8.1De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 16.382,05 (zestienduizenddriehonderdtweeëntachtig euro en vijf eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Materiële schade van in totaal € 6.382,05 inhoudende;
1. Verblijf ziekenhuis (4 nachten a € 28,00) in totaal € 112,00;
2. Reiskosten in totaal € 78,00;
3. Verlies van zelfredzaamheid algemene dagelijkse verzorging € 480,00;
4. Verlies arbeidsvermogen € 5.200,00;
5. Kleding, telefoon, hoofdlampje en edelsteen in totaal € 497,55;
6. Kosten ter vaststelling schade € 14,50;
- Immateriële schade van € 10.000,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de immateriële en materiële kosten ten aanzien van de ‘handschadecomponenten’ buiten beschouwing moeten worden gelaten als de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte tegen de hand van [slachtoffer 1] heeft geschopt.
Tevens heeft de raadsvrouw van verdachte ten aanzien van de immateriële schade van
€ 2.500,00 voor het neusletsel betoogd dat dit een te hoog bedrag is voor een ‘simpele’ neusbreuk.
Voorts dienen de in de toekomst nog te maken reiskosten te worden afgewezen, nu deze afspraken niet zijn onderbouwd door middel van een afsprakenkaart.
Tevens dient het verlies van zelfredzaamheid algemene dagelijkse verzorging van € 480,00 (60 uur x € 8,00) te worden afgewezen, nu dit niet is onderbouwd.
Ten aanzien van het verlies van arbeidsvermogen heeft de raadsvrouw betoogd dat hiervan de bijstandsuitkering moet worden afgetrokken, omdat [slachtoffer 1] deze uitkering doorbetaald heeft gekregen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de kosten van de blouse en broek gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering ten aanzien van de kosten van de telefoon Samsung Galaxy Grand, het hoofdlampje en de edelsteen aan een koord moeten volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kosten geen gevolg zijn van het ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadepost ten aanzien van de hoogte van de immateriële kosten is betwist. De rechtbank acht ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 5.000,00 - in aanmerking genomen de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de fysieke en psychische schade die bij het slachtoffer is opgetreden - aannemelijk en alleszins redelijk en billijk.
Voorts zijn de opgevoerde schadeposten ten aanzien van de materiële kosten deels betwist.
De rechtbank acht de opgevoerde schadepost ten aanzien van de in de toekomst nog te maken reiskosten (in totaal 5 afspraken x € 6,00) reëel – gelet op de aard van het letsel aan de hand en het verloop van het herstel – en tevens in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar.
De opgevoerde schadepost ten aanzien van de zelfredzaamheid (€ 480,00) acht de rechtbank voldoende onderbouwd, nu niet is betwist dat [slachtoffer 1] maar één hand ter beschikking had en ondersteuning nodig heeft gehad.
De opgevoerde schadepost van verlies arbeidsvermogen (€ 5.200,00) is ten aanzien van de hoogte niet betwist, zodat deze toewijsbaar is. Daarbij dient de bijstandsuitkering van [slachtoffer 1] hier niet van te worden afgetrokken, nu een uitkering geen inkomen is en deze, na toewijzing van de vordering, zal worden teruggevorderd.
Voorts acht de rechtbank de schadeposten ten aanzien van de blouse (€ 109,00), de spijkerbroek (€ 79,00) en de kosten ter vaststelling schade (€ 14,50) toewijsbaar, nu deze posten niet zijn betwist.
Ten aanzien van de opgevoerde schadepost van de telefoon (€ 219,00), het hoofdlampje
(€ 69,95) en de edelsteen aan het koord (€ 20,00) ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde feit, zodat dit gedeelte van de vordering niet ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot in totaal een bedrag van € 11.072,50, te weten € 6.072,50 aan materiële kosten en € 5.000,00 aan immateriële kosten. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren.