeg toen ze voor hem ging staan om hem tegen te houden. Hij heeft mij geslagen en gestompt, terwijl ik op de grond lag. Hij heeft mij bijna het licht uit de ogen getrapt. Als ik zijn schoppen niet had afgeweerd, dan was het mis gegaan met mij. Het ging echt heel hard hoe hij mij sloeg en schopte.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 24 november 2015 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [slachtoffer 1] :
(..) We stonden bij de oprit en ik stond met de rug naar de geluidswal en hoorde geritsel uit de bosjes bij de geluidswal. (..) Daarop kreeg ik zo’n klap dat ik buiten westen raakte. Ik heb niet gezien wie die klap gaf. Ik kwam daardoor op de grond en was buiten westen. Toen ik bijkwam zag ik [verdachte] een aanloop nemen alsof hij een penalty nam, ik deed mijn handen voor mijn gezicht en daarna weet ik niets meer. Ik ben bang dat ik er niet meer geweest zou zijn als ik de trap niet had afgeweerd. (..)
Op het moment dat [verdachte] op mij af kwam lag ik op mijn linkerzijde op de grond. Ik weet niet of ik daarna ook nog geslagen of geschopt ben. In het ziekenhuis ben ik er achter gekomen dat ik nog vaker moet zijn geraakt, maar ik kan mij niet herinneren dat dat is gebeurd. (..)
Op het moment dat ik getrapt werd door [verdachte] , had ik mijn handen voor mijn ogen. Ik kan mij herinneren dat de voet van [verdachte] tegen mijn handen kwam. Ik herinner me nu voor het eerst dat ik ook een “knak “hoorde. Toen was het licht uit. (..)
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 30 augustus 2015 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige] :
Op zaterdag 29 augustus 2015 rond 23.30 uur ben ik op bezoek gegaan bij [slachtoffer 1] aan de [adres] te Zwolle (..) Wij gingen naar buiten, ik sloeg linksaf, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gingen rechtsaf naar de [adres] . Dit was denk ik rond 04.00 uur. Ik liep naar mijn auto en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] liepen naar de auto van [slachtoffer 2] .(..)
Ik hoorde iemand schreeuwen. Later bleek dit [slachtoffer 1] te zijn. Ik ben richting [slachtoffer 1] gelopen. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 1] schopte. Ik zag [slachtoffer 1] op de grond liggen terwijl de jongen [slachtoffer 1] vol in het gezicht schopte. Ik stond toen op ongeveer 20 meter afstand. Ik zag dat de jongen [slachtoffer 1] vol in het gezicht schopte.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 24 november 2015 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige] :
(..) [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gingen rechtsaf naar de auto van [slachtoffer 2] . (..) Ik hoorde toen geroep en geschreeuw.(..) Ik hoorde mijn naam 2 keer roepen. Dat klonk als hulpgeroep.(..)
Halverwege, ter hoogte van de flat van [slachtoffer 1] , zag ik dat er iemand op de grond lag. Ik zag een figuur, ik zag zijn gezicht niet, die haalde uit als iemand die een penalty neemt met de punt van de voet. Hij nam een aanloop en haalde uit naar de persoon op de grond. Ik zag aan het silhouet, de lengte en aan het lange haar dat het [slachtoffer 1] was die op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn handen voor zijn gezicht deed om af te weren. Ik stond op een afstand van ongeveer een meter of 30. [slachtoffer 1] deed zijn handen voor zijn gezicht. Ik neem aan dat [slachtoffer 1] in zijn gezicht werd geraakt. Dat leid ik af uit het feit dat hij zijn handen voor zijn gezicht deed. Ik kwam vervolgens bij [slachtoffer 1] , hij zat rechtop met de benen gestrekt vooruit, ik zag overal bloedspetters om [slachtoffer 1] heen. (..) Het enige wat ik die persoon heb zien doen is uithalen.
(..) Op het moment dat ik op 30 meter afstand stond van degene die op de grond lag had ik goed zicht. Er stond namelijk een lantaarnpaal. [slachtoffer 1] deed zijn handen voor zijn gezicht op hetzelfde moment als dat er werd uitgehaald. Ik heb niet gezien waar [slachtoffer 1] geraakt is. Ik heb niet gezien dat de schoen tegen [slachtoffer 1] zijn hand aankwam en heb ook niet gezien dat de schoen het gezicht van [slachtoffer 1] raakte. (..)
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 8 december 2015 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [slachtoffer 2] :
(..) [bijnaam verdachte] rende naar ons toe. Toen zag ik [bijnaam verdachte] uithalen naar [slachtoffer 1] . [bijnaam verdachte] zei daar niet zoveel bij, hij had volgens mij ook wel een slok op, hij was uit zijn doen. Hij viel [slachtoffer 1] aan en ik wilde er tussen springen. Ik zag hem aan komen rennen, hij is best groot en duwde me weg en sloeg [slachtoffer 1] . (..) Ik sprong er tussen. Op dat moment kreeg ik ook een klap op mijn gezicht. Dat was een behoorlijke klap en ik was toen met mezelf bezig en draaide me om. (..) Op een gegeven moment hoorde ik [slachtoffer 1] schreeuwen, hij lag daarbij op de grond. Bij de eerste uithaal van [bijnaam verdachte] was [slachtoffer 1] al op de grond gevallen. (..) Ik heb wel gezien dat ze aan het worstelen waren op de grond op een bepaald moment. Er werd geschopt tegen de buik. Ik zag schoenen en ik zag dat [slachtoffer 1] zich afweerde. [slachtoffer 1] lag in ieder geval op de grond.
Een letselrapportage van [slachtoffer 1] d.d. 30 augustus 2015 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(..) Naam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1] (..)
Letstelbeschrijving:
Hoofd: bij nader CT-onderzoek blijkt het neusbeen (benige deel neus) gebroken te zijn,(..)
Linker arm en hand: 2e middenhandsbeentje is aan polszijde gebroken (straal wijsvinger) De middenhandsbeentjes van 2e t/m 52 straal zijn ontwricht in de pols. 2 handwortelbeentjes in de pols zijn gebroken. (..)
Beoordeling letsel:
Ontstaan: letsel veroorzaakt door direct en indirect stomp botsend en schurend geweld.
Herstel: langdurig herstel, exacte duur nu nog niet aan te geven maar het zal zeker vele maanden duren waarbij mogelijk geen volledig functioneel herstel meer zal plaatsvinden: beperkingen in de polsfunctie.
Een onderzoek door deskundige van GGD IJsselland d.d. 20 november 2015 [8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
(..) Uit het letselrapport wordt duidelijk dat het slachtoffer een deel van het op zijn hoofd / zijn gezicht afkomend geweld heeft afgeweerd door de linkerarm en –hand als bescherming voor het gezicht te houden. Hierbij is een groot aantal botten in de pols en de hand gebroken. (..) Naast een aantal gebroken middenhandsbeentjes, is ook een aantal handwortelbeentjes gebroken én is een aantal ontwrichtingen in het polsgewricht ontstaan. Dat geeft aan dat er excessief veel kracht is uitgeoefend zoals dat bijvoorbeeld door schoppen met een (geschoeide voet) kan worden veroorzaakt.(..)
Stomp botsend geweld op het hoofd uitgeoefend geeft altijd risico op dodelijk schedel-hersenletsel. Het risico wordt groter naarmate de uitgeoefende kracht groter wordt. (..)
Zonder afweer zou er naar verwachting bij het slachtoffer zeer uitgebreid schedel-hersenletsel zijn ontstaan met zeer grote kans op dodelijke afloop. Zonder afweer dus zeker potentieel dodelijk letsel.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 september 2015 [9] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(..) Er was een opstootje geweest. Ik kwam van de stad. Ik was goed aangeschoten. Ik was op weg naar huis. Toen kwam ik in die straat [slachtoffer 2] tegen. Ik groette haar en we kwamen in gesprek. Ik vroeg haar wat ze ging doen. Ik hoorde dat toen een man tegen mij sprak. Hij zei iets van “onnozel persoon wat moet jij”. Hij haalde me uit het gesprek met haar. Ik zei tegen hem: “wat moet je” en zo begon de ellende. Toen begonnen we te vechten. (..) Chaos gewoon. Ook [slachtoffer 2] sprong er tussen. Met mijn vuisten heb ik hem geslagen. Op zijn gezicht gewoon. (..)
Ik was goed dronken. Ik had whisky en bier gedronken. Ik had van te voren ook al een klein flesje wodka leeg gedronken. (..) Ik had hem al een paar stoten gegeven. (..) Toen klapte ik hem en hij viel toen ook op de grond.
(V: “Waar heb je hem overal geraakt volgens jou)
Op zijn gezicht gewoon. Ook op zijn achterhoofd. Ik heb wel aan vechtsporten gedaan.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 december 2015 [10] :
Het klopt dat ik [bijnaam verdachte] wordt genoemd. Ik heb [slachtoffer 1] alleen geslagen en gestompt. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag, ben ik [slachtoffer 2] gaan helpen. Toen ik terugkwam, zat [slachtoffer 1] al op zijn hurken en wilde hij opstaan. Ik sloeg toen in zijn rechterzij en in zijn gelaat. Hij was wel in dekking.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 [11] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant of één van hunner:
Op zondag 30 augustus 2015 nam ik, verbalisant, contact op met betrokkene [slachtoffer 2] . Betrokkene [slachtoffer 2] was betrokken bij de zware mishandeling van [slachtoffer 1] . Volgens getuigen was [slachtoffer 2] ook mishandeld door de verdachte, genaamd [bijnaam verdachte] . Een getuige had gezien dat [slachtoffer 2] een bloedneus had.(..)
Zij had zichtbaar letsel in haar gezicht, te weten: een opgezette neus met aan de linkerzijde een snee waar bloed uit kwam, een verdikking aan de linkerzijde van haar lip, een buil op haar voorhoofd. Wij verbalisanten hoorden dat [bijnaam verdachte] dit had gedaan. Ze verklaarde dat ze er tussen was gesprongen, omdat [bijnaam verdachte] [slachtoffer 1] en haar aanviel. (..) Ze verklaarde dat ze bij [slachtoffer 1] op bezoek was. (..) Ze verklaarde dat ze samen met [slachtoffer 1] naar buiten liep en dat [bijnaam verdachte] toen ineens uit de bosjes sprong. Ze verklaarde dat [bijnaam verdachte] [slachtoffer 1] aanviel en dat ze er tussen is gesprongen. Ze verklaarde dat ze door [bijnaam verdachte] is geslagen en daarna is ze weggerend. Wij hoorden dat betrokkene [slachtoffer 2] verklaarde dat ze wel een relatie heeft gehad met [bijnaam verdachte] gehad, maar dat deze is over. Ze verklaarde dat de relatie meerdere keren aan en uit is geweest.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 8 december 2015 [12] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [slachtoffer 2] :
(..) [bijnaam verdachte] rende naar ons toe. Toen zag ik [bijnaam verdachte] uithalen naar [slachtoffer 1] . [bijnaam verdachte] zei daar niet zoveel bij, hij had volgens mij ook wel een slok op, hij was uit zijn doen. Hij viel [slachtoffer 1] aan en ik wilde er tussen springen. Ik zag hem aan komen rennen, hij is best groot en duwde me weg en sloeg [slachtoffer 1] . (..) Ik sprong er tussen. Op dat moment kreeg ik ook een klap op mijn gezicht. Dat was een behoorlijke klap en ik was toen met mezelf bezig en draaide me om. Toen ik geraakt werd, voelde ik het knakken en had allemaal bloed in mijn gezicht. Ik ben naar mijn auto gegaan.
Een letselrapportage van [slachtoffer 2] d.d. 30 augustus 2015 [13] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(..) Naam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2] (..)
Letstelbeschrijving:
(..) Letsel ontstaan door direct inwerkend scherp en stomp botsend geweld uitgeoefend op het hoofd van betrokkene. Letsel neus zal mogelijk met litteken op de neusrug genezen. Rest letsel zal naar verwachting zonder gevolgen genezen in enkele weken.(..) Het geconstateerde letsel kan passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 september 2015 [14] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(..) Er was een opstootje geweest. Ik kwam van de stad. Ik was goed aangeschoten. Ik was op weg naar huis. Toen kwam ik in die straat [slachtoffer 2] tegen. Ik groette haar en we kwamen in gesprek. Ik vroeg haar wat ze ging doen. Ik hoorde dat toen een man tegen mij sprak. Hij zei iets van “onnozel persoon wat moet jij”. Hij haalde me uit het gesprek met haar. Ik zei tegen hem: “wat moet je” en zo begon de ellende. Toen begonnen we te vechten. (..) Chaos gewoon. Ook [slachtoffer 2] sprong er tussen. Met mijn vuisten heb ik hem geslagen. Op zijn gezicht gewoon. (..) Toen kwam [slachtoffer 2] ertussen en ontstond er duw en trek werk. Zij kwam ten val. (..) Ik vind het wel erg dat zij gewond is geraakt. Ze sprong er tussen(..). Ik zag wel dat ze op de grond lag.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 december 2015 [15] :
Ik kan mij herinneren dat [slachtoffer 2] ertussen sprong. Tussen mij en [slachtoffer 1] . Dat zij letsel heeft opgelopen is meer in de strijd gebeurd. Het kan zijn dat ik met rechts heb uitgehaald en dat zij tegen mijn elleboog is aangekomen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 augustus 2015, pag. 72 en 73.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 10 september 2015, pag. 81 en 82.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 24 november 2015, losbladig.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 30 augustus 2015, pag. 98 en 99.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 24 november 2015, losbladig.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 8 december 2015, losbladig.
7.Letstelrapportage van GGD IJsselland d.d. 30 augustus 2015 opgemaakt door B. van Essen, forensisch arts, pag. 83 t/m 85.
8.Onderzoek door deskundigen van GGD IJsselland d.d. 20 november 2015, opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, losbladig.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 september 2015, pag. 45 t/m 46.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 december 2015.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015, pag. 91 en 92.
12.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 24 november 2015, losbladig.
13.Letstelrapportage van GGD IJsselland d.d. 30 augustus 2015 opgemaakt door B. van Essen, forensisch arts, pag. 93 t/m 94.
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 september 2015, pag. 45 t/m 47.
15.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 december 2015.