ECLI:NL:RBOVE:2015:5680

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
08/760211-14 en 08/760212-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift inzake beslag op voorwerpen van het merk Michael Kors

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 16 december 2015 een beschikking gegeven op een klaagschrift van klaagster, een onderneming die zich richt op de verkoop van goederen van het merk Michael Kors. Het klaagschrift betreft een beslag dat op 18 november 2014 is gelegd op voorwerpen van het merk Michael Kors, welke in beslag zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar diefstal en heling. Klaagster stelt dat zij de rechtmatige eigenaar is van de in beslag genomen goederen en verzoekt om teruggave. De officier van justitie heeft echter aangegeven dat de goederen aan anderen, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], moeten worden teruggegeven, omdat zij de goederen op het moment van inbeslagname in hun bezit hadden.

De rechtbank heeft de procedure behandeld op openbare zittingen op 28 oktober en 16 december 2015. Tijdens deze zittingen zijn de standpunten van klaagster en de officier van justitie besproken. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggave aan de andere belanghebbenden en heeft haar rechtmatige eigendom van de goederen benadrukt. De officier van justitie heeft echter gesteld dat er onvoldoende bewijs is dat klaagster de rechtmatige eigenaar is, en dat het beslag om strafvorderlijke redenen moet worden gehandhaafd.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de aangifte van diefstal door klaagster en de verklaringen van de belanghebbenden, heeft de rechtbank geconcludeerd dat klaagster een betere rechtspositie heeft dan de andere belanghebbenden. De rechtbank heeft daarom besloten dat het klaagschrift gegrond is en dat de in beslag genomen voorwerpen aan klaagster moeten worden teruggegeven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter van de raadkamer, mr. B.W.M. Hendriks, in aanwezigheid van de griffier H.J. ter Haar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760211-14 en 08/760212-14
Klaagschriftnummer: 15/774
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, op grond van artikel 116, derde lid, Sv in verbinding met artikel 552a Sv van:
[klaagster] ,
gevestigd in [plaats] , [adres] ,
verder te noemen: klaagster.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 17 september 2015, is diezelfde dag op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend door de heer [vertegenwoordiger klaagster 1] , security manager bij [klaagster] voornoemd, namens klaagster.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag op de voorwerpen van het merk Michael Kors, zoals vermeld op de als bijlage aan deze beschikking gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over:
- het voornemen van de officier van justitie om de hiervoor bedoelde inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan klaagster te doen teruggeven, te weten aan [belanghebbende 1] , geboren [geboortedag] 1977, wonende te [woonplaats] , [adres] en [belanghebbende 2] , geboren [geboortedag] 1984, eveneens wonende te [woonplaats] , [adres] .
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 28 oktober 2015 en 16 december 2015. In verband met de gewijzigde samenstelling van de raadkamer is met toestemming van de officier van justitie en klaagster de behandeling op 16 december 2015 hervat in de stand waarin het onderzoek op 28 oktober 2015 werd geschorst.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie en de heren [vertegenwoordiger klaagster 1] en [vertegenwoordiger klaagster 2] als vertegenwoordigers van klaagster gehoord.
De belanghebbenden [belanghebbende 3] , wonende te [woonplaats] , [adres] en de hiervoor genoemde [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] zijn behoorlijk opgeroepen maar telkens niet verschenen.
De raadkamer heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen de verdachten, [belanghebbende 3] , [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] voornoemd, in welke strafzaak de inbeslagneming heeft plaatsgevonden.
De raadkamer heeft ook kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de door de officier van justitie opgestelde schriftelijke reactie op het onderhavige klaagschrift, op 2 december 2015 ingekomen ter griffie van deze rechtbank;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van deze rechtbank op 28 oktober 2015;
  • een op het klaagschrift van 17 september 2015 door klaagster ingediend vervolg-klaagschrift gedateerd 23 november 2015.

2.De standpunten van klaagster en de officier van justitie

Standpunt van klaagster
Klaagster maakt bezwaar tegen het voornemen van de officier van justitie om de hiervoor bedoelde inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan klaagster te doen teruggeven, te weten aan [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] voornoemd als degenen onder wie de goederen op 18 november 2014 inbeslaggenomen zijn.
Klaagster stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat zij als rechtmatige eigenaar van de in beslag genomen goederen dient te worden aangemerkt en verzoekt om die reden teruggave van de goederen.
Standpunt officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie luidt samengevat dat vooralsnog onvoldoende is komen vast te staan dat klaagster en niet de beslagenen als rechthebbende op de goederen moet worden aangemerkt. Gelet daarop dient het beslag wegens het voortduren van strafvorderlijk belang te weten het belang van de waarheidsvinding, te worden gehandhaafd en dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De rechtbank dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van die voorwerpen moet worden beschouwd.
Klaagster maakt bezwaar tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan aan haar te doen teruggeven.
Klaagster verzoekt teruggave aan haar van de in beslag genomen voorwerpen op gronden die in het klaagschrift nader zijn omschreven en die als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
Feiten en omstandigheden
Op 18 november 2014 is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de hiervoor bedoelde voorwerpen.
Overwegingen
Klaagster stelt rechthebbende te zijn op de inbeslaggenomen voorwerpen en wenst deze terug te krijgen. De officier van justitie heeft aangegeven voornemens te zijn om deze terug te geven aan anderen dan klaagster, te weten aan [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] als degenen onder wie de goederen op 18 november 2014 inbeslaggenomen zijn. De officier is aldus kennelijk van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen teruggave zoals ook is aangegeven in de schriftelijke reactie van de officier van justitie op het klaagschrift. Volgens de hoofdregel van artikel 116 Sv wordt het inbeslaggenomen voorwerp dan teruggegeven aan de degene onder wie het inbeslaggenomen is, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De raadkamer dient in de onderhavige zaak dan ook de vraag te beantwoorden of die ander, te weten klaagster, redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt (vgl. HR 15 april 2003, LJN AF3104).
De raadkamer beantwoordt die vraag als volgt.
Uit het door de officier van justitie bijgevoegde dossier van de strafzaak is gebleken dat op 17 juni 2014 door [vertegenwoordiger klaagster 1] namens [klaagster] , gevestigd te [plaats] , aangifte is gedaan van diefstal c.q. verduistering van een grote hoeveelheid goederen van het merk Michael Kors. Kort nadat deze goederen op het bedrijf waren binnengekomen, bleek dat op Facebook en Marktplaats.nl goederen van het merk Michael Kors voor ongeveer de helft van de marktwaarde te koop werden aangeboden door de hiervoor genoemde [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] . De goederen waren volgens aangeefster op dat moment nog nergens geleverd en kunnen dus niet op legale wijze in de handel zijn gekomen. Bij doorzoeking van de woning van genoemde personen is door de politie een grote hoeveelheid goederen van het merk Michael Kors in beslag genomen.
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] zijn hierop aangehouden ter zake heling van de bij [klaagster] gestolen/verduisterde goederen.
De verdachten [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] hebben - zakelijk wergegeven - verklaard dat de onder hen in beslag genoemde goederen niet aan hen toebehoorden, maar dat zij deze slechts in consignatie verkochten voor de hen bekende [belanghebbende 3] , wonende te [woonplaats] aan de [adres] .
Ook diens woning is doorzocht waarbij eveneens nieuwe en zich nog in de originele verpakking bevindende kleding van het merk Michael Kors is aangetroffen.
[belanghebbende 3] is hierop aangehouden ter zake diefstal/heling van de bij [klaagster] gestolen/verduisterde goederen.
Gelet op het bovenstaande kunnen zowel [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] , als degenen onder wie het beslag is gelegd, als vermeend rechthebbende en daardoor als belanghebbende met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen worden aangemerkt.
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] zijn op 25 september 2015 in die hoedanigheid aangeschreven en opgeroepen voor de terechtzitting van de raadkamer op 28 oktober 2015. Op die zitting is de behandeling aangehouden omdat was verzuimd ook genoemde [belanghebbende 3] als belangherbbende op te roepen. Vervolgens zijn genoemde personen aangeschreven en opgeroepen voor de zitting van de raadkamer op 16 december 2015, waarbij hen door de officier van justitie voorts is gewezen op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na dagtekening een klaagschrift in te dienen bij de griffie van de rechtbank tegen het beslag en het voortduren van het beslag.
Ter raadkamerzitting van 16 december 2015 zijn bovengenoemde personen, hoewel dus behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Voorts is door hen geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zich op grond van artikel 552a, eerste lid Sv schriftelijk te beklagen over de inbeslagneming en het voortduren daarvan.
Blijkens mededeling van de officier van justitie hebben genoemde [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] verklaard afstand te doen van de goederen waarvan is vastgesteld dat die van diefstal afkomstig zijn. Genoemde [belanghebbende 3] heeft met betrekking de in beslag genomen voorwerpen geen verklaring tegen over de politie willen afleggen en heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Namens klaagster is gesteld dat de goederen met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid aan [klaagster] toebehoren, nu Michael Kors de verkooppunten van de goederen selecteert waardoor de markt is afgeschermd en derden zoals in dit geval [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] , het merk niet nieuw te koop kunnen aanbieden.
Al het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, brengt de raadkamer in het kader van de door haar te maken belangenafweging ter beantwoording van de vraag wie als rechthebbende op de in beslag genomen goederen kan worden aangemerkt, tot het oordeel dat aan klaagster - hoewel niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat zij juridisch eigenaar is van de goederen - een betere rechtspositie dient te worden toegedeeld dan aan genoemde belanghebbenden [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] . De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook het feit dat laatstgenoemden, hoewel daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, niet hebben of kunnen willen aantonen op welke wijze zij in het bezit zijn gekomen van de goederen en evenmin op enigerlei wijze kenbaar hebben gemaakt als rechthebbende daarop aanspraak te willen maken.
Dit in aanmerking nemende acht de raadkamer teruggave van de in beslag genomen goederen aan klaagster redelijk en maatschappelijk verantwoord.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan klaagster teruggegeven moeten worden.

6.De beslissing

De raadkamer
  • verklaart het klaagschrift gegrond;
  • gelast dat de op de aan deze beslissing te hechten lijst gearceerde voorwerpen worden teruggegeven aan klaagster.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2015.