In de zaak voor de Rechtbank Overijssel, sector Kanton te Enschede, is op 23 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die een strafbeschikking had ontvangen voor het niet opruimen van hondenuitwerpselen. De verdachte had verzet aangetekend tegen deze strafbeschikking, die was opgelegd op 18 mei 2015, en betwistte de beschuldiging. De tenlastelegging stelde dat de verdachte op of omstreeks 1 mei 2015 in Hengelo, als eigenaar van een hond, niet had gezorgd dat deze hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op een door het college aangewezen plaats. De kantonrechter heeft de zaak behandeld tijdens een openbare zitting op 9 november 2015, waar de officier van justitie en de verdachte hun standpunten hebben toegelicht.
De kantonrechter overwoog dat de tekst van de tenlastelegging niet duidelijk was en dat er geen bewijs was dat de hond daadwerkelijk had gepoept op de aangewezen plaats. De verbalisant had in zijn proces-verbaal verklaard dat hij had gezien dat de hond poepte, maar de verdachte ontkende dit en stelde dat er alleen was geplast. De kantonrechter merkte op dat de tenlastelegging een cruciaal woord miste, waardoor het onduidelijk was welke plaatsen door het college waren aangewezen. Bovendien was er geen bewijs dat er een besluit van het college bestond waarin dergelijke plaatsen waren aangewezen.
Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid en bewijs. De opgelegde strafbeschikking werd vernietigd en de verdachte werd van de tenlastegelegde gedraging vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en is openbaar gemaakt op 23 november 2015.