ECLI:NL:RBOVE:2015:5677

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
08.206627-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en mishandeling na geweldsincident in Enschede

Op 22 december 2015 heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een geweldsincident op 26 april 2014, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een persoon, aangeduid als [slachtoffer 1], van het leven te beroven door hem met een bierfles op het hoofd te slaan en hem te trappen terwijl hij op de grond lag. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van een tweede slachtoffer, [slachtoffer 2]. Tijdens de zitting op 10 december 2015 heeft de officier van justitie, mr. G.C. Pol, een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de getuigen zorgvuldig gewogen. Aangever [slachtoffer 1] had verklaard dat hij de verdachte herkende als de dader, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenning onvoldoende betrouwbaar was. De rechtbank merkte op dat de herkenning door [slachtoffer 1] en zijn vriendin, [naam 1], niet verankerd was in andere wettige bewijsmiddelen en dat er twijfels bestonden over de wijze waarop de herkenning tot stand was gekomen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van zowel poging tot doodslag als mishandeling. De vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.206627-14 (P)
Datum vonnis: 22 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , door hem met een bierfles op het hoofd te slaan en hem terwijl hij op de grond lag te trappen en op het hoofd te stampen, dan wel hem daarmee heeft geprobeerd ernstig te verwonden..
feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] door hem (met een bierflesje) te slaan en te trappen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 26 april 2014 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
-
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben getrapt en/of geschopt op/tegen de buik, althans in/op/tegen het lichaam, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een (bier)fles heeft/hebben geslagen in/op/tegen het gezicht/hoofd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen, en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) heeft/hebben getrapt en/of geschopt in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of de borst, althans het lichaam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] buiten bewustzijn raakte en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] buiten bewustzijn was) meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) heeft/hebben gestampt op het hoofd/gezicht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat:

hij op of omstreeks 26 april 2014 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
-
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben getrapt en/of geschopt op/tegen de buik, althans in/op/tegen het lichaam, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een (bier)fles heeft/hebben geslagen in/op/tegen het gezicht/hoofd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen, en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) heeft/hebben getrapt en/of geschopt in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of de borst, althans het lichaam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] buiten bewustzijn raakte en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] buiten bewustzijn was) meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) heeft/hebben gestampt op het hoofd/gezicht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 26 april 2014 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] )
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen met een (bier)flesje op/tegen het hoofd, althans het lichaam en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geschopt en/of getrapt op/tegen het lichaam en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

5.1
Inleiding
Op vrijdag 25 april 2014 omstreeks 23.00 uur bevond [slachtoffer 1] zich samen met een aantal vrienden op het H.J. van Heekplein te Enschede.
Tussen [slachtoffer 1] en een andere man ontstond onenigheid in verband met gemorst bier. Ook andere mensen bemoeiden zich hiermee, maar het bleef bij een woordenwisseling en het gooien van bier.
Toen [slachtoffer 1] enkele uren later vanuit de binnenstad, samen met zijn vriendin [naam 1] en vriend [slachtoffer 2] , in de richting van zijn woning liep zag hij ineens dat er enkele mannen te voorschijn kwamen. Eén van hen riep tegen [slachtoffer 1] : “Ken je me nog”. [slachtoffer 1] herkende die man als degene waarmee hij eerder die avond een woordenwisseling had gehad. Direct daarna nam die man een aanloop en trapte [slachtoffer 1] met een zogenoemde high-kick
tegen de buik waardoor [slachtoffer 1] ten val kwam. Toen [slachtoffer 1] opstond sloeg de man hem met
een bierflesje op zijn hoofd. [slachtoffer 1] viel weer op de grond en werd toen door de mannen tegen zijn hoofd en borst geschopt waardoor [slachtoffer 1] buiten bewustzijn raakte.
Door een toevallig passerende ambulance werd [slachtoffer 1] voor onderzoek naar het ziekenhuis vervoerd.
[slachtoffer 1] deed op 1 mei 2014 aangifte van wat hem was overkomen en vertelde toen dat
hij aan het hoofd enkele verwondingen had opgelopen. Ook had hij een hersenschudding, veel hoofdpijn en gekneusde ribben.
Ook door [slachtoffer 2] werd op 1 mei 2014 aangifte gedaan. [slachtoffer 2] had ook een jongen horen vragen: “Ken je me nog?” Direct daarna voelde hij een harde klap op zijn linkerslaap, die met een bierfles zou zijn toegebracht. [slachtoffer 2] zag dat zijn vriend [slachtoffer 1] inmiddels op de grond lag en dat de jongen, die [slachtoffer 2] geslagen had, naar [slachtoffer 1] liep en de bierfles op het hoofd van [slachtoffer 1] kapot sloeg. Daarna werd [slachtoffer 1] door verschillende jongens getrapt. Ook [slachtoffer 2] werd nog een keer geschopt.
Door aangever [slachtoffer 1] en zijn vriendin is op Facebook gezocht naar degene die [slachtoffer 1] had mishandeld. Zij hebben op Facebook een foto van verdachte gevonden en hebben beiden verklaard dat zij verdachte herkenden als de jongen die [slachtoffer 1] had getrapt en met een bierfles had gelagen.
Verdachte heeft ontkend dat hij degene is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Hij heeft verklaard dat hij wel op het H.J. van Heekplein is geweest die avond, maar dat hij omstreeks middernacht naar zijn vriendin in Gronau is gegaan en daarna met haar naar het Theaterhotel in Almelo is gegaan. Dit wordt door zijn vriendin bevestigd.
Verdachte heeft verklaard dat hij wel de persoon is die op de foto is te zien die door aangever [slachtoffer 1] en [naam 1] aan de politie ter beschikking is gesteld.
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de herkenning van verdachte door aangever [slachtoffer 1] en zijn vriendin [naam 1] . De officier van justitie acht deze herkenningen betrouwbaar en voldoende gesteund door ander bewijsmateriaal.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een alibi heeft voor het tijdstip waarop het ten laste gelegde zich voltrok en dat de wijze waarop verdachte door aangever [slachtoffer 1] en zijn vriendin is herkend ondeugdelijk is, althans met bijzondere terughoudendheid dient te worden beoordeeld. Bovendien is de herkenning niet verankerd in andere wettige bewijsmiddelen.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Vast staat dat aangever [slachtoffer 1] op 26 april 2014 op zeer ernstige wijze is mishandeld. Ook aangever [slachtoffer 2] is die nacht mishandeld. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte deze mishandelingen heeft (mede)gepleegd.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij van een vriend had gehoord dat [naam 2] betrokken was geweest bij de ruzie op het Van Heekplein. Aangever heeft toen de facebookpagina van [naam 2] opgezocht en tussen diens facebookvrienden herkende hij verdachte als de persoon waarmee hij ruzie had gehad op het Van Heekplein en door wie hij later is mishandeld. Verdachte heeft een foto gemaakt van de betreffende facebookpagina. Ook [naam 1] heeft verdachte op basis van deze foto tussen de facebookvrienden van [naam 2] herkend als de jongen met wie aangever [slachtoffer 1] op het Van Heekplein ruzie had en die hem later heeft mishandeld. Verdachte heeft verklaard dat hij degene is die op de deze foto is te zien.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze herkenningen dat op basis van het dossier - met name gelet op wat getuige [naam 1] bij gelegenheid van haar verhoor door de rechter-commissaris heeft verklaard [1] – bepaald niet kan worden uitgesloten dat die zijn gedaan terwijl [slachtoffer 1] en [naam 1] samen achter de computer zaten. Op welke wijze de herkenningen door beiden tot stand zijn gekomen en op welke wijze zij elkaar daarbij mogelijkerwijs hebben beïnvloed kan door de rechtbank niet worden gecontroleerd, zoals bij bijvoorbeeld een zogenaamde foslo-fotoconfrontatie wel het geval is.
In dat licht bezien acht de rechtbank van belang dat verdachte van de betreffende foto op Facebook door aangever [slachtoffer 2] juist niet wordt herkend en dat de signalementen die door andere getuigen worden gegeven weinig eenduidig of specifiek zijn.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen door [slachtoffer 1] en [naam 1] onvoldoende betrouwbaar zijn en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal om ze voor het bewijs te gebruiken. Dat verdachte eerder die avond wel op het H.J. van Heekplein aanwezig is geweest en genoemde [naam 2] kent levert niet, ook niet in samenhang met de betreffende herkenningen, het vereiste wettig en overtuigende bewijs op dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de mishandelingen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 1] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.585,92, bestaande uit een bedrag van € 585,92,- aan materiële schade en een bedrag van € 1000,- aan immateriële schade.
Ook [slachtoffer 2] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.100,-, bestaande uit immateriële schade.
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moeten in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard nu de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 en 2 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
benadeelde partijen
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en mr. S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.

Voetnoten

1.Proces-verbaal verhoor van getuige [naam 1] op 5 juni 2015, losbladig, blad 2: (…) via de Facebookaccount van die persoon zijn