ECLI:NL:RBOVE:2015:5658

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
08.760130-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, bezit van harddrugs en verzet tegen de politie

Op 22 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte heeft op 11 juni 2015 in Deventer een telefoon weggenomen van een bekende, waarbij hij deze heeft bedreigd en hardhandig bij de keel heeft gepakt. Daarnaast had hij op 17 juni 2015 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder speed en XTC, in zijn bezit. Bij zijn aanhouding heeft de verdachte zich verzet tegen de politie en hen beledigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen en gedurende de proeftijd in een instelling voor begeleid wonen te verblijven. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn leven te beteren door middel van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760130-15 (P)
Datum vonnis: 22 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in PI Almelo, locatie De Karelskamp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2015 en 8 december 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging aan de verdachte luidt, dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2015 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Alcatel One Touch Pro) en/of rookwaar, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens)
- de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben dichtgedrukt en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] met zijn hoofd tegen de verwarming heeft/hebben gedrukt
en/of (vervolgens)
- bovenop die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze hem en/of zijn kop kapot zouden maken;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2015 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 224,89 gram speed, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 17 juni 2015 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,36 gram (XTC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 17 juni 2015 te Deventer, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] , werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten handhaven
openbare orde en het verlenen van noodhulp en/of in die hoedanigheid belast met de aanhouding van verdachte, door zich los te trekken en/of te rukken en/of door zijn lichaam in
tegengestelde richting te bewegen;
5.
hij op of omstreeks 17 juni 2015 te Deventer opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), [hoofdagent 1] (hoofdagent) en/of [hoofdagent 2] (hoofdagent), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: wat is dit voor kankerzooi, stelletje kankermongolen, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken dan wel op de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die in de voetnoten zijn genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat terzake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- aangifte [slachtoffer] , met bijlage; [2]
- proces-verbaal van bevindingen; [3]
- proces-verbaal onderzoek verdovende middelen; [4]
- rapport van het Nederlandse Forensisch Instituut; [5]
- proces-verbaal van aanhouding; [6]
- verklaring van verdachte. [7]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet vast is komen te staan dat er tussen verdachte en de andere twee personen die ten tijde van het feit in de woning van aangever [slachtoffer] aanwezig waren, van een nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest. De rechtbank acht aldus niet bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd en zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
4.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 juni 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Alcatel One Touch Pro), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
- die [slachtoffer] heeft geduwd en vervolgens
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en vervolgens
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en vervolgens
- die [slachtoffer] met zijn hoofd tegen de verwarming heeft gedrukt
en vervolgens
- bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij hem en/of zijn kop kapot zou maken;
2.
hij op 17 juni 2015 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 224,89 gram speed, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 17 juni 2015 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,36 gram XTC, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 17 juni 2015 te Deventer, zich met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten handhaven openbare orde en het verlenen van noodhulp en in die hoedanigheid belast met de aanhouding van verdachte, door zich los te trekken en/of te rukken en door zijn lichaam in tegengestelde richting te bewegen;
5.
hij op 17 juni 2015 te Deventer opzettelijk ambtenaren, [hoofdagent 1] , hoofdagent, en
[hoofdagent 2] , hoofdagent, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: wat is dit voor kankerzooi, stelletje kankermongolen, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 180, 266, 267 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
3
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4
het misdrijf: wederspannigheid
5
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de door Tactus Verslavingszorg geadviseerde (bijzondere) voorwaarden, waaronder de bijzondere voorwaarde dat verdachte klinisch zal worden behandeld.
De verdediging heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf voor de duur van het reeds ondergane voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de (bijzondere) voorwaarden zoals door Tactus Verslavingszorg is geadviseerd. De verdediging heeft verder verzocht de klinische opname te beperken tot een maximale duur van zes maanden om verdachte te motiveren de behandeling te verkiezen boven het uitzitten van de onderliggende gevangenisstraf van kortere duur. De verdediging heeft verder verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen en verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen.
7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal, waarbij hij van een bekende een telefoon heeft weggenomen nadat hij deze heeft bedreigd en onder meer hardhandig bij de keel heeft gepakt. De omstandigheid dat dit feit zich in de woning van die bekende, een voor hem veilige omgeving, heeft plaatsgevonden, wordt verdachte zwaar aangerekend. Verdachte heeft verder een hoeveelheid XTC en een grote hoeveelheid speed aanwezig gehad. Van de speed heeft verdachte verklaard dat hij deze wilde verkopen om geld te kunnen verdienen, terwijl het verdachte bekend moet zijn dat harddrugs een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Tenslotte heeft verdachte zich bij zijn aanhouding tegen twee verbalisanten verzet en heeft hij hen beledigd.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Verdachte is in november 2014 wegens het plegen van een tasjesroof tot een jeugddetentie veroordeeld. Verder is hem door de rechtbank bij vonnis van
22 december 2014 wegens het plegen van zedendelicten en vermogensdelicten een PIJ-maatregel opgelegd. Het gerechtshof heeft dit vonnis in hoger beroep bij arrest van 22 april 2015 vernietigd en heeft verdachte tot een jeugddetentie met (bijzondere) voorwaarden, waaronder de voorwaarde van reclasseringstoezicht, veroordeeld. Verdachte is in mei 2015, ruim een maand na de start van het reclasseringstoezicht in laatstbedoelde zaak voor de onderhavige feiten aangehouden.
Zowel de psychiater, G.C.G.M. Broekman, als de psycholoog, K.T.E. Zászlós, respectievelijk op 25 november 2015 en 1 december 2015, heeft met betrekking tot de diefstal met geweld en het aanwezig hebben van speed een rapport opgemaakt. Uit de rapportages komt naar voren dat verdachte een door de jaren heen getraumatiseerde en hierdoor pedagogisch en affectief beschadigde jongeman is. Verdachte is gediagnosticeerd met een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van cannabisafhankelijkheid en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens gelet op de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en afhankelijke trekken. Verder is er sprake van alcoholmisbruik. Op basis van het verslavingsgedrag en de persoonlijkheidsontwikkeling van betrokkene afgezet tegen de aanzienlijke doorwerking van de stoornis in de hiervoor bedoelde ten laste gelegde feiten, is het advies van de deskundigen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Volgens de deskundigen overziet verdachte in onvoldoende mate de gevolgen van zijn risicovol handelen in conflicten, met zijn agressieve gedrag tot gevolg. Adequate copingvaardigheden in stressvolle situaties zijn nauwelijks bij hem aanwezig en er is nauwelijks sprake van beschermende factoren. Vooral de cannabisafhankelijkheid en het alcoholmisbruik waren belangrijke risicofactoren voor het gedrag. Op basis van verdachtes (chronische) persoonlijkheidsproblematiek en zwakke emotionele en maatschappelijke ontwikkeling, wordt de kans op recidive door de deskundigen daarom als hoog ingeschat.
De prognose met betrekking tot de verdere ontwikkeling van verdachte wordt niet gunstig geacht. Een duidelijke en voorspelbare omgeving met structuur en begrenzing is voor verdachte van belang, met een behandeling die is gericht op zijn verslavingsgedrag en op het grip krijgen op de negatieve impulsen vanuit zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Om de kans op herhaling te voorkomen, is van belang dat verdachte in verband met zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek een intensieve behandeling krijgt geboden in een forensische verslavingskliniek voor jong volwassenen met aansluitend een intensief resocialisatieprogramma. De kans dat verdachte anders steeds verder derailleert in een uitzichtloos bestaan met veel criminaliteit wordt als zeer groot ingeschat. Er wordt gedacht aan de Piet Roordakliniek alwaar gestart wordt met een korte gesloten behandeling waarna een doorstroming naar een besloten afdeling plaatsvindt en verdachte vervolgens de mogelijkheid krijgt om gedurende een jaar in een beschermde woonvorm te resocialiseren.
Blijkens het rapport van Tactus Verslavingszorg van 3 december 2015 toont verdachte zich wisselend gemotiveerd om mee te werken aan een behandeltraject. Ter zitting van 8 december 2015 heeft hij uitdrukkelijk aangegeven wel gemotiveerd te zijn. Tactus acht een strafrechtelijk kader noodzakelijk om verdachte aan de voorwaarden te houden. De reclassering adviseert, net als de psycholoog en de psychiater, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden meldplicht, het volgen van een klinische behandeling met daarop gevolgd een ambulante behandelverplichting. Verdachte is reeds aangemeld voor een klinische behandeling bij de Piet Roorda Kliniek, maar op de zitting van 8 december 2015 was nog niet bekend wanneer verdachte daar terecht zou kunnen. De klinische behandeling zal minimaal zes maanden en maximaal vierentwintig maanden gaan duren.
Bij de bepaling van de straf worden in beginsel de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Voor een diefstal met geweld, rekening houdend met recidive, wordt in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van zes tot acht maanden als richtlijn genomen. De rechtbank acht de omstandigheid dat het feit zich in de woning van het slachtoffer heeft afgespeeld, strafverhogend. Ten aanzien van het voorhanden hebben van de grote hoeveelheid speed zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten met betrekking tot de in- en uitvoer van harddrugs, waardoor een gevangenisstraf van een aantal maanden uitgangspunt zal zijn.
Gelet op het voorgaande, de overige bewezenverklaarde feiten, de persoon van verdachte, verdachtes justitiële documentatie en de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan een fors voorwaardelijk deel van acht maanden passend. Deze voorwaardelijke straf heeft als doel verdachte in de toekomst er van te weerhouden strafbare feiten te plegen en om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te kunnen leggen. De rechtbank acht het zowel voor de beveiliging van de maatschappij als voor verdachtes toekomst van groot belang dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft. De rechtbank zal daarbij de periode van de klinische behandeling op minimaal zes en maximaal twaalf maanden bepalen. Deze beperktere duur biedt verdachte meer uitzicht op de resocialisatiefase die zal volgen en zal hem mogelijk motiveren de behandeling af te maken. Om het resultaat van de klinische behandeling te laten beklijven en de resocialisatie te laten slagen, acht de rechtbank in navolging van de adviezen van de psycholoog en psychiater, het van cruciaal belang dat na de klinische opname een woonvoorziening beschikbaar is waarin verdachte wordt begeleid met praktische zaken. Daarbij ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd te bepalen op drie jaren, zodat verdachte voor een langere periode door de reclassering kan worden begeleid en gevolgd. Het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling wordt gezien de resterende duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt
hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de genoemde strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Tactus Verslavingszorg;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte zich na uitnodiging zal melden bij Tactus Reclassering. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich zal laten opnemen in een Forensische Verslavingskliniek Kliniek de Piet Roorda of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. De IFZ indicatie is reeds aangevraagd door Tactus Reclassering. De klinische behandeling zal minimaal 6 maanden en maximaal 12 maanden gaan duren;
  • stelt als
  • stelt als
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. M. Van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Politie Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, onder dossiernummer PL0600-2015400700, opgemaakt op (d.d.) 14 augustus 2015.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met bijlage, pagina 93 t/m 99.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 113 t/m 114.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 116 t/m 120.
5.Rapport van het NFI, d.d. 14 september 2015, opgemaakt door ing. A.G.A. Spong.
6.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 128 t/m 130.
7.De door verdachte ter terechtzitting van 8 december 2015 afgelegde bekennende verklaring.