6.1.Nu tussen partijen vaststaat dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een hernieuwd onderzoek naar de behoefte en de draagkracht noodzakelijk en gerechtvaardigd maakt, kunnen partijen in hun verzoek worden ontvangen.
6.2
De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding
De stiefkinderen van de man
Allereerst zal de rechtbank ingaan op de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn stiefkinderen. Hoewel in beginsel bij de man door het aangaan van een geregistreerd partnerschap met de huidige partner van de man een onderhoudsverplichting is ontstaan jegens zijn tot zijn gezin behorende stiefkinderen naast de reeds bestaande verplichting van de biologische ouders van deze kinderen, dienen in de huidige berekening van de behoefte en de draagkracht naar het oordeel van de rechtbank de stiefkinderen buiten beschouwing te worden gelaten wegens het ontbreken van inkomens- en draagkrachtgegevens van de biologische ouders van de stiefkinderen. De rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat in de onderlinge verhouding van de onderhoudsplichtigen de betreffende verplichting van de man relatief nog maar kort bestaat. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank er van uit dat de biologische ouders voldoende zelf in staat zijn in de behoefte van deze kinderen te voorzien.
behoefte van de minderjarige kinderen van partijen
De rechtbank hanteert voor de vaststelling van de behoefte van de minderjarige kinderen de tabel "Eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen" die behoort bij het rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatienormen. Uitgangspunt voor de bepaling van de behoefte van een kind is de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen om uit te gaan van het gezinsinkomen van de ouders ten tijde van de samenleving dan wel het latere inkomen van de onderhoudsplichtige ouder als dat nadien hoger is dan dat gezinsinkomen.
Uit de echtscheidingsbeschikking van 4 november 2013 blijkt dat voor de bepaling van de behoefte van de kinderen alleen de inkomsten van de man zijn betrokken alsmede de heffingskortingen van beide partijen. Er is uitgegaan van een gezinsinkomen ten tijde van de samenleving van € 7.234,- netto per maand. De behoefte van de kinderen werd in november 2013 gesteld op € 1.285,-, dat wil zeggen € 495,- per kind per maand.
Tussen partijen staat vast dat de man thans een lager inkomen heeft dan ten tijde van de samenleving. De rechtbank concludeert op grond daarvan dat het huidige inkomen van de man niet hoger is dan het gezinsinkomen van destijds. Gelet op de aanbevelingen zal de rechtbank daarom uitgaan van de behoefte van destijds en dit bedrag indexeren. De rechtbank stelt de behoefte van de kinderen per kind per maand in 2014 op € 499,46 en in 2015 op € 503,46.
Dit bedrag dient te worden gecorrigeerd door het bedrag dat wordt ontvangen aan kindgebonden budget (KGB). Het KGB bedroeg in 2014 € 1.161,- per jaar (rekening houdend aan de zijde van de vrouw met het bedrag dat de man heeft opgelegd gekregen aan uitkering tot levensonderhoud ten behoeve van de vrouw), dat wil zeggen € 96,75 per maand (€ 32,25 per kind), en blijkens het overgelegde overzicht in 2015 € 5.312,- per jaar, dat wil zeggen € 442,67 per maand (€ 147,56 per kind).
Het eigen aandeel van de ouders in de kosten van hun minderjarige kinderen komt daarmee afgerond in 2014 op € 467,- (€ 499,46 minus € 32,25) per kind per maand en in 2015 op € 356,- (€ 503,46 minus € 147,56) per kind per maand.
De rechtbank overweegt dat beide ouders naar rato van hun draagkracht dienen bij te dragen. De rechtbank zal dan ook ieders draagkracht vaststellen.
De draagkracht van de man
De vrouw heeft gesteld dat voor het inkomen van de man enkel dient uit te worden gegaan van het inkomen van de man bij [naam werkgever 1] . Er was volgens de vrouw geen noodzaak tot wijziging van zijn baan.
De man heeft gesteld dat door de nieuwe wetgeving ten aanzien van topinkomens hij ook bij zijn oude werkgever minder was gaan verdienen. Daarnaast stelt de man dat het voor zijn carrière niet goed was te lang in dezelfde functie te blijven. De man werkt 36-uur omdat hij valt onder de CAO van de ziekenhuizen.
De rechtbank is van oordeel dat de keuze van de man voor een andere baan een te begrijpen en in redelijkheid te respecteren stap voor de langere termijn betreft.
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de man voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen daarom uit van de navolgende gegevens.
Voor 2014
Blijkens de salarisspecificaties over de maanden januari 2014 en maart 2014 bedraagt het inkomen van de man bij [naam werkgever 1] € 13.082,71 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag.
Bij de berekening van het besteedbaar inkomen van de man houdt de rechtbank rekening met de pensioenpremie, de verschuldigde premieheffing en de inkomstenbelasting. De man heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Op grond van voormelde gegevens becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man op € 6.700,- per maand.
Voor 2015
Blijkens de salarisspecificaties over de maanden februari 2015 tot en met april 2015 bedraagt het inkomen van de man bij [naam werkgever 2] € 11.826,70 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag van 8 % en een eindejaarsuitkering van 8,3 % van het jaarsalaris.
Bij de berekening van het besteedbaar inkomen van de man houdt de rechtbank rekening met de pensioenpremie, de verschuldigde premieheffing en de inkomstenbelasting. De man heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Op grond van voormelde gegevens becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man op € 6.510,- per maand.
Voor de berekening van het besteedbare inkomen van de man, verwijst de rechtbank naar de brutoberekeningen, die aan deze beschikking zijn gehecht.
draagkrachtformule
De rechtbank berekent de draagkracht van de man aan de hand van de formule
in 2014: 70% x [NBI – (0,3 NBI + 860)] en in 2015: 70% x [NBI – (0,3 NBI + 875)]
Voor zover recht bestaat op fiscaal voordeel in verband met de persoonsgebonden aftrekpost levensonderhoud kinderen, zal de rechtbank de draagkracht van de man tot 1 januari 2015 met dit bedrag verhogen. Op basis van voormelde formule berekent de rechtbank de draagkracht van de man in 2014 op € 2.681,- per maand. Omdat de man in 2014 aanspraak kon maken op fiscaal voordeel in verband met de persoonsgebonden aftrekpost levensonderhoud kinderen (tot 1 januari 2015) verhoogt de rechtbank de berekende draagkracht met een fiscaal voordeel van € 135,- per maand. De draagkracht inclusief fiscaal voordeel bedraagt in 2014 € 2.816,- per maand.
Op basis van voormelde formule berekent de rechtbank de draagkracht van de man in 2015 op € 2.577,- per maand.
De draagkracht van de vrouw
Uit de gegevens van de vrouw blijkt dat zowel in 2014 als in 2015 tot op heden sprake is van een minimale draagkracht van € 50,- per maand aan de zijde van de vrouw.
De draagkrachtvergelijking
Nu de totale draagkracht van de man en de vrouw tezamen in 2014 € 2.866,- (€ 2.186,- + € 50,-), en in 2015 € 2.627,- (€ 2.577,- + € 50,- ) per maand bedraagt en deze hoger is dan de behoefte, dient het aandeel van de man en de vrouw in de kosten van de kinderen te worden berekend. Dit aandeel wordt berekend met behulp van de formule:
[eigen draagkracht : totale draagkracht] x totale behoefte
Aan de hand van de hiervoor overwogen formule wordt het aandeel van de man vastgesteld op een (afgerond) bedrag van in 2014 € 1.377,- per maand (€ 2.816,- : € 2.866,- x € 1.401,-) en in 2015 € 1.048,- per maand (€ 2.577,- : € 2.627,- x € 1.068,-) . Het aandeel van de vrouw stelt de rechtbank vast op (afgerond) in 2014 € 24,- per maand (€ 50,- : € 2.866,- x € 1.401,-) en in 2015 € 20,- per maand (€ 50,- : € 2.866,- x € 1.401,-).
De zorgkorting
De rechtbank volgt wat betreft de hoogte van die zorgkorting de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Uitgaande van de beperkte regeling geldt het laagste zorgkortingspercentage van 15 %. Nu het aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen in 2014 € 1.401,- per maand bedraagt en in 2015 € 1.068,- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting in 2014 € 210,- per maand en in 2015 € 159,- per maand .
Aldus gerekend resteert een door de man in 2014 tot 1 januari 2015 aan de vrouw te leveren bijdrage in de kosten voor de kinderen van € 1.167,- (€ 1.377,- minus de zorgkorting van € 210,-) per maand, ofwel € 389,- per kind per maand. Voormelde bijdrage acht de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven en zal zij toewijzen.
Aldus gerekend resteert een door de man in 2015 aan de vrouw te leveren bijdrage in de kosten voor de kinderen van € 889,- (€ 1.048,- minus de zorgkorting van € 159,-) per maand, ofwel € 296,- per kind per maand. Voormelde bijdrage acht de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven en zal zij toewijzen met ingang 1 januari 2015.
Voor de berekening van de verdeling van de kosten van de kinderen, verwijst de rechtbank naar de aangehechte berekeningen.