7.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking waarbij de rechtbank als uitgangspunt heeft genomen dat, met inachtneming van de (zeer) beperkte strafbaarheid van verdachte, een behandeling van verdachtes stoornissen en problematiek dringend noodzakelijk wordt geacht.
De deskundige Van der Weegen vreest zonder behandeling van verdachte voor recidive, omdat verdachte niet in staat is zich neer te leggen bij de situatie. Verdachte zou volgens de deskundige Van der Weegen baat kunnen hebben bij een intensieve klinische forensische behandeling, waarbij goede persoonlijkheidsdiagnostiek en het instellen van medicatie onderdeel van behandeling zijn. De behandeling zal zich moeten richten op zowel de waanstoornis, de zwakbegaafdheid als de vermoedelijke persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. De behandeling zal vermoedelijk langdurig moeten gaan worden en dwangmedicatie zal vermoedelijk deel uit moeten maken van een dergelijke behandeling.
Behandeling lijkt alleen zinvol te kunnen zijn indien de behandelaar de mogelijkheid heeft om dwangmedicatie op te leggen, hetgeen slechts mogelijk is binnen het kader van een maatregel ex artikel 37 Sr of een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De deskundige Van der Weegen acht advisering tot een maatregel ex artikel 37 Sr niet mogelijk vanwege de ingeschatte lange behandelingsduur en omdat geen uitspraak kan worden gedaan over de toerekeningsvatbaarheid. Het adviseren van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging lijkt volgens de deskundige Van der Weegen geen optie, aangezien nog geen sprake is van een ultimum remedium, nu verdachte nog niet eerder adequaat is behandeld.
Blijkens de rapportage van de deskundige Maksimovic geeft het gebruik van HKT-30 het beeld van een hoog recidiverisico - ingeval van een bewezenverklaring - vanwege de zwaarte van het toestandsbeeld en het ontbreken van beschermende factoren buiten de hulpverlening. Het recidiverisico is volgens de deskundige Maksimovic afhankelijk van verdachtes toestandsbeeld. Indien verdachte goed is ingesteld op medicatie, voldoende structuur en begeleiding krijgt, geen middelen gebruikt en gedoseerde druk op hem wordt gelegd is het recidiverisico laag. Het recidiverisico zou hoog zijn bij het wegvallen van de externe structuur (en ondersteuning) om zich aan behandelvoorschriften te houden. Beschermende factoren zullen gelegen zijn in de medicatie en de steun en structuur die verdachte dient te krijgen.
Gelet op de onzekerheid omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid is het voor de deskundige Maksimovic moeilijk om een exact interventieadvies, aangezien niet valt uit te sluiten dat de doorwerking van verdachtes psychose in de tenlastegelegde feiten volledig geweest. In dat geval zou volgens de deskundige Maksimovic een maatregel van plaatsing in een forensisch psychiatrische instelling ex artikel 37 Sr aangewezen zijn.
De rechtbank is op grond van het bepaalde in artikel 37 Sr van oordeel dat de maatregel van plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis niet aan hem kan worden opgelegd, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet kan worden volstaan met (onder meer) oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals de verdediging heeft bepleit. De rechtbank overweegt daartoe dat er, gelet op de conclusies van beide deskundigen, van moet worden uitgegaan dat het toestandsbeeld van verdachte ongewijzigd is en dat verdachte op basis daarvan niet in staat zal kunnen zijn om zich te houden aan de hem opgelegde voorwaarden, zodat uitvoering van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden als illusoir en onuitvoerbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten ontkent, geen ziekte-inzicht toont en zich (tot voor kort) niet bereid heeft getoond een behandeling te volgen en vrijwillig medicatie in te nemen. De omstandigheid dat verdachte zich daartoe ter terechtzitting van 26 november 2015 wel bereid heeft verklaard doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af, nu verdachte bij die bereidverklaring een slag om de arm heeft gehouden in die zin dat hij alleen behandeling van een arts ‘van buiten’ accepteert waarbij hij niet heeft uitgelegd wat daaronder moet worden verstaan. Verder kan uit de verklaring van verdachte niet worden afgeleid dat hij intrinsiek is gemotiveerd om behandeling te ondergaan. De rechtbank legt het verzoek van de reclassering (vervat in het Reclasseringsadvies d.d. 19 november 2015) om de behandeling van de zaak aan te houden ten behoeve van het opstellen van een maatregelrapport daarom terzijde.
De rechtbank legt het verzoek van de reclassering (vervat in het Reclasseringsadvies d.d. 19 november 2015) om de behandeling van de zaak aan te houden ten behoeve van het opstellen van een maatregelrapport daarom terzijde.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, het navolgende. Uit de conclusies van beide deskundigen leidt de rechtbank af dat verdachte dringend behandeling nodig heeft in een dwingend kader en dat die behandeling langdurig zal moeten zijn. Hoewel verdachte niet eerder is behandeld en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege in beginsel als ultimum remedium dient te gelden, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de aard en ernst van de stoornissen van verdachte en het door de deskundigen ingeschatte hoge recidivegevaar indien verdachte niet wordt behandeld, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen thans oplegging eist van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte met een bevel tot verpleging van overheidswege.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege moet naar het oordeel van de rechtbank aan de verdachte duidelijk maken dat een gedwongen behandeling van zijn stoornis en problematiek dringend noodzakelijk en onontkoombaar is, alvorens hij (mogelijk) op verantwoorde wijze kan terugkeren in de samenleving.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank acht in dit geval, naast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, oplegging van een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk. De rechtbank is zich ervan bewust dat sprake is van zeer ernstige feiten. Verdachte heeft te midden van winkelend publiek zijn ex echtgenote van het leven willen beroven en heeft haar met de dood bedreigd om haar geld afhandig te maken. Zulke feiten veroorzaken in het algemeen grote maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De feiten hebben directe grote nadelige lichamelijke en psychische gevolgen gehad voor in de eerste plaats het slachtoffer, maar ook haar kinderen, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring. Daarin heeft zij geschreven dat verdachte meerdere malen bekend heeft gemaakt dat hij niet zal rusten tot zij dood is. Zij is ervan overtuigd dat hij haar zal vermoorden als hij vrijkomt.
Het gedrag van verdachte is des te beangstigender nu hij zich, terwijl (één van) zijn kinderen erbij aanwezig was/waren, het slachtoffer met een mes heeft bedreigd en later heeft neergestoken. Algemene ervaringsregels wijzen uit dat ook op veel langere termijn een negatieve invloed op het dagelijks leven van het slachtoffer ten gevolge van deze traumatische ervaringen niet wordt uitgesloten.
Bij de bepaling van de straf worden in beginsel de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor ‘poging doodslag’ zijn geen oriëntatiepunten opgesteld. Bij de bepaling van de hoogte van de straf zal de rechtbank naast de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan in dit geval vooral rekening houden met de persoon van verdachte, die in zeer beperkte mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Verdachte heeft dringend behandeling nodig.
De rechtbank acht het van belang dat de behandeling van verdachte zo snel mogelijk zal aanvangen en verzoekt de officier van justitie daartoe de mogelijke en/of noodzakelijke stappen te (doen) ondernemen. De rechtbank ziet in de noodzaak om de behandeling van verdachte zo snel mogelijk te laten beginnen aanleiding om in dit geval de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het tot en met heden door verdachte ondergane voorarrest.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank tevens acht geslagen op:
- een Reclasseringsadvies betreffende verdachte d.d. 19 november 2015, opgemaakt door de stichting Leger des Heils;
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 5 november 2015.