ECLI:NL:RBOVE:2015:5719

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 november 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
96-279292-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onduidelijke tenlastelegging en gebrek aan bewijs in hondenpoepzaak

In de zaak voor de Rechtbank Overijssel, sector Kanton te Enschede, is op 23 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het niet opruimen van hondenuitwerpselen op een openbare plaats. De verdachte had een strafbeschikking ontvangen van € 140, vermeerderd met administratiekosten, voor een gedraging die plaatsvond op 11 maart 2014 te Hengelo. De tenlastelegging volgde de tekst van de strafbeschikking, maar bleek onduidelijk en niet goed onderbouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de tekst van de tenlastelegging niet overeenkwam met de feiten zoals deze in het proces-verbaal waren vastgelegd.

Tijdens de zitting heeft de verdachte haar verweer toegelicht, waarbij zij stelde dat haar hond last had van maagklachten en dat zij niet in staat was om de uitwerpselen op te ruimen voordat de verbalisant haar aansprak. De kantonrechter heeft de officier van justitie gevraagd naar de relatie tussen de tenlastelegging en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Hengelo 2014. De officier van justitie concludeerde dat de tenlastelegging en de APV goed op elkaar aansloten, maar de kantonrechter was van mening dat de tenlastelegging onduidelijk was en niet voldoende bewijs bood voor de beschuldiging.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen bewijs was voor de beschuldiging zoals die in de tenlastelegging was geformuleerd. De kantonrechter heeft de strafbeschikking vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde gedraging. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en is openbaar gemaakt op 23 november 2015.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Sector Kanton Enschede
Parketnummer : 96-279292-14
Volgnummer : 33
Uitspraak : 23 november 2015
De kantonrechter te Enschede heeft het volgende schriftelijk vonnis gewezen in de strafzaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , Joegoslavië
wonende aan de [adres] ,
De kantonrechter te Enschede;
gezien de in het strafdossier aanwezige stukken;
gelet op het onderzoek ter openbare terechtzitting van 9 november 2015
gehoord de officier van justitie in zijn vordering;
gelet op hetgeen door de verdachte ter verdediging is aangevoerd;

Overweegt:

Verdachte heeft een strafbeschikking gedateerd 31 maart 2014 gekregen van € 140 vermeerderd met € 7 administratiekosten voor een gedraging die in de strafbeschikking is aangeduid als: als eigenaar of houder van een hond er niet voor zorgen dat deze hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op; een andere (dan) door het College aangewezen plaats.
Daartegen heeft verdachte tijdig verzet ingediend.
Volgens de oproeping als bedoeld in artikel 257f, derde lid, Wetboek van Strafvordering is haar ten laste gelegd dat
zij, op of omstreeks 11 maart 2014, te Hengelo, als eigenaar of houder van een hond er niet voor heeft gezorgd dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdeed op een andere dan door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats, te weten het Kastanjeplein;
(Artikel 2:58 lid 1 sub c Algemene Plaatselijke Verordening Hengelo
2014)
Het proces-verbaal vermeldt als locatie: Kastanjeplein binnen een als zodanig aangeduide bebouwde kom., een weg zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
De verbalisant verklaart:
“Ik bevond mij in burger aan de Kastanjeplein te Hengelo, waar wij belast waren met een honden controle. Ik heb mij ongevraagd gelegitimeerd als buitengewoon opsporingsambtenaar. Ik zag dat op bovengenoemde locatie een hond poepte op een ander dan door het College aangewezen plaats namelijk op het trottoir en dat de verdachte de uitwerpselen niet opruimde. Dat de verdachte eigenaar van deze hond was bleek mij uit dat de verdachte verklaarde dat dit haar hond was. ”
Verdachte heeft in haar verzetschrift gesteld
“1. Mijn hond heeft eens in de zoveel tijd last van maagklachten. Dit uit zich heel erg in overgeven en diarree. Uiteraard mag u dit van mij na vragen bij dierenkliniek Beekzicht te Hengelo. Normaal heb ik voldoende zakjes bij mij. Ik had het al 3 keer opgeruimd, de 4e keer dat mijn hond zich ontdeed gebeurde het bij mij aan de overkant, ik was van plan om nog wat zakjes op te halen om het alsnog op te ruimen aangezien ik de hele buurt hier ken en geen slechte naam wil. Helaas gaf deze handhaver mij geen kans om het alsnog op te ruimen en wou meneer niet naar mijn verhaal luisteren.

2. Overlast werd ook niet aangegeven als reden om mij te verbaliseren. De gemeente heeft niet of niet afdoende op de ontstane situatie gereageerd en heeft volhard in het van bovenaf opleggen van 'spelregels' en gebieden, met als gevolg dat ik me als burger niet serieus behandeld voel en zelf ga bepalen wat in een bepaalde situatie voor mij en mijn hond zinvol is en wat niet. Omdat er op het moment van verbalisering helemaal niemand in de buurt was en er van overlast

geen sprake was, lijkt mij dat het uitdelen van een bekeuring onnodig is geweest.
3.De bestuurlijke strafbeschikking van € 140,- plus € 7,00- administratiekosten vind ik buitenproportioneel hoog. Er was geen enkele sprake van gevaarzetting of mogelijke overlast. Een regel in de APV moet een doel dienen en datzelfde geldt voor de handhaving ervan. Het doel van een bekeuring is het voorkomen en/of terugdringen van gevaar en/of overlast en dat was hier niet het geval.”
Ter zitting heeft verdachte dit verweer herhaald en nader toegelicht.
De kantonrechter heeft er ter zitting op gewezen dat artikel 2.58 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hengelo 2014 als volgt luidt.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
a. op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;
b. op een voor het publiek toegankelijke en
kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
c. op een andere door het college aangewezen plaats.
2 […]
De kantonrechter heeft de officier van justitie gevraagd hoe de tekst van dit eerste lid, in het bijzonder wat daarin onder c staat zich verhoudt tot de in de tenlastelegging genoemde tekst.
De officier van justitie heeft na enige nadenken geantwoord dat de tekst van de tenlastelegging en de tekst van de APV naar haar mening goed op elkaar aansluiten. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van de strafbeschikking en tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en tot het opleggen van een boete van € 140.
De kantonrechter heeft bepaald na twee weken schriftelijk vonnis te wijzen om één en ander nog eens rustig te kunnen overdenken. Hij overweegt nu als volgt.
De APV Hengelo 2014 verbiedt kort gezegd dat een hond poept op het trottoir. Dat is bepaald in artikel 2.58, eerste lid onder a APV Hengelo 2014. De verbalisant geeft aan dat hij zag dat de hond poepte op het trottoir. Betrokkene erkent dat. Het dossier geeft dus alle aanleiding tot het opleggen van een strafbeschikking voor overtreding van dit artikel, eerste lid onder a. En na het instellen van verzet tegen de opgelegde strafbeschikking, tot het ten laste leggen van overtreding van dit artikel, eerste lid, onder a. De kantonrechter kan niet inzien hoe dat anders had kunnen aflopen dan met een bewezenverklaring.
Niettemin heeft de verbalisant een proces-verbaal opgesteld waarin hij stelt dat hier sprake is van een overtreding van artikel 2.58, eerste lid onder c en zo is na het gedane verzet ook door de officier van justitie aan verdachte ten laste gelegd.
Die tenlastelegging lijkt het woordje “een” te missen tussen “dan” en “door”. Door de ingewikkelde zinsconstructie is de kantonrechter ook na ampele overweging niet duidelijk wat voor soort plaatsen het College zou hebben aangewezen volgens de steller van de tenlastelegging. Waren dat nu plaatsen waar juist wel of juist niet gepoept kon worden? Hoe dan ook, de tenlastelegging gaat uit van een door het College aangewezen plaats. Zo een plaats is er niet, althans de officier van justitie heeft geen besluit genoemd waarin er één staat en de kantonrechter is ook ambtshalve (en na kennisname van www.overheid.nl) niet bekend met enig uitvoeringsbesluit van het College.
De conclusie kan er maar één zijn, namelijk dat verdachte wordt vrijgesproken.

Rechtdoende:

Vernietigt de opgelegde strafbeschikking;
Spreekt verdachte van de tenlastegelegde gedraging vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en op 23 november 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.